B.D.-Nr. 2321

Aanleg – Drijfveer in het voorstadium

De aanleg van de mens ontslaat hem er niet van, zich voor zijn handelen en denken te moeten verantwoorden. Want elk mens staat kracht en genade ter beschikking om elke slechte aanleg de baas te worden, als hij dit maar wil. Bovendien heeft de ziel in de belichaming als mens karakteristieke eigenschappen meegenomen, die ze heel goed in haar vroegere vormen af had kunnen leggen en nu als mens heeft ze die taak opgedragen gekregen, die met haar huidige aanleg overeenkomt. Dat wil zeggen dat de ziel de mogelijkheid gegeven wordt om succesvol uit de strijd tegen deze aanleg tevoorschijn te komen.

Maar steeds moet wat dat betreft de vrije wil werkzaam worden en God sterkt deze ook overeenkomstig de instelling ten opzichte van Hem. Als de mens de wil opbrengt om God om hulp te vragen in de strijd tegen zichzelf, tegen de eigen zwaktes en fouten, dan stroomt de mens ook de kracht toe, om zich daarvan vrij te maken.

Er is weliswaar een zwaardere strijd nodig, die de mens echter niet bespaard kan blijven, omdat de ziel in het voorstadium de haar gestelde grenzen overschreden had. Dat wil zeggen dat het geestelijke, dat al in een losser gemaakte vorm verbleef, dit losser maken tot de laatste grens, die hem gesteld was, gebruikte. Het bracht de drijfveer tot op zekere hoogte tot de grootste ontplooiing, die het nu in de belichaming als mens weer moet onderdrukken, wat een grotere wilskracht vereist.

Het geestelijke zou zich in het voorstadium net zo goed hebben kunnen beheersen, dus de hem gestelde grenzen niet volledig uitgebuit hoeven te hebben, wat nu een minder zware strijd voor de opwaartse ontwikkeling ten gevolge gehad zou hebben. Maar steeds is in de levensomstandigheden met deze aanleg rekening gehouden, waar het wezen overeenkomstig zijn aanleg, ook de mogelijkheden heeft om deze de baas te worden. De mens moet schijnbaar wel harder strijden, maar nooit wordt iets onmogelijks van hem verlangd, omdat hem altijd onbeperkt kracht en genade ter beschikking staat, maar deze door hem zelf gevraagd moet worden, omdat de ziel voorheen de haar toegekende vrijheid op de verkeerde manier gebruikt heeft en dit haar niet van haar verantwoordelijkheid ontheft.

Amen

Vertaald door: Peter Schelling

Deze openbaring is niet opgenomen in de themaboekjes.