B.D.-Nr. 2261
Het verblijf in de vaste vorm is onnoemelijk kwellend, want het geestelijke voelt de dwang en kan zich daar niet uit bevrijden. Maar de weerstand tegen God is in dit geestelijke zo sterk, dat een andere uiterlijke vorm deze nooit zou kunnen breken en zodoende wordt de vaste vorm, het gesteente in de meest veelvoudige soorten, het geestelijke als omhulsel gegeven, net zo lang, tot de weerstand gebroken is en het wezenlijke daarin ertoe bereid is om de weg over de aarde met dienen af te leggen. Pas deze bereidwilligheid levert het wezenlijke een verlichting op. Namelijk een losser maken van zijn uiterlijk omhulsel en dus een iets minder vaste uiterlijke vorm. Zodoende is het aan het wezenlijke zelf overgelaten hoe lang hij in deze kwelling wil smachten, want alleen zijn wil maakt het vrij. Zijn wil verandert de kwellende toestand in een draaglijker toestand.
Dat deze vaste vormen een zo eindeloos lange bestaansduur hebben, ligt alleen aan de weerspannigheid van het in hem aanwezige geestelijke, dat zijn toestand te allen tijde zou kunnen veranderen, wanneer het deze weerstand tegen God op zou willen geven. Bijgevolg hoeft dit geestelijke geen onverdiend lijden te dragen, want het is zelf de veroorzaker van zijn kwellingen door zijn verkeerde wil. En God kent deze wil en heeft het daarom in die uiterlijke vorm ingelijfd, die met zijn weerspannige wezen overeenkomt. Het wezenlijke, dat sneller zijn weerstand tegen God opgeeft, bewoont vooral zulke steensoorten, die sneller ontbinden. Dat wil zeggen die als gevolg van natuurrampen of aardse erupties steeds weer uiteengeslagen worden en daarom het in zich aanwezig zijnde geestelijke in korte tijd vrijgeven.
De weerspannigheid van het wezen is God van eeuwigheid af bekend en de gehele ontwikkelingsgang is hem daarom eveneens voorgeschreven, om welke reden niets wezenlijks een onverdiende toestand moet verdragen, maar al naar gelang zijn instelling ten opzichte van God door het uiterlijke omhulsel omgeven is, dat zijn wil moet veranderen, ofschoon dit ook pas na ondenkbaar lange tijd het geval is.
En zo’n kwellend verblijf zal het lot van talloze nu nog de aarde bewonende mensen zijn, die door hun volledige liefdeloosheid elk recht verspelen om in geestelijke vrijheid te leven, dat wil zeggen werkzaam te mogen zijn. Hen werd duizenden jaren lang de weg gewezen en de mogelijkheid gegeven om zich deze geestelijke vrijheid te verwerven, maar ze misbruikten in het laatste stadium van hun ontwikkeling opnieuw hun vrije wil en moeten daarom ook opnieuw deze eindeloos lange weg naar de bevrijding afleggen, want het is hun eigen wil en het nieuwe verblijf stemt alleen maar met hun handelen en denken in de volste liefdeloosheid op aarde overeen.
Amen