B.D.-Nr. 2247
In een wereld van spotters en godslasteraars zal de waarheid zich moeilijk een weg kunnen banen, want ze ontkennen al het goddelijke en dus ook de waarheid, die van God komt. Maar het is toch de plicht van elk mens, die zelf in de waarheid staat en deze dus erkent, om daarvoor op te komen. Zelfs tegenover degenen, die de waarheid steeds willen bestrijden. Want tegenover hen van de waarheid af te wijken, zou hetzelfde betekenen als de tegenstander van de waarheid ter wille te zijn. De waarheid zal steeds bestreden worden, want deze komt van boven. Maar de materieel ingestelde mensen willen enkel dat erkennen, wat van beneden komt. Wat van de wereld is en dat zal steeds in strijd met de waarheid zijn.
Als nu de waarheid op aarde verspreid moet worden, dan mag haar vertegenwoordiger op geen enkele manier de wereld liefhebben en hij mag de mensen, die hem willen hinderen bij het verspreiden van de waarheid, niet vrezen, maar hij moet liever afstand doen van aardse voordelen en bereid zijn om zijn leven op te geven, dan de waarheid te verzwijgen of tegen zijn overtuiging in te spreken.
Dit is wel een eis, die niet zo gemakkelijk vervuld kan worden. Het lichamelijke leven van de mens is nog te waardevol, dan dat hij het op zou willen geven ter wille van de waarheid, die door de medemensen niet begeerd, maar eerder afgewezen wordt. En toch stelt God deze eis, zodra Hij de mensen waardig bevonden heeft om de waarheid van Hem te ontvangen. Het herkennen van de zuivere waarheid verplicht hen ook om deze door te geven en de onwetenden kennis te geven van het werkzaam zijn van God. En als dit geschenk van de kant van de mens vijandelijk tegemoet getreden wordt, dan moet de mens niet timide worden en angstig spreken of zwijgen, maar ook daar zonder vrees daar voor de waarheid opkomen, waar de heersende macht een zwijgen eist. Want waar de mens voor opkomt, is immers God Zelf.
En nooit mag de wetende mens God verloochenen, wat hij echter zou doen, als hij van de waarheid afwijkt. Dat wil zeggen als hij tegen beter weten in iets zegt, wat niet met de waarheid overeenkomt. Of hij duldt het zonder tegenspraak, dat de onwaarheid verspreid wordt, als hij deze als zodanig erkent. Zodra de mens God verloochent, wordt hij krachteloos. Als hij daarentegen voor de waarheid opkomt, zal hem ook kracht toestromen om tegen elk vijandelijk weerwoord stand te houden. En hij zal overwinnaar blijven van de spotters en godslasteraars, die alleen maar de leugen gunstig gezind zijn en daarom steeds de waarheid zullen bestrijden.
Amen