1589 Over hen die onvrijwillig voortijdig zijn gestorven - Hiernamaals

31 augustus 1940: Boek 25

Het onverdiende noodlot van hen die tegen hun wil ten offer moesten vallen aan onrechtvaardig optreden van met haat vervulde volkeren, zal niet ongewroken blijven, want er moet rechtvaardige vergelding plaatsvinden wanneer zielen, door de schuld van mensen, vóór de hun toegestane tijd van genade van de belichaming op aarde worden omgebracht en dus niet zo rijp kunnen worden als bij een lange levensduur mogelijk is. Het is een onverdiende verkorting van het leven op aarde, die hun weliswaar bevrijding brengt uit de vorm, maar die hen in een onrijpe toestand het hiernamaals laat binnengaan. De ziel kan nu alleen maar naar haar toestand van rijpheid worden bedeeld: ze moet de sferen binnengaan die overeenkomen met haar graad van rijpheid. Maar het is duidelijk dat zo'n beëindiging van het menselijk leven vanuit een zekere dwangpositie zijn genoegdoening moet krijgen, want er kan niets ongewroken blijven wat onrechtvaardig is voor God. Want het is niemand toegestaan over het leven van een medemens te beschikken. Maar van de andere kant moet aan de ziel van de mens de mogelijkheid worden gegeven, de op aarde onderbroken eigen verlossing in het hiernamaals voort te kunnen zetten. En daarom wordt juist aan diegenen die voortijdig uit het leven zijn heengegaan, een rijk arbeidsveld in het hiernamaals toegewezen, zodat hun wil alleen goed hoeft te zijn om overeenstemmend met het aardse leven de toestand van hun ziel te verbeteren. Wordt de ontwikkelingsgang van de ziel door andermans schuld onderbroken, dan staan voor het wezen in het hiernamaals de meest ondenkbare mogelijkheden open om toch nog de toestand van rijpheid te kunnen bereiken, wanneer slechts de wil hieraan beantwoordend actief is en het wezen naar God verlangt.

Toch is juist bij iemand die voortijdig uit het leven is heengegaan het gevaar zeer groot dat de ziel zich niet kan losmaken van de aardse sfeer, daar ze deze heeft verlaten voordat ze de hang naar de materie, naar alle aardse vreugden, kon overwinnen. En het gevaar is zeer groot dat ze de gelegenheden in het hiernamaals niet benut omdat ze nog te zeer aan de aarde is gebonden, maar zij zelf haar wil moet opofferen, net als in het leven op aarde, om nu de gang van de positieve ontwikkeling te kunnen gaan. Haar wil kan ook nu niet met geweld naar omhoog worden gericht. Het staat de ziel vrij, net als op aarde, zich uit eigen aandrang naar omhoog te wenden, of ook naar de diepte, ofschoon talloze lichtwezens zich voor zo'n ziel inzetten.

Diegenen echter, die de schuld hebben aan het vroege sterven van een mens, zal het leven in geestelijk opzicht weinig resultaat opleveren, want ze maken door deze schuld de omhulling van hun eigen ziel dikker en de bevrijding uit zo'n omhulling is uiterst moeilijk, dus zal de mens onuitsprekelijk moeten strijden, wil hij zich van deze grote schuld bevrijden. En de toestand van zijn ziel zal een zeer lage zijn als ook hij het leven op aarde verlaat, en in het hiernamaals zal hij zijn schuld bitter moeten bekopen.

Amen

Vertaald door: Gerard F. Kotte

Deze openbaring is opgenomen in het volgende themaboekje:
Themaboekje Titel Downloaden
N2 Terugkeer naar God Deel II ePub   PDF   Kindle  

Downloads

Download-aanbod voor boek _book
 ePub  
 Kindle  
  Meer downloads

Deze openbaring

 als MP3 downloaden  
Afdrukvoorbeeld
 Kladschriften

Translations