1467 Verspreiding van het woord van God – De ziel is onvolmaakt

11 juni 1940: Boek 24

Het is de geestelijke verbondenheid onder elkaar, die jullie steunt in jullie streven naar de hoogte. U moet alles doorgeven wat u ontvangt en zo werken voor de Heer. De bekendmakingen van boven worden daardoor verspreid en ze zullen ook daar, waar men er verlangen naar heeft, met vreugde aangenomen worden. Het is uitermate leerzaam om deze bekendmakingen in ontvangst te nemen, want de mens zal binnen gevoerd worden in een kennis, die volledige opheldering verschaft over het heersen en werkzaam zijn van God in het gehele universum en het geestelijke leven van Zijn schepselen.

En wanneer de mens zich nu voorstelt, dat alleen de oneindige liefde van God hem zulke kennis geeft, dan moet hij eveneens hetgeen hem gegeven is in liefde doorsturen naar deze medemensen, die behoefte aan de waarheid hebben en er naar hongeren. Daarom brengt God Zelf Zijn schepselen zo samen, zodat iedereen die missie uitvoert, die God Zelf bepaalt.

Zijn mensenkind, dat Hem dienen wil, moet vaak de geest uit God in zich laten spreken en daarom ook alles doen om hetgeen hem toegestuurd wordt, door te geven. Ze moeten een ongewone redenaarsgave ontwikkelen en steeds hun gedachten naar God toekeren, dan worden ze duidelijk in hun gedachten geleid en ze kunnen dus onbezorgd onderwijzend optreden, want het is hun wil om God te dienen.

En de ware godsdienst bestaat hierin, dat Zijn woord verspreid wordt en zo ingang vindt onder de mensheid. Dit heerlijke woord, de grootste genadegave van de Heer, moet in dankbaarheid in ontvangst genomen worden, als het ook dat effect op het mensenkind moet hebben, dat hem door God toebedacht is. En deze kracht uit zich, doordat de mens tot inzicht komt, als hij zich, met de intentie de waarheid te leren kennen, aan het goddelijke woord wijdt.

Het overdragen van de waarheid uit God zal een moeilijk werk voor de mensen zijn. Hun staat echter wel veel geestelijke ondersteuning ter beschikking. En het zal blijken, dat al deze bekendmakingen buitengewoon veel makkelijker in het menselijke hart binnendringen, dan het boek van de Vader, dat weliswaar veel wijsheid in zich bevat, maar een sterke reiniging nodig heeft en dat dus diens kracht gemakkelijk verloren gaat, wat uit de oneindig vele toevoegingen, die enkel en alleen mensenwerk zijn, te herkennen is.

Wanneer nu de onderwijzende mens op aarde tegen weerstanden te strijden heeft, die hem hinderen bij het doorgeven van het goddelijke woord, dan moet hij van tevoren kracht putten uit dit heiligste woord. Hij moet zich zo veel mogelijk vrij proberen te maken van zulke leringen, die hem nog niet voldoende verklaard werden. En proberen alles, wat al geestelijk eigendom was, in overeenstemming te brengen met hetgeen hem geboden werd, maar datgene, wat zich hiermee niet laat verenigen kan hij gerust laten vallen als iets, wat tot nog toe niet opgehelderd is. Hij mag dus het leven in de belichaming als mens niet als het begin van het aardse leven beschouwen, maar hij moet weten, dat zijn ziel al een eindeloos lange weg gegaan is en de goddelijke genade haar nu de mogelijkheid geeft om dat te worden, wat haar bestemming is: tot een kind van God.

Pas de verklaring over de ziel en haar opdracht geeft volledige opheldering over de noodzaak van alle gebeurtenissen in de wereldgeschiedenis, want anders zou de gewelddadige scheiding van de ziel van het lichaam een ongehoorde wreedheid van goddelijke zijde betekenen of een ongelijke vormgeving van de ziel veronderstellen, die de goddelijke Schepper de mensen bij de geboorte meegeeft, wat echter weer als onrechtvaardig ervaren zou kunnen worden.

Er kunnen buitengewoon verkeerde conclusies getrokken worden, als de gang van de ziel, die ze al afgelegd heeft, niet ingezien wordt en dan kan ook de zuivere waarheid niet aan de mensen, die niet van plan zijn om deze leer van de langzame ontwikkeling van de ziel tot aan de belichaming als mens aan te nemen, gegeven worden. Hun kan nooit opheldering gegeven worden over de eigenlijke bestemming van de schepping en het doel van het aardse leven.

Want wat God in de mens legt, wat Hij Zelf geschapen heeft, is volmaakt. Maar iets volmaakts heeft geen opdracht meer nodig om tot de hoogte te geraken, want het volmaakte heeft de hoogte al bereikt. Dus vanwaar zou de gang door het aardse leven zijn, wanneer het wezen, de ziel, al volmaakt is?! Maar de ziel, die zich in de mens belichaamt, is ver van de volmaaktheid verwijderd, dus niet zo van God uitgegaan, zoals ze aan het begin van de belichaming geaard was. Derhalve moet ze van tevoren al een gang over de aarde afgelegd hebben en de mens moet juist daarover onderricht worden, omdat pas dan de opdracht van de mens op aarde begrijpelijk voor hem wordt.

Daarom moet de leer, die de mensen van boven aangeboden wordt en die pas een zuiver beeld geeft van het belang van het leven op aarde en de toestand van de menselijke ziel voor de belichaming, zonder bezwaar aangenomen worden. En deze kennis moet verspreid worden en de leer moet zonder aarzelen als waarheid aangenomen worden en de mensen zullen dan hun verantwoordelijkheid in het aardse leven herkennen en hun leven in overeenstemming met de goddelijke wil vormgeven.

Amen

Vertaald door: Peter Schelling

Deze openbaring is niet opgenomen in de themaboekjes.

Downloads

Download-aanbod voor boek _book
 ePub  
 Kindle  
  Meer downloads

Deze openbaring

 als MP3 downloaden  
Afdrukvoorbeeld
 Kladschriften

Translations