1392 Genade van de belichaming als mens

25 april 1940: Boek 23

De belichaming van de wezens is een genade van een enorme betekenis en toch wordt het veel te weinig als zodanig herkend. En juist die onwetendheid is er de oorzaak van, dat de tijd van de belichaming in het laatste stadium, waar de mens verstand en denkvermogen gegeven werd om hierover na te denken en dus het voordeel uit het juiste denken te halen, niet goed gebruikt wordt.

Het is niet de eigen verdienste van het wezen deze rijpheidsgraad bereikt te hebben, die nu de belichaming als mens toelaat. Deze rijpheidsgraad is veeleer ook een genadeschenking van de goddelijke Schepper, Wiens liefde voor Zijn schepselen dezen weer naar Zich toe zou willen trekken. Het is deze buitengewoon grote liefde, die het scheppingswerk tot stand heeft gebracht, juist ter wille van de vele wezens, die zich door de schepping tot een bepaald niveau kunnen ontwikkelen.

Maar zonder goddelijke hulp zou dit niet mogelijk zijn. Daarom doet God het wezen Zijn gehele liefde toekomen, doordat Hij het in die toestand plaatst, zodat het zich tot de hoogste rijpheid kan ontwikkelen en het wezen zich voor dit doel als mens mag belichamen om nu alle middelen en toewijding van de kant van de eeuwige Godheid in ontvangst te kunnen nemen en het te kunnen gebruiken. God geeft de mens onbeperkt alles, wat hem omhoog helpt. Als mens kan het wezen elke hulp in ontvangst nemen, dus de goddelijke genadeschenking zal nooit ophouden of het wezen in beperkte mate toegestuurd worden, zolang het op aarde verblijft.

Weliswaar heeft de liefde van God het wezen al voor de tijd van de belichaming als mens verzorgd. Maar dit wezen had noch verstand, noch denkvermogen om de goddelijke liefde te kunnen herkennen, terwijl de mens door Gods genade in staat is om de eindeloze liefde van God te herkennen en dus ook de duidelijke genade begrijpt, die door de belichaming het wezen toegestuurd wordt.

Het is voor de mensen op aarde niet mogelijk om Gods liefde in haar gehele diepte te begrijpen, maar dat de mens zelfs maar in staat is te denken, is één van de grootste bewijzen van liefde van de Heer. Want het denken is al een teken van goddelijke kracht. Als het wezen in staat is om te denken, kan het zich in verbinding stellen met zijn Schepper. Als het deze verbinding nastreeft, dus in contact komt met het hoogste Wezen, kan het zich op aarde al tot het hoogste lichtwezen ontwikkelen. Dus God geeft hem Zelf de mogelijkheid om zich volgens Zijn wil te ontwikkelen.

En dat, dat God het wezen het hoogste aanbiedt, is een genadegeschenk van een ontzettende betekenis: de mogelijkheid om een kind van God te kunnen worden. En dat Hij hun daartoe alle middelen in de hand geeft. Dus het wezen steeds opnieuw genade verleent, enkel om deze terug te winnen en het voor eeuwig Zijn kind te kunnen noemen. Hij gaat in Zijn liefde zelfs zo ver, dat Hij de genaden ook degenen, die niet bewust naar deze genaden verlangen, aanbiedt, doordat Hij Zijn boden opdraagt licht te brengen, ofschoon niet naar dit licht verlangd wordt.

Deze genade is niet in zijn volle omvang te beseffen, want Hij geeft de mensen iets, dat het grootste verlangen vooropstelt. Hij wijst Zijn boden aan om dit verlangen in de mensen op te wekken en Hij is zichtbaar werkzaam om de onwetenden kennis te geven van Zijn eindeloze liefde. En dit werkzaam zijn is genade. Genade, die al degenen, die hun verstand en denkvermogen gebruiken om het doel van hun bestaan te doorgronden toegestuurd wordt. God is dezen met Zijn genade nabij, opdat de belichaming als mens hun de grootste verlossing brengt. Opdat de belichaming op aarde tot het hoogste doel leidt, tot de volkomen bevrijding uit de vorm.

Amen

Vertaald door: Peter Schelling

Deze openbaring is niet opgenomen in de themaboekjes.

Downloads

Download-aanbod voor boek _book
 ePub  
 Kindle  
  Meer downloads

Deze openbaring

 als MP3 downloaden  
Afdrukvoorbeeld
 Kladschriften

Translations