1002 Ongeloof aanleiding voor het wereldgebeuren – Laatste uitstel – Kaders

11 juli 1939: Boek 19

Nog nooit is de nood op aarde zo groot geweest, dat de eeuwige Godheid zich genoodzaakt zag tot een in zo’n mate gewelddadig ingrijpen, dat de mensheid in aards opzicht een onnoemelijke ellende ten deel zal vallen. Hoe ongeloviger ze haar weg bewandelt, des te harder zal ze door deze ingrepen getroffen worden, want alleen dit ongeloof is de oorzaak van al het lijden. Dit is immers de laatste mogelijkheid om de mensen op een bepaalde manier opvoedkundig te beïnvloeden. Waar men dan ook nog met gesloten ogen aan al het leed en rampspoed voorbijgaat zonder aan de Heer te denken, is elke hulp voor de ziel onmogelijk.

De diepste eenzaamheid en verlatenheid laat de mens pas beseffen, dat één of ander doel aanleiding voor zijn bestaan op aarde is. En pas dan zal de gedachtegang juist geleid worden, wanneer het het streven van de mens is om zijn doel op aarde na te komen. Wat voorheen zijn gemoed bezighield, was aards en dus volledig nutteloos. Pas in de toestand van inzicht is de directe inwerking van geestelijke kracht in zoverre herkenbaar, dat nu alles vorm en leven krijgt, wat de mens tot nog toe slechts vaag via de gedachten trof.

Maar in tijden van het diepste ongeloof is het denken van de mens veel eerder geneigd om plezier te hebben in oppervlakkige, onbelangrijke dingen. En de mens streeft er steeds naar om de korte tijd op aarde zo goed mogelijk aards te benutten, maar alle geestelijke gedachten te verwerpen en daarom hebben de geestelijke krachten weinig invloed op zulke mensen.

Waar nu al hun moeite zonder succes blijft, waar de mens volledig buiten het geestelijke werkzaam zijn staat, is het nu noodzakelijk om middelen aan te wenden, die wel onnoemelijke ellende opleveren, maar niet geheel zonder succes zijn en daarom zullen de gebeurtenissen op aarde, die zichtbaar de vergankelijkheid van aardse goederen alsook van het lichamelijke leven te kennen geven, van dag tot dag toenemen.

De mens wordt onophoudelijk de weg gewezen, die ze moeten gaan, maar deze weg zal hen niet begaanbaar lijken, omdat ze juist niet willen geloven. Ze zullen steeds weer hun wijze verklaringen en bedenkingen tegenover elke natuurramp en ook alle andere gebeurtenissen zetten, maar er nooit de vermaningen en waarschuwingen van de eeuwige Godheid in willen herkennen. En de vreemdste gebeurtenissen zijn, naar hun mening, heel natuurlijke verschijnselen, die kunnen worden verklaard door de natuurkrachten, waaraan geen buitengewone betekenis kan worden toegeschreven.

Een vaker voorkomende herhaling van zulke gebeurtenissen zal tot stand brengen, dat de mensheid er gewend aan raakt en zich hier steeds onverschilliger tegenover opstelt. En het onvermijdelijke gevolg daarvan is, dat de eeuwige Godheid nu overeenkomstig vreselijkere tekenen van Haar almacht en Haar werkzaam zijn aan de mensen geven zal, opdat de geheel verstokte mensen, die nog zwak van geloof zijn, dit als zending van boven herkennen en hun zielen redden, voordat het te laat is.

Zulke tekenen moeten weliswaar steeds binnen de grenzen van wat in de natuur mogelijk is toegestuurd worden om niet met dwang de wil van de mensen te beïnvloeden, maar de geweldige grootte van deze tekenen zullen toch menig mens tot denken aanleiding geven. En degenen, die tot dan toe zuiver wetenschappelijk bezig waren, zullen bij het zien van zulke gebeurtenissen, die aangrijpend en vernietigend in het aardse leven ingrijpen, zelfs achterdochtig worden, wanneer ze zullen beseffen, dat hun onderzoeken en uitkomsten niet standhouden en alle aardse berekeningen ongegrond blijken.

Want het werkzaam zijn van de Heer zal overal zichtbaar worden. Alle mensen zal het buitengewone van Zijn werkzaam zijn opvallen, maar het zal niet als zodanig herkend worden. De mensen zullen te zeer naar een verklaring zoeken, die met hun denken en willen overeenkomt en toch ook het ontoereikende van hun kennis herkennen.

Hun twijfel zal voor deze mensen waarlijk tot zegen zijn, omdat er een begin is tot geloof. Want degene, die er niet voor terugschrikt toe te geven, dat zijn kennis niet toereikend is om tot een verklaring te komen, probeert onwillekeurig, op een geestelijke manier achter een verklaring te komen en zal dan niet langer in onwetendheid of twijfel gelaten blijven, want hij zoekt immers de waarheid en is dus al heel dicht in de nabijheid van de juiste weg geraakt. Als hij dan enkel acht slaat op de opwellingen van zijn hart, zal hij spoedig tot de juiste kennis komen en dit zal zijn ziel tot voordeel strekken.

Er is de mensen nog een kort laatste uitstel verleend en toch zal de dag, dat de dood een grote oogst binnen zal halen, spoedig aanbreken en zalig zijn degenen, die acht slaan op alle tekenen en niet traag worden om aan de ziel te werken. Want God zoekt iedereen op en ook de grote komende gebeurtenis is weer enkel een bewijs van de eindeloze goddelijke liefde, die alle schepselen op aarde betreft en niets onbeproefd laat om deze schepselen te redden uit de hevige nood van de ziel._>Amen

Vertaald door: Peter Schelling

Deze openbaring is niet opgenomen in de themaboekjes.

Downloads

Download-aanbod voor boek _book
 ePub  
 Kindle  
  Meer downloads

Deze openbaring

 als MP3 downloaden  
Afdrukvoorbeeld
 Kladschriften

Translations