0864 Scheppingswerk – Vaste materie – Atmosfeer – Planten

15 april 1939: Boek 17

In het zichtbare scheppingswerk van God gaat alle kracht in zekere zin in de materie over en werkt daar tot opwekking van al dat, wat door de Schepper voor de opwaartse ontwikkeling bestemd is. Zodoende heeft de schepping juist enkel dit doel, dat de zich in haar bergende wezens zich vervolmaken. Hoe veelzijdiger de schepping nu door Gods liefde en almacht gevormd werd, des te groter is ook het aantal van de in haar belichaamde wezens. En nu zal ook de verklaring voor de talloze variaties in het goddelijke scheppingswonder te vinden zijn.

Het zal nu begrijpelijk zijn, dat in zulke veelsoortige scheppingen in de goddelijke schepping het wezen ook elke mogelijkheid heeft om zich in alle richtingen te ontwikkelen, zodat hem een zeker vermogen om zich aan te passen eigen moet zijn, op grond waarvan hij elke opdracht in elke belichaming kan vervullen. Zo zijn de geschapen constructies er door de goddelijke Schepper in zekere zin voor bestemd om allerlei eisen te stellen aan het wezen, dat naar opwaartse ontwikkeling streeft. In elk wezen zit de drang om de huidige vorm spoedig te verlaten en het wezen vervult daarom met toegenomen drang om actief te zijn elke hem opgelegde taak.

Het verblijf in elke vorm is, wat de tijd betreft, begrensd, echter wel van heel verschillende tijdsduur. De wezens worden vaak ongelooflijk lange tijd in de vaste materie verbannen en ze moeten tot hun bevrijding vaak de meest kwellende toestand verdragen, zodat ze met vurig verlangen wachten op hun bevrijding en zich dan meestal net zo lang in ongebonden toestand in de atmosfeer ophouden tot in hen de drang sterker wordt om de weg door de planten- en dierenwereld te gaan, die hen een vrij worden van alle materie garandeert.

Het verlangen om in de nabijheid van de aarde te komen, uit zich door allerlei soorten neerslag en zo komem de zich tot nog toe in de atmosfeer ophoudende wezens in directe verbinding met de aardbodem en ze dringen door deze bodem grassen, planten en bloemen binnen en nu begint dus de gang door de plantenwereld, die weer eindeloze tijden duurt. Echter wordt door talloze hervormingen het verblijf in elke vorm verkort en het wezen, dat zich daardoor in belangrijke mate vergroot heeft en in een steeds grotere vorm overgaat, gaat bij een zekere rijpheid in het dierenleven dezelfde opwaartse ontwikkeling doormaken.

Dit is van zo’n zwaarwegend belang en de kennis daarvan laat de goddelijke wijsheid dan vooral goed herkennen. De mens is nu pas in staat, nu hij zijn voorleven aan deze beschouwing onderwerpt, de verantwoordelijkheid te beseffen, die hij in het aardse leven draagt. Zodat deze eindeloos lange weg van zijn eerdere vormgeving niet volledig nutteloos gegaan werd, wat echter wel het geval zou zijn, als de mens niet de laatste opdracht, waar hij nu in het aardse leven voor geplaats is, eveneens vervult.

Te weten, dat de gehele voorgaande tijd voor niets door de geestelijke wezens, die zich dan tot één geheel, zijn ziel, verenigd hebben, doorleefd zou zijn, zou de mens met een verantwoordelijkheidsgevoel moeten vervullen, zodat hij zijn hele wil en alle kracht aanwendt om zijn opdracht op aarde eveneens geheel en al te vervullen en zijn ziel de definitieve bevrijding uit de materie te brengen.

Amen

Vertaald door: Gerard F. Kotte

Deze openbaring is niet opgenomen in de themaboekjes.

Downloads

Download-aanbod voor boek _book
 ePub  
 Kindle  
  Meer downloads

Deze openbaring

 als MP3 downloaden  
Afdrukvoorbeeld
 Kladschriften

Translations