0615 Geestelijk goed – Gedachten in hun uitwerking

12 oktober 1938: Boek 13

Probeer vandaag het geestelijk goed op te nemen, dat jou in alle eenvoud en zuiverheid gegeven zal worden.

Deze krachten, die zich al te zeer bezighouden met wereldse zaken, respectievelijk in het hiernamaals nog niet in staat zijn zich van de materie los te maken, worden zowel op aarde als in het hiernamaals niet gebruikt voor de vooruitgang van de ziel. Alle kracht, die op zo’n manier verspild wordt, keert weer terug naar de materie en versterkt deze in haar bestaan.

Om dit begrijpelijk voor je te maken, moet je weten, dat alle kracht toch geest is. Er wordt weer geestelijke kracht gegeven aan datgene, wat verminderd moet worden. De materie moet overwonnen worden, maar zo draagt de mens ertoe bij, dat de materie nieuwe geestelijke kracht toegestuurd wordt en zodoende aan stevigheid en duurzaamheid wint. Dit is het meest trieste van al het wereldse verlangen en vervullen hiervan.

Men moet zich voorstellen hoe al het geestelijke volgens Gods wil ter beschikking moest staan om zich langzamerhand zo te vormen, zodat het uiteindelijk tot de belichaming als mens toegelaten werd en dat deze kracht zich nu weer bevrijdt, maar met een tegenovergestelde uitwerking. Dat ze helpt om de macht van het kwaad te versterken, in plaats van hiertegen te strijden.

Wanneer jullie mensen zo naar jullie leven kijken en bedenken, hoezeer jullie je inspannen om aardse goederen bijeen te houden en hoe jullie vrezen voor elk aards verlies, hoe jullie daarentegen zo weinig zorgen voor het geestelijke, de ware rijkdom van de ziel, en hoe jullie onverschillig geen aandacht besteden aan dat grote verlies. Wanneer jullie eraan denken dat dit verloren goed ertoe veroordeeld is om dezelfde weg nogmaals af te leggen en dat het binnen jullie macht ligt om dit te verhinderen.

Het is moeilijk om jullie het begrip “geestelijk goed” duidelijk te maken, zolang jullie nog in wereldse boeien smachten. Alleen het zich verdiepen in het geestelijke wekt in jullie het begrip ervoor op, hoe geestelijke krachten tot uiting komen en hoe waardevol voor de eeuwigheid, voor de verlossing uit de diepe nacht, het werkzaam zijn van deze krachten kan zijn en hoe daarom alle aandacht erop gericht moet zijn om dit kostbaarste goed juist te gebruiken.

Elke gedachte van de mens is geestelijke kracht en zo valt daaruit al te begrijpen, dat elke gedachte naar boven gericht zou moeten zijn, als deze kracht volgens de bedoeling van God gebruikt moet worden, maar dat al het denken aan het aardse en in het bijzonder het verlangen daarnaar eveneens geestelijke kracht vereist, die echter niet volgens haar ware bestemming gebruikt wordt.

De mensen zouden bij goede wil zonder onderscheid hulp van boven krijgen, omdat de geestelijke kracht deze hulp zelf aantrekt. Maar juist steeds overeenkomstig de wil van de mens. Maar de tegenstander spant zich net zo in om het op haar gerichte geestelijke te grijpen om zichzelf te versterken. En elke inspanning van deze macht heeft succes, wanneer de mens zelf ten prooi gevallen is aan wereldse begeerten en al te zeer naar aards goed streeft, zodat een opgaan in het geestelijke uitgesloten is.

Zo is ook in dit opzicht het denken van de mens een buitengewoon verantwoordelijke zaak en het heeft dus al op aarde een gunstige of ongunstige uitwerking of de geestelijke kracht toe- of afneemt. Het geestelijk goed van degene, van wie de wil naar boven gericht is, zal toenemen, maar degene, die naar aardse goederen streeft, zal verliezen.

Amen

Vertaald door: Peter Schelling

Deze openbaring is niet opgenomen in de themaboekjes.

Downloads

Download-aanbod voor boek _book
 ePub  
 Kindle  
  Meer downloads

Deze openbaring

 als MP3 downloaden  
Afdrukvoorbeeld
 Kladschriften

Translations