Spiegazione al Nr. 8586
Non dovete mai temere degli insegnamenti errati, quando vi rivolgete a Me Stesso per il Chiarimento. E ve lo darò sempre, appena vi è qualcosa di incomprensibile, perché voi che dovete diffondere la Verità, anche voi stessi dovete poter confutare ogni obiezione, voi stessi dovete sapere come tutto è collegato, altrimenti non potreste essere veri rappresentanti della Verità. E così sapete anche, che ogni materia è dello spirituale legato, Forza spirituale che una volta è stata irradiata da Me come esseri e che non ha eseguito il proprio scopo, perché questi esseri si rifiutavano di diventare attivi secondo la Mia Volontà. Questo rifiuto ha avuto per conseguenza l’indurimento della sostanza spirituale, quindi si è raddensata, ed Io ho dato ora a questa sostanza delle forme. La sostanza indurita è diventata materia. Ma ora grazie alla Mia Potenza posso anche far sorgere la materia che non è passata attraverso il procedimento dell’indurimento della sostanza spirituale. Con la Mia Volontà posso raddensare la Forza spirituale in Forma, e l’ho fatto per creare una volta per Me Stesso un Involucro carnale, che però non doveva essere diversa da come quella di ogni uomo, solo che non proveniva dal regno del Mio avversario, ma veniva direttamente allacciata da Me alla sostanza spirituale della Creazione, che percorre bensì il cammino attraverso le Creazioni, che la materia deve percorrere, per svolgere le sue funzioni serventi e di svilupparsi così lentamente fino allo stadio in cui deve servire come dimora per un’anima. Ogni involucro carnale di un uomo si trova ancora nello stadio iniziale dello sviluppo, non è ancora spiritualizzato e deve quasi sempre ancora percorrere un cammino di sviluppo molto lungo dopo la morte dell’uomo, finché lui stesso si può celare in un corpo come appartenente ad un’anima. Il tempo di cui ora lo spirituale ha bisogno per poter servire come corpo ad un’anima, è stato concesso anche a questa Forza da Me raddensata, per fare il cammino attraverso la Creazione, prima che potesse servire da Forma esteriore all’Anima di Gesù. Perché quest’Anima aveva bisogno di un Corpo, che era precisamente costituito come ogni altro corpo d’uomo, perché Egli voleva spiritualizzare anche questo corpo ed anche perché Lui attraverso il suo Corpo Era esposto a tutti gli attacchi di spiriti immaturi, che attraverso il Corpo speravano di conquistare l’influenza sull’Anima. In fondo del fondo quindi la sostanza del Suo Corpo non era dello spirituale caduto, ma era passato attraverso il regno del caduto, il Corpo apparteneva pure alla Creazione che cela lo spirituale caduto e doveva anche affermarsi già in questo percorso di sviluppo, mentre la sostanza spirituale nel suo stato non-libero, legato, percepiva dei tormenti e doveva sopportarli, cosa che faceva già parte dell’Opera di Redenzione di Gesù, ma che contribuiva anche alla piena spiritualizzazione del Corpo di Gesù. Perché il Corpo con il passaggio attraverso la Creazione era dello stesso genere come ogni altro corpo umano, e l’Uomo Gesù doveva condurre la stessa lotta contro le bramosie e debolezze, e malgrado ciò il corpo era senza peccato, perché doveva servire di Dimora a Me Stesso ed Io dimoravo già nel Bambino Gesù e di tanto in tanto davo anche la dimostrazione a Gesù. Questo vi dev’essere comprensibile, che il Corpo spiritualizzato di Gesù non poteva appartenere a nessun altro spirito ur, che quindi Io Stesso provvedevo a questo Corpo materiale ed era un’Opera della Mia Potenza e Sapienza, che però d’altra parte doveva essere costituito in modo che poteva pure aver luogo la sua Spiritualizzazione, per dare motivo appunto al procedimento della Resurrezione e per dare lo stimolo agli uomini a tendere pure alla spiritualizzazione del corpo. A questo scopo quindi anche il Corpo di Gesù passava attraverso le Opere di Creazione con le sue singole sostanze spirituali e prendeva su di Sé i tormenti dell’essere legato, per rendere pienissimo successo all’Opera di Redenzione di Gesù. Perché ora le forze immature agivano dall’esterno sull’Uomo Gesù. Cercavano ad indurre al peccato le sostanze corporee ancora deboli, ma Gesù prestava resistenza, Egli combatteva contro tutte le tentazioni e faceva tacere tutte le bramosie del corpo, e la Sua lotta non era davvero facile, malgrado che Egli fosse senza peccato. Non Gli è rimasto risparmiato nulla, appunto perché Egli voleva vivere d’esempio la Vita per i Suoi prossimi, che voleva portare la dimostrazione, che era possibile per ogni uomo di compiere la stessa cosa: di spiritualizzare corpo ed anima. Ma una cosa la dovete credere, anche se non vi è ancora pienamente comprensibile, che il Corpo e l’Anima di Gesù erano senza peccato e che proprio per questo Gesù aveva molto di più da soffrire, perché Si E’ recato in un campo peccaminoso e doveva superare la lotta più difficile sulla Terra, che un uomo sosterrà mai, perché tutto ciò che era terreno intorno a Lui opprimeva il Suo Corpo e la Sua Anima, e soltanto il Suo ultragrande Amore ha resistito a queste oppressioni, perché l’Uomo Gesù ospitava in Sé “Dio” in tutta la Pienezza, ed insieme con Me Egli ha vinto ed ha spezzato l’avversario ed il suo potere.
Amen
TraduttoreU hoeft nooit bang te zijn voor verkeerde onderrichtingen, wanneer u zich tot Mij zelf wendt om opheldering. En Ik zal u steeds het juiste uitsluitsel geven, zodra iets voor u onbegrijpelijk is. Want u die de waarheid zult moeten verbreiden, zult ook zelf elke tegenwerping moeten kunnen weerleggen. U zult zelf moeten weten hoe alles samenhangt, daar u anders geen juiste vertegenwoordigers van de waarheid zou kunnen zijn.
Weet dus dat elke materie verhard geestelijks is. Geestelijke kracht die door Mij eens als wezen werd uitgestraald en haar eigenlijke doel niet vervulde, omdat deze wezens weigerden volgens mijn wil werkzaam te worden. Deze weigering had het verharden van de geestelijke substantie tot gevolg, dus werd ze dichter en Ik gaf deze substantie nu vormen.
De verharde substantie werd materie.
Nu kan Ik echter krachtens mijn macht ook materie laten ontstaan die niet eerst de verharding van geestelijke substantie heeft doorgemaakt.
Ik kan de geestelijke kracht door mijn wil verdichten tot vorm.
En dat heb Ik gedaan om Mij eenmaal een vleselijk omhulsel voor Mij zelf te verschaffen, dat echter niet anders moest zijn dan dat van ieder mens. Ze was alleen niet afkomstig uit het rijk van mijn tegenstander, maar de geestelijke substantie werd rechtstreeks van Mij uit aan de schepping toegevoegd. Ze legt dus wel de gang door de scheppingen af, die de materie moet afleggen om haar dienende functies te verrichten en om zich dus langzaam te ontwikkelen tot aan het stadium waarin ze een ziel tot verblijfplaats moet dienen.
Elk vleselijk omhulsel van een mens staat nog in het beginstadium van de ontwikkeling. Ze is nog niet vergeestelijkt en moet meestal na de dood van de mens nog een hele lange ontwikkelingsgang afleggen, tot ze zelf zich als behorend bij een ziel in een lichaam mag bergen.
De tijd nu, die het geestelijke nodig heeft om als lichaam van een ziel te kunnen dienen, is ook aan deze door Mij verdichte kracht toegekend, om de gang door de schepping te gaan, voordat ze de ziel van Jezus mocht dienen als uiterlijke vorm. Want deze ziel had een lichaam nodig dat net zo geaard was als elk ander menselijk lichaam, omdat Hij ook dit lichaam wilde vergeestelijken en omdat ook Hij door Zijn lichaam aan alle verzoekingen van onrijpe geesten was blootgesteld, die door het lichaam invloed hoopten te krijgen op de ziel. In wezen was dus de substantie van Zijn lichaam geen gevallen geestelijks, maar was het door het rijk van het gevallene heen gegaan. Het lichaam behoorde eveneens tot de schepping die het gevallene bergt en het moest zich in deze ontwikkelingsgang ook waarmaken, doordat de geestelijke substantie in haar onvrije, gebonden toestand kwellingen onderging en moest verdragen. Dat behoorde ook al tot het verlossingswerk van Jezus, maar het droeg ook bij tot de volledige vergeestelijking van het lichaam van Jezus.
Want het lichaam was door de gang door de schepping net zo geaard als elk ander menselijk lichaam. En de mens Jezus had dezelfde strijd te voeren tegen de begeerten en zwakheden en toch was het lichaam zonder zonde, omdat het Mij zelf als verblijfplaats moest dienen en Ik ook al in het kindje Jezus vertoefde en Jezus daar af en toe ook het bewijs voor leverde. Het moet voor u begrijpelijk zijn dat het vergeestelijkte lichaam van Jezus geen andere oer-geest kon toebehoren. Dat dus Ik zelf voor dit materiële lichaam zorgdroeg en het een werk van mijn macht en wijsheid was, maar dat het anderzijds zo geaard moest zijn, dat zijn vergeestelijking eveneens kon plaatsvinden om juist de toedracht van de opstanding te funderen en de mensen aan te sporen eveneens de vergeestelijking van het lichaam na te streven. Met dit doel dus ging ook het lichaam van Jezus in zijn afzonderlijk geestelijke substanties door de scheppingswerken en nam het de kwellingen van het gebonden zijn op zich om het verlossingswerk van Jezus in alle opzichten tot een succes te laten worden. Want nu werkten van buiten af de onrijpe krachten op de mens Jezus in. Ze probeerden de nog zwakke lichamelijke substanties aanleiding te geven tot zonde, maar Jezus bood weerstand. Hij streed tegen alle verzoekingen en bracht alle begeerten van het lichaam tot zwijgen. En Zijn strijd was waarlijk niet gemakkelijk, ondanks dat Hij zonder zonde was.
Er is Hem niets bespaard gebleven, juist omdat Hij Zijn medemensen het leven wilde voorleven, omdat Hij het bewijs wilde leveren dat het voor ieder mens mogelijk is hetzelfde te volbrengen:
lichaam en ziel te vergeestelijken.
Maar dit ene zult u moeten geloven, ook wanneer het voor u nog niet helemaal begrijpelijk is: dat het lichaam en de ziel van Jezus zonder zonde waren, maar dat Jezus juist daarom veel meer te lijden had, omdat Hij zich in een zondig gebied moest begeven en de zwaarste strijd moest doorstaan die een mens ooit doorstaan zal. Want al het aardse rondom Hem bracht Zijn lichaam en Zijn ziel in het nauw. En alleen Zijn overgrote liefde hield stand tegen deze benauwenissen en kwellingen. Want de mens Jezus droeg “God” in alle volheid in zich. En met Mij tezamen heeft Hij gezegevierd en de tegenstander en diens macht gebroken.
Amen
Traduttore