Una vita terrena calma significherebbe per la maggior parte degli uomini un arresto o persino una retrocessione spirituale, perché allora raramente l’uomo diventerebbe attivo per il suo perfezionamento spirituale, perché la vita terrena lo soddisfa completamente, cioè, gli basta quando gli offre in cose terrene ciò che gli basta. Il suo amore dell’io troverebbe quindi sempre del nutrimento ed anche la sorte dei prossimi non gli offrirebbe nessuna occasione per attivarsi nel servire nel disinteresse. La vita terrena è un periodo di prova per la volontà dell’uomo. Ma per potersi mettere alla prova, deve essere stimolato da diversi lati. Quindi ogni inclinazione nell’uomo deve essere stimolata ed ora la volontà deve determinare, quali impulsi adempiere. E questo richiede anche una situazione di vita che cambia costantemente, richiede costanti stimoli e costanti insuccessi, che ora invitano l’uomo ad una cosciente lotta di vita, che può essere svolta soltanto terrenamente, che però può anche essere un’influenza sulla vita interiore. Quindi l’uomo può lasciare passare da sé tutte le opportunità. Soltanto una costante lotta di vita fa diventare attivo l’uomo, prima richiedendo la sua forza vitale, che può però essere anche usata per ottenere la forza spirituale. Un’esistenza terrena senza lotta lascerebbe inutilizzata anche la forza vitale, ed un’esistenza senza lotta accenderebbe soltanto nei casi più rari l’amore nel cuore degli uomini, che lo spinge all’azione d’amore. Gli uomini condurrebbero soltanto un’esistenza da fannullone e non riconoscerebbero uno scopo della loro esistenza, che consiste nel cambiamento dell’amore dell’io nell’amore per il prossimo, perché lo vede nella stessa buona situazione di vita e non ha nessun motivo, di mostrargli l’amore. D’altra parte può però procurarsi una vita terrena tranquilla, quando si sforza di pareggiare l’ineguaglianza tra gli uomini con l’amore, quando cerca quindi di eliminare gli stati di miseria per via della maturazione dell’anima mediante un’attività d’amore disinteressato e mette sé stesso quindi in uno stato di maturità che gli assicura una vita terrena spensierata, perché ha generalmente sostenuta la prova della volontà sulla Terra: di stabilire il legame con Me mediante l’amore, che è e rimane lo scopo e la meta della vita terrena. La Terra è la stazione di maturazione per lo spirituale, che entra nella Terra in uno stato ancora molto immaturo: Quindi non può ancora essere un soggiorno paradisiaco mediante la $$Mia$$ Volontà, ma lo potrebbe diventare mediante la volontà degli uomini, se soltanto ognuno tendesse ad adempiere dapprima il suo compito terreno di formarsi nell’amore. Ma per questo gli devono anche essere procurate delle possibilità che consistono, nel prestare disinteressato aiuto per dei prossimi che si trovano nella miseria. Perché in queste occasioni devono dimostrare il loro amore per Me ed il prossimo. Ma allora ogni uomo può anche essere certo, che peseranno sempre meno miserie e preoccupazioni su di lui, ed allora anche la Terra potrebbe essere veramente un soggiorno paradisiaco per tutti gli uomini, se tutto fosse colmato d’amore. La Terra è una stazione di scuola, che ogni uomo deve percorrere. Egli entra in lei immaturo, e maturato la deve di nuovo lasciare. Ed un successo premette anche sempre un duro lavoro, una vittoria sarà sempre il risultato di una lotta precedente. Ma la meta è veramente meravigliosa, la volontà dell’uomo può raggiungere questa meta.
Amen
TraduttoreEen rustig leventje zou voor de meeste mensen geestelijke stilstand, zo niet achteruitgang betekenen, want de mens zou dan zelden gaan werken aan zijn geestelijke voltooiing, omdat het aards bestaan hem volledig vervult, d.w.z. voor hem voldoende is wanneer het hem biedt wat hij nodig heeft. Zijn eigenliefde zou dus steeds gevoed worden en ook het lot van zijn medemens zou hem dan geen gelegenheid bieden om dienend en onbaatzuchtig werkzaam te zijn.
Het leven op aarde is een proeftijd voor de wil van de mens. Maar om zich te kunnen beproeven, moet hij van verschillende kanten uit worden aangespoord. Dus moet elke aandrift in de mens worden aangesproken en moet de wil nu bepalen aan welke aandriften hij gevolg geeft. En dat vereist ook een zich voortdurend veranderende levenssituatie, het vereist voortdurende aansporingen en voortdurende mislukkingen, die de mens nu tot een bewuste strijd in het leven weten te bewegen, die alleen maar aards gericht kan zijn, maar die ook op het innerlijk leven van invloed kan zijn.
De mens kan dus alle gelegenheden negeren. Pas de voortdurende strijd om het bestaan laat de mens actief worden - aanvankelijk alleen zijn levenskracht opeisend, maar die hij ook kan gebruiken om geestelijke kracht te verwerven. Een bestaan op aarde zonder moeite zou alleen in de zeldzaamste gevallen in het hart van de mens liefde ontsteken, die de mens aanspoort om in liefde te werken. De mensen zouden slechts een lui leventje leiden en een doel van hun bestaan niet onderkennen dat bestaat in de verandering van eigenliefde tot naastenliefde. Want hij ziet de naaste in even goede levensomstandigheden en ziet geen aanleiding tegenover hem liefde te betonen. Maar anderzijds kan hij zich een rustig aards bestaan bezorgen, wanneer hij zich inspant de ongelijkheid die onder de mensen bestaat in liefde op te heffen - wanneer hij dus noodsituaties, die er terwille van het rijper worden van de ziel moeten zijn, probeert op te heffen door onbaatzuchtige liefdewerken en zichzelf dus in een staat van rijpheid plaatst, die hem een zorgeloos aards bestaan verzekert - omdat hij a.h.w. de wilsproef op aarde heeft doorstaan: de verbinding met MIJ tot stand te brengen door de liefde - wat zin en doel van het leven op aarde is en blijft.
De aarde is de rijpingsplaats voor het geestelijke dat in een nog zeer onrijpe staat de aarde betreedt: dus kan ze nog geen paradijselijke verblijfplaats zijn door Mijn Wil, maar ze zou het kunnen worden door de menselijke wil - wanneer eenieder er alleen naar zou streven om eerst zijn opgave op aarde te vervullen en zich te vormen tot liefde.
Daartoe moeten hem echter ook de mogelijkheden worden verschaft die daarin bestaan onbaatzuchtige hulp te verlenen aan de medemensen die zich in nood bevinden. Want daarin moeten ze hun liefde tot MIJ en tot de naaste bewijzen. Maar dan kan ook ieder mens er zeker van zijn dat er steeds minder noden en zorgen op hem zullen drukken en dan zou ook de aarde waarlijk een paradijselijke verblijfplaats zijn voor alle mensen als liefde alles zou vervullen. De aarde is een scholingsplaats die ieder mens moet doorlopen. Hij betreedt ze onrijp en geheel rijp moet hij haar weer verlaten. En steeds zal 'n succes ook 'n inspannend werk vooropstellen, steeds zal een zege een eerdere strijd bekronen. Maar het doel is iets wondermoois en de wil van de mens kan dit doel bewerkstelligen.
Amen
Traduttore