E’ una grande responsabilità offrire agli uomini del patrimonio spirituale, finché è dubbioso se questo corrisponda alla Verità. E perciò ognuno che si crede chiamato ad istruire i suoi prossimi, devedapprima essersi procurato la convinzione interiore, che il suo patrimonio d’insegnamento sia la pura Verità. Lui può conquistare questa convinzione interiore solamente, quando dapprima lui stesso ne ha preso posizione, quando ciò che crede di essersi conquistato come sapere, lo ha sottoposto ad un serio esame. E questi esamini devono essere nuovamente essere eseguiti con il Mio Sostegno, lui stesso deve pregare Me Stesso intimamente, che Io illumini il suo spirito, che Io lo voglia proteggere dal pensare errato. Solo allora potrà distinguere la Verità dall’errore, e solo allora è per Me un vero servitore, un vero annunciatore della Mia Parola, che ora può agire sulla Terra per la benedizione degli uomini.
Ma chi dà agli altri senza pensare un bene spirituale, che lui pure ha accettato senza riflettere, non è al suo giusto posto, non è un annunciatore della Mia Parola perché non è al Mio Servizio, ma serve qualcun altro ed il suo agire sulla Terra non può essere benedetto, perché lui stesso agisce da irresponsabile ai suoi prossimi, perché li guida nell’errore, ma pretende da loro la fede. Ora ognuno considererà che ciò che insegna o diffonde come Verità. Ma non ha nemmeno ancora fatto sorgere in sé il pensiero, che anche a lui avrebbe potuto essere guidato l’errore. E già questa è una grave trascuratezza, è un peccato di omissione, perché non ha riflettuto seriamente sul suo patrimonio spirituale. Se qualcuno vuole lavorare per Me, allora non ignora nemmeno, che Io ho un avversario. Non ignora, che si stanno odi fronte la Luce e la tenebra. Quindi sa anche che sparge dell’errore per minare la Verità. Quindi anche lui stesso deve stare in guardia a non cadere nell’errore, deve chiedere la Mia Protezione da lui, dal suo agire, dall’accettazione dell’errore. E se lo fa seriamente, allora Io guido anche i suoi pensieri al bene spirituale errato e può essere certo, che Io chiarisco il suo pensare, perché non lascio nel pensare errato nessun uomo che chiede a Me la Verità.
Ma chi omette questo e crede comunque di stare nella Verità si sbaglia. Lui stesso deve ora gestire il suo falso sapere, ma è da irresponsabile dare oltre questo sapere, e perciò un tale uomo carica su di sé molta colpa, benché anche i suoi ascoltatori devono ora fare lo stesso, se vogliono essere istruiti: dapprima chiedere a Me un pensare illuminato e la Verità per riconoscerla anche come tale.
Voi uomini esaminate ogni merce sul suo valore, e così dovreste esaminare anche il bene spirituale, ma non accettarlo senza pensare e riflettere, perché ciò che non corrisponde alla Verità sarà per voi uomini soltanto dannoso, non sarà mai per la Benedizione della vostra anima, perché può giungere alla meta solo tramite la Verità. Chi vuole essere un insegnante per i suoi prossimi, deve anche dapprima orientarsi su ciò che vuole offrire loro, e solo quando è sicuro del suo bene d’insegnamento, lo può e deve dare oltre. E questa convinzione non gli può essere dato scolasticamente, ma la deve conquistare da sé stesso. Deve desiderare la pura Verità e rivolgere sé stesso all’Eterna Verità affinché gli venga data. Dapprima dev’essere stato stabilito l’intimo collegamento con Me, ma allora può esporsi senza timore come il Mio rappresentante, perché allora insegnerà sempre soltanto la Verità, se vuole portare Me anche ai prossimi, ed il suo agire sarà benedetto.
Amen
TraduttoreHet is erg onverantwoordelijk de mensen geestelijke opvattingen aan te bieden zolang het nog twijfelachtig is of deze volgens de waarheid zijn. Daarom moet een ieder die zich er toe geroepen voelt zijn medemensen te onderrichten, eerst zichzelf de overtuiging verschaft hebben dat zijn leer zuivere waarheid is.
Deze innerlijke overtuiging kan hij echter alleen verkrijgen, als hij dat wat hij aan kennis heeft verworven aan een grondig onderzoek onderwerpt. En dat onderzoek moet met Mijn hulp ondernomen worden. Hij moet er MIJZelf innig om vragen dat IK zijn geest zal verlichten, zijn denken juist leid en hem voor verkeerd denken mag behoeden. Dan pas zal hij de waarheid van de dwaling kunnen onderscheiden, dan pas is hij voor MIJ een goede dienaar, een ware verkondiger van Mijn Woord - die dan tot zegen van de mensen op aarde kan werken.
Wie echter zonder aarzelen geestelijke kennis die hij evenzo zonder bezwaar heeft aangenomen, doorgeeft, die neemt niet de juiste plaats in. Hij is geen verkondiger van Mijn Woord en is niet in Mijn dienst maar dient iemand anders. Zijn arbeid op aarde kan niet gezegend zijn daar hij onverantwoordelijk handelt tegenover zijn medemensen, omdat hij hen op dwaalwegen leidt en zelfs nog van hen verlangt dat ze aan de dwaling geloof hechten.
Ieder kan hier tegenin brengen dat hij dat voor waarheid houdt wat hij aanleert en verbreidt. Maar, heeft hij ooit de gedachte in zich laten opkomen dat hem ook dwaling zou kunnen zijn voorgezet? Als hij nog niet aan die mogelijkheid heeft gedacht is dat al een grove onachtzaamheid, een zonde van nalatigheid, want hij heeft dan niet ernstig zijn geestelijke kennis doordacht.
Wanneer iemand voor MIJ werkt dan weet hij ook dat IK een tegenstander heb. Het is hem niet onbekend dat licht en duisternis tegenover elkaar staan. Hij weet dan ook dat de bedoeling van de tegenstander is het licht af te schermen. Hij weet dat satan dwaling rondstrooit om de waarheid te ontkrachten. Hij moet dus ook zelf op z'n hoede zijn niet ten prooi te vallen aan dwaling en daarom moet hij MIJ vragen hem te beschermen tegen satan, tegen zijn activiteiten en tegen het aannemen van dwaling.
En doet hij dit serieus, dan bestuur IK ook zijn gedachten zo dat hij misleidende geestelijke kennis doorziet. Hij kan er dan zeker van zijn dat zijn denken tot klaarheid komt, want IK laat niemand aan 'n verkeerd denken over die MIJ om waarheid verzoekt. Wie dit echter achterwege laat en toch gelooft in de waarheid te wandelen die vergist zich. Hij moet dan zelf met zijn verkeerde kennis in het reine komen, maar het is totaal onverantwoordelijk als hij die misleidende kennis ook nog doorgeeft.
Zo'n mens laadt een ontzaglijke schuld op zich; ofschoon ook zijn toehoorders hetzelfde zouden moeten doen als ze onderricht worden, nml. eerst MIJZelf om de waarheid bidden, om een verlicht denken, om zo ook de waarheid te kunnen inzien.
U, mensen onderzoekt alle goederen op hun waarde, en zo ook moet u geestelijke kennis onderzoeken en niet gedachtenloos en zonder enig bezwaar aannemen. Want wat niet volgens de waarheid is zal voor u, mensen tot schade zijn, het zal uw ziel nooit tot zegen strekken omdat deze alleen door de waarheid haar doel kan bereiken. Wie een leraar wil zijn voor zijn medemensen moet zichzelf ook eerst vergewissen wat hij hun wil aanbieden, en pas wanneer hij zeker is van zijn leerstof, als hij van de waarheid ervan overtuigd is, eerst dan kan en moet hij die doorgeven. Maar deze overtuiging kan hem niet op schoolse wijze worden gegeven, maar hij moet ze zichzelf verwerven. Hij moet de zuivere waarheid begeren en zich daarom tot de eeuwige WAARHEID Zelf wenden - opdat ze hem ten deel zal vallen. De innige verbinding met MIJ moet eerst tot stand zijn gebracht, maar dan kan hij zich zonder schroom als Mijn vertegenwoordiger uitgeven. Want dan zal hij steeds alleen waarheid onderrichten als hij MIJ nader wil brengen tot zijn medemensen. En dan zal zijn arbeid ook gezegend zijn.
Amen
Traduttore