Ed ognuno sarà aiutato secondo la sua fede. Gli uomini che fanno parlare in sé il Mio Spirito, che quindi cercano di unire la loro scintilla spirituale con lo Spirito del Padre mediante intimo collegamento con Me, costoro sono nella fede, anche se in tempi di miseria terrena sono deboli e titubanti e Mi chiedono Aiuto impauriti. La preghiera rivolta a Me è un segno della fede, ma la miseria terrena sovente opprime il corpo in una misura, che prende il sopravvento sull’anima e quasi la stravolge. Ed allora l’uomo è impaurito e titubante, ma la sua fede non è morta, perché l’anima, che una volta Mi ha trovato, si atterrà sempre a Me nella miseria e quindi dimostrerà la sua fede. Ed Io l’aiuto. E’ una fede debole, quando l’uomo in tempo di miseria dubita di Me e del Mio Potere, quando è in pericolo di non dare più valore allo spirituale, e che asseconda più potere e diritto al mondo. Allora la fede è seriamente in pericolo, ed allora Io non posso manifestarMi con evidenza mediante l’Aiuto meraviglioso, perché allora costringerei la fede, ma questo è pregiudizievole per l’anima dell’uomo. Ma appena l’uomo lotta giornalmente per il Mio Amore Paterno, appena si raccomanda costantemente al Mio Amore e Grazia e Mi presenta nella preghiera tutte le sue preoccupazioni e miserie, è già nella profonda fede, ed allora deve soltanto cercare di far possibilmente tacere il corpo, cioè di badare meno alle oppressioni terrene e di caricarle totalmente a Me. Deve cercare, di lasciar parlare unicamente l’anima, quindi di percepire attraverso la voce dello spirito, l’Irradiazione del Mio Amore, che gli apporta certamente la Forza, di superare anche le oppressioni del corpo. Perché il credente sarà aiutato, perché Io non lascio i Miei nella miseria, appena Mi invocano per l’Aiuto. E meno attenzione danno alle miserie del corpo, meno ne saranno oppressi, e questa è la forza della fede, di affidare a Me tutte le preoccupazioni terrene e di aspettare nella calma dell’anima il Mio Aiuto. A questo Mi spinge l’Amore per le Mie creature, di concedere a loro continuamente l’Aiuto, ma in particolare quando si trovano nella miseria spirituale. E la miseria spirituale è maggiore, più si trovano distanti da Me, cioè che sono anche senza fede. Ed allora la miseria terrena li deve premere duramente, affinché Mi trovino. Ma chi Mi ha trovato, chi desidera coscientemente il Mio Amore e quindi crede anche in Me, nel Mio Amore, nella Mia Sapienza ed Onnipotenza, non ha più bisogno di duri mezzi d’educazione nella misura come il miscredente, ed a lui Mi posso avvicinare aiutando in ogni tempo. E la sua sorte sulla Terra sarà più leggera, anche se non può essergli risparmiato del tutto per via dei prossimi e per la purificazione della propria anima. Ma Io Sono sempre pronto ad aiutare, quando la sua chiamata giunge in Alto a Me dal cuore. E così lasciate sempre parlare a voi il Mio Spirito, ascoltate anche nella miseria terrena la Voce dello Spirito in voi, cioè collegatevi intimamente in pensieri con Me e badate alla Mia Voce, che vi conforterà e trasmetterà la Forza, che vi riporta la pace interiore, se minacciate di perderla, e che vi dà anche dei Consigli terreni, se ne avete bisogno. Perché quando rimanete uniti con Me, nulla può avvicinarsi a voi che vi danneggi, perché la Mia Vicinanza vi protegge sempre dall’agire delle forze dell’oscurità, perché, dov’è la Luce, non può mai esserci l’oscurità e, dove Sono Io, il nemico non ha mai accesso alla vostra anima. Ed imprimetevelo profondamente, che Io Sono in grado di bandire ogni miseria, e, credete profondamente ed irremovibilmente, vi è sicuro il Mio Aiuto. Lottate per la fede forte, pregate per questa senza interruzione, allora ogni miseria vi rimane lontana, perché voi stessi siete capaci di bandirla con la Mia Forza, che vi apporta una forte fede.
Amen
TraduttoreEn ieder wordt geholpen naar zijn geloof. De mensen die Mijn Geest in zich laten spreken, die dus door innige verbinding met Mij hun geestvonk trachten te verenigen met de Vadergeest, staan vast in het geloof, zelfs wanneer ze ten tijde van aardse nood zwak zijn en moedeloos en Mij angstig om hulp vragen. Het gebed tot Mij is een teken van het geloof. De aardse nood echter brengt vaak het lichaam in het nauw in een dergelijke mate, dat hij overmacht verkrijgt over de ziel en deze schijnbaar overweldigt. En dan is de mens angstig en moedeloos, maar zijn geloof is niet opgehouden. Want de ziel die eens de weg naar Mij heeft gevonden, zal zich altijd aan Mij vasthouden in de nood en dus haar geloof bewijzen. En haar kom Ik te hulp.
Het is een zwak geloof, wanneer de mens in tijden van nood twijfelt aan Mij en Mijn macht, wanneer hij in gevaar is het geestelijke niet meer te laten gelden en de wereld sterkere macht en rechten toekent. Dan is het geloof echt in gevaar en dan kan Ik Me ook niet klaarblijkelijk openbaren door wonderbare hulp, omdat Ik dan het geloof zou afdwingen, maar dit voor de ziel van de mens schadelijk is.
Maar wanneer de mens dagelijks om Mijn Vaderliefde worstelt, wanneer hij zich voortdurend aan Mijn liefde en genade toevertrouwt en in het gebed Mij al zijn zorgen en noden voorlegt, heeft hij ook een diep geloof. En hij moet alleen proberen het lichaam zoveel mogelijk het zwijgen op te leggen, dat wil zeggen: hij moet aan de aardse benauwenissen minder aandacht schenken en ze Mij geheel gelovig voorleggen. Hij moet proberen de ziel alleen te laten spreken, dus door de stem van de Geest de uitstraling van Mijn liefde te vernemen, die hem zeker kracht oplevert om ook over de benauwenissen van het lichaam meester te worden. Want de gelovige zal worden geholpen, omdat Ik de mijnen niet in nood laat, wanneer ze Mij aanroepen om hulp.
En hoe minder aandacht ze schenken aan de noden van het lichaam, des te minder zullen deze hen bezwaren. En dat is de kracht van het geloof: alle aardse zorgen aan Mij overlaten en in gemoedsrust op Mijn hulp wachten. De liefde voor Mijn schepselen zet Me er toe aan hun voortdurende hulp ten deel te laten vallen, in het bijzonder als ze zich in geestelijke nood bevinden. En de geestelijke nood is des te groter, hoe verder ze van Mij verwijderd zijn, dus ook zonder geloof zijn. En dan moet de aardse nood hard op ze drukken, opdat ze de weg naar Mij vinden.
Maar wie de weg naar Mij heeft gevonden, wie bewust Mijn liefde begeert en dus in Mij gelooft, in Mijn Liefde, Wijsheid en Almacht, die heeft geen harde opvoedingsmiddelen meer nodig in die mate, zoals de ongelovige, en hem kan ik altijd helpend naderbij komen. En zijn lot op aarde zal lichter zijn, ofschoon hij er ook niet geheel vrij van kan blijven wegens de medemensen en tot loutering van de eigen ziel. Maar steeds ben Ik tot hulp bereid, als zijn roep uit het hart naar Mij opstijgt.
Laat dus daarom Mijn Geest voortdurend tot u spreken. Luister ook in aardse nood aandachtig naar de stem van de Geest in u, dat wil zeggen: verbind u in gedachten innig met Mij en luister naar Mijn stem, die u zal troosten en kracht geven, die u de innerlijke vrede teruggeeft als u deze dreigt te verliezen en die u ook aardse raadgevingen doet toekomen als u deze nodig hebt. Want als u met Mij verbonden blijft, kan er niets op u afkomen wat u schaadt, omdat Mijn nabijheid u altijd behoedt voor het werkzaam zijn van de krachten der duisternis. Want waar het licht is kan nooit de duisternis zijn. En waar Ik ben heeft nooit de vijand van uw ziel toegang.
En prent u goed in, dat Ik elke nood kan verdrijven. En als u daar diep en onwankelbaar in gelooft, is Mijn hulp voor u zeker. Worstel om een sterk geloof. Bid daar zonder ophouden voor. Dan blijft elke nood ver van u, omdat u zelf in staat bent hem te bezweren met Mijn kracht, die u een sterk geloof oplevert.
Amen
Traduttore