Innumerevoli anime sostano vicine alla Terra che sono decedute senza conoscenza dell’eterna Divinità, le quali sono entrate nel Regno dell’aldilà cieche nello spirito e si soffermano ancora nella vicinanza degli uomini che sulla Terra erano nel loro ambiente, inconsapevoli del loro misero stato. E queste anime spingono sovente gli uomini, mediante i loro desideri e spinte, ad azioni e discorsi, che corrispondono alla loro volontà, cioè trasmettono il loro pensare agli uomini che non prestano loro nessuna resistenza, che sono dello stesso spirito e perciò ricettivi per l’influenza di quelle anime. Il veloce decedere dalla Terra, sovente dal bel mezzo della vita mediante l’influenza di forze demoniache, alle quali innumerevoli uomini cadono vittime, trasporta le anime ancora immature, dallo stato di forza ad uno stato di totale assenza di forza. Sentono che non possono compiere più niente secondo la propria volontà e perciò cercano di trasmettere la loro volontà sugli uomini viventi, per giungere tramite loro ancora a volere, per determinarli ad eseguire la loro volontà. E questa influenza sfavorevole dal Regno spirituale dell’oscurità ha un particolare effetto svantaggioso sulla Terra, perché a causa di questo il numero dei decessi aumenta giornalmente ed a molti uomini viene tolta la possibilità di raggiungere il loro stato di maturità sulla Terra. La Terra attualmente è accampata da figure oscure, che cercano persino di negare l’accesso alla Terra alle Forze della Luce ed hanno successo là dove gli uomini sono indifferenti di fronte allo spirituale. Le anime immature tendono ancora sempre allo stesso come sulla Terra, e trasmettono il loro desiderio sugli uomini che hanno gli stessi pensieri, le stesse brame e lo stesso stato di maturità. E costoro sono esecutori volonterosi di ciò che viene loro sussurrato mentalmente. Un’accresciuta mortalità che è contro natura, quindi che si manifesta in conseguenza dell’odio e del disamore umani, aumenterà anche l’oscurità nelle sfere vicine alla Terra, perché gli uomini non hanno ancora valutato la loro vita terrena, non possono ancora registrare dei successi spirituali, che possono procurare loro una lunga vita terrena, hanno quasi sempre facilità nel vivere ed appartengono al mondo, e di conseguenza è anche il loro desiderio dopo la morte corporea, se delle condizioni particolarmente difficili di vita non fanno loro riconoscere nell’ultima ora l’inutilità di ciò ed il loro pensare non cambia ancora prima di entrare nel Regno spirituale. Allora l’anima non sarà circondata nemmeno dalla più profonda oscurità, ma di tanto in tanto vedrà guizzare dei raggi di Luce, che lei insegue e giunge presto in un ambiente più luminoso. Ma allora il suo desiderio non è più rivolto esclusivamente alla materia terrena, si separa facilmente dalla Terra ed il suo precedente ambiente e trova la sostituzione nel Regno spirituale che le pare più prezioso. Ma delle anime immature non possono elevarsi in queste sfere, sono trattenute alla Terra come con delle catene e sempre vicino ai loro parenti oppure di uomini sulla Terra con la stessa mentalità. E lo stato spirituale di costoro difficilmente si eleverà, finché delle forze dall’aldilà fanno valere la loro influenza. La loro ignoranza non è idonea per agire in modo chiarificatore sugli uomini, inoltre rendono difficile l’accesso a loro agli esseri di Luce e soltanto la seria volontà dell’uomo stesso rende libera la via agli esseri di Luce. E perciò un caos terreno, iniziato dalla volontà degli uomini e che richiede molte vittime, ha per conseguenza anche una retrocessione spirituale, perché anche dopo la morte dell’uomo i suoi pensieri agiscono ancora. E gli uomini si devono proteggere dall’influenza di uomini immaturi, precocemente defunti, mediante la preghiera per loro e la richiesta di protezione tramite gli esseri di Luce per il giusto pensare e la Grazia e Forza di Dio. Allora gli sforzi delle forze spirituali oscure sono infruttuosi, non trovano nessun ascolto presso gli uomini e non possono causare nessun danno animico. Perché è nuovamente la volontà dell’uomo stesso, se tende al bene, (che gli permette) di essere in contatto con forze buone, oppure si lascia andare ai pensieri spingenti di forze maligne. L’uomo può proteggersi, ma ne deve avere la volontà e di conseguenza disprezzare pensieri ed azioni cattive. Egli stesso deve percorrere una vita che corrisponde ai Comandamenti di Dio, allora ogni influenza dal Regno spirituale che viene esercitata da forze basse, è senza effetto. Perché dei raggi di Luce penetrano ovunque viene desiderata soltanto la Luce, dove si tende al bene ed al progresso spirituale. Là gli esseri sono inarrestabilmente attivi e scacciano tutte le figure oscure intorno agli uomini, perché il loro potere è grande, appena l’uomo concede loro questo potere tramite la sua volontà.
Amen
TraduttoreEr vertoeven in de nabijheid van de aarde ontelbare zielen die gestorven zijn zonder besef van de eeuwige Godheid, die geestelijk blind het rijk hierna binnengingen en zich nog onbewust van hun armzalige toestand in de nabijheid van de mensen ophouden die op aarde in hun omgeving waren. En deze zielen zetten door hun wensen en aandringen de mensen vaak aan tot handelingen en spreken die stroken met hun wil, dat wil zeggen: ze dragen hun denken over op mensen die hun geen weerstand bieden, die dezelfde geestelijke instelling hebben en daarom ontvankelijk zijn voor de invloed van die zielen.
Het snel scheiden van de aarde, vaak midden in het leven door de inwerking van demonische krachten aan welke talloze mensen ten offer vallen, verplaatst de nog onrijpe zielen vanuit de toestand van kracht in een toestand van volledige krachteloosheid. Ze voelen dat ze niets meer volgens eigen wil kunnen volbrengen en ze trachten daarom hun wil op de nog levende mensen over te dragen om zich door dezen nog te laten gelden, om hen te bewegen hun wil uit te voeren. En deze ongunstige invloed uit het rijk van de duisternis heeft op aarde een heel bijzonder nadelige uitwerking, omdat daardoor het aantal mensen die sterven dagelijks groter wordt en vele mensen de mogelijkheid ontnomen is op aarde hun staat van rijpheid te bereiken.
De aarde is thans omgeven door duistere gedaanten, die zelfs de krachten van het licht de toegang tot de aarde proberen te beletten en daar succes hebben waar de mensen onverschillig tegenover het geestelijke staan. De onrijpe zielen streven nog steeds hetzelfde na als op aarde en ze dragen hun verlangens over op de mensen die dezelfde gedachten hebben, dezelfde begeerten en dezelfde toestand van rijpheid. En dezen zijn de gewillige uitvoerders van datgene wat ze door middel van gedachten krijgen ingefluisterd. Een vergrote sterfelijkheid die tegennatuurlijk is, die dus optreedt als gevolg van menselijke haat en menselijke liefdeloosheid, zal ook de duisternis in de sferen vlak bij de aarde vergroten. Want de mensen hebben hun aardse leven nog niet benut. Ze kunnen nog niet de geestelijke successen boeken die een lang leven op aarde hun kan opleveren. Meestal zijn ze luchthartig en behoren ze toe aan de wereld, en daarmee overeenstemmend is ook hun verlangen naar de lichamelijke dood, wanneer niet bijzonder zware levensomstandigheden hun nog te elfder ure de waardeloosheid van hun levenswandel laten inzien en hun denken verandert nog voor het binnengaan in het geestelijke rijk.
Dan zal de ziel ook niet door diepste duisternis omgeven zijn, maar af en toe lichtstralen zien opflitsen, die ze achterna gaat en spoedig in een lichtere omgeving komt. Maar dan geldt haar verlangen niet meer uitsluitend de aardse materie. Ze maakt zich gemakkelijk los van de aarde en haar vroegere omgeving, en vindt in het geestelijke rijk een vervanging die haar waardevoller lijkt.
De onrijpe zielen kunnen echter niet opstijgen in deze sferen. Ze zijn als met kettingen aan de aarde vastgebonden en bevinden zich ook steeds in de nabijheid van hun nabestaanden of gelijkgezinde mensen op aarde. En van dezen zal de geestelijke toestand moeilijk beter worden zolang krachten uit het hiernamaals hun invloed doen gevoelen. En de onwetendheid van deze krachten is niet geschikt om verhelderend op de mensen in te werken. Bovendien bemoeilijken ze de lichtwezens de toegang tot hen en alleen de ernstige wil van de mens zelf maakt de weg vrij voor de lichtwezens. En daarom heeft een aardse chaos, ontstaan door de wil van mensen en veel offers vergend, ook een geestelijke achteruitgang tot gevolg, want ook na zijn dood zijn de gedachten van de mens nog werkzaam.
En de mensen moeten zich beschermen tegen de invloed van onrijpe, vroegtijdig gestorven mensen door voor hen te bidden en te vragen om bescherming door de lichtwezens, om juist te denken en om Gods genade en kracht. Dan zijn de pogingen van de duistere geestelijke krachten vruchteloos. Ze vinden bij de mensen geen gehoor en kunnen de ziel geen schade berokkenen. Want wederom ligt het aan de wil van de mens zelf, of hij het goede nastreeft om met goede krachten in verbinding te staan, of zich onverschillig overgeeft aan de dwingende gedachten van slechte krachten.
De mens kan zich beschermen, maar hij moet het wel willen en bijgevolg slechte gedachten en handelingen verafschuwen. Hij moet zelf een weg bewandelen die beantwoordt aan de geboden Gods, dan is elke invloed uit het geestelijke rijk die door lage krachten wordt uitgeoefend, zonder effect. Want lichtstralen dringen overal door waar maar licht begeerd wordt, waar het goede wordt nagestreefd en geestelijke vooruitgang vurig wordt verlangd. Daar zijn de lichtwezens onophoudelijk werkzaam en ze verjagen alle duistere gedaanten om de mensen, want hun macht is groot zodra de mens hun deze macht toestaat door zijn wil.
Amen
Traduttore