A voi uomini è nascosto il Mistero sul Governare ed Agire divino nella Creazione, cioè non vi sarà riconoscibile esteriormente, come si svolge il divenire di tutto l’essenziale, come l’agire spirituale e terreno sono in reciproco collegamento e quali possibilità di sviluppo abbia l’essenziale, per prepararsi per la meta finale nell’Eternità. Questo vi deve rimanere per così dire un Mistero, finché l’uomo non abbia un interesse più profondo per svelare questo Mistero, ma non gli viene rifiutato di penetrare in qualcosa di insondabile per la generalità. Sono bensì poste delle barriere che l’uomo però può abbattere, se lo vuole. E’ per così dire tirato una tenda che copre qualcosa che l’umanità non afferrerebbe. Ma chi vuole dare uno sguardo dietro alla tenda, a costui non è vietato; al contrario, gli viene dato il massimo chiarimento, egli può levare il velo che è steso sul Governare ed Agire di Dio, tante volte quanto desidera. Che ora Dio preserva questo sapere alla maggioranza, ha la sua saggia motivazione. Il vuoto sapere che accoglierebbe solo l’intelletto dell’uomo, ma non il cuore, non avrebbe nessun valore spirituale e condurrebbe solo ad una esemplare confusione del pensare umano. L’Agire spirituale può essere afferrato solamente con lo spirito, e nuovamente nella Creazione non vi è nulla da comprendere, finché non viene reso chiaro lo scopo spirituale, perché alla base dell’Opera di Creazione terrena sono delle cause spirituali. La volontà di imparare a conoscere il profondo significato di ciò che è stato creato, ha anche per conseguenza la dischiusa del sapere; allora l’uomo impara riconoscere la destinazione terrena delle Opere di Creazione come secondaria ed attribuirà il più profondo significato alla destinazione spirituale. Ed ora solleva il velo, perché vuole diventare sapiente. La volontà è la condizione di base. Davanti agli occhi di colui che non vuole sapere non dev’essere steso qualcosa che rende indicibilmente felice colui che vuole sapere, cosa che verrebbe però accolto con totale disinteresse da questo primo. Quello che per costui rimane ora un Mistero, è per l’uomo desideroso di sapere come un libro estremamente chiarificante, nel quale si può immergere a piacere e ne può attingere la più profonda Sapienza. Ora comincia a comprendere le Correnti spirituali, riconosce l’Agire di Dio, riconosce i collegamenti reciproci delle singole Opere di Creazione ed il loro scopo; ed ora comprende anche la sua missione. Ora vive coscientemente, mentre il non sapienza viva inutilmente la sua vita, cioè adempie solo il suo compito terreno. Lui cammina al di fuori della tenda, vi passa oltre e non sa quali Meraviglie vi si celano dietro. L’Amore divino non nasconde a nessun uomo il sapere sul Suo Agire e Governare. Dio pone soltanto delle Condizioni. Quindi l’uomo stesso si mette dei limiti. Se adempie le Condizioni, allora anche il Dono che gli viene ora offerto, è illimitato. Diversamente però lui stesso si esclude, chiude gli occhi che potrebbero vedere, e le orecchie che potrebbero udire. Non si avvale del Dono divino, a suo danno. Questo sapere spirituale ora conquistato potrebbe essere trasmesso da uomo a uomo, ma anche ora la tenda si sposterebbe di nuovo, perché all’uomo che non vuole seriamente, manca anche la Forza della conoscenza. Quindi è di nuovo necessaria la volontà, per comprendere ciò che gli viene sottoposto sull’Agire e Governare di Dio nella Creazione. L’uomo può vivere la vita terrena senza aver conquistato la minima conoscenza su questo Mistero divino, ma una volta gli verrà chiaro, quando sarà giunto in Alto nell’aldilà. Indubbiamente procede però più rapidamente nello sviluppo verso l’Alto, se già sulla Terra se ne appropria il sapere, perché ora tutto il suo pensare ed agire può diventargli una Benedizione, perché vive coscientemente la vita, perché sfrutta le Correnti spirituale e quindi sta in intima presa di contatto con la Forza spirituale ed il suo Donatore, che ha quindi raggiunto la meta, che è stata posta ad ogni Opera di Creazione da Parte di Dio, rivolgersi coscientemente a Dio, che è meta e scopo di ogni Creazione. Il sapere di tutto questo rende all’uomo facile rivolgersi a Dio, la minima volontà rivolta a Dio trasmette all’uomo anche il sapere, quindi prima deve sempre essere attiva la volontà, ma allora l’uomo può registrare il massimo successo spirituale, perché diventa sapiente ed attraverso il sapere e la trasmissione entra anche in intimo contatto con Dio.
Amen
TraduttoreVoor jullie mensen is het geheim van het goddelijke besturen en werkzaam zijn in de schepping verborgen. Dat wil zeggen dat het voor jullie niet uiterlijk herkenbaar is, hoe de ontwikkeling van al het wezenlijke zich voltrekt. Hoe het geestelijke en het aardse werkzaam zijn met elkaar in verbinding staat en welke ontwikkelingsmogelijkheden het wezenlijke heeft om zich op het einddoel in de eeuwigheid voor te bereiden. Dit moet ook tot op zekere hoogte een geheim blijven, zolang de mens er geen diepere interesse in heeft dit geheim te ontsluieren. Het wordt hem echter niet belet om in iets binnen te dringen, wat voor de gemeenschap ondoorgrondelijk is.
Er zijn wel grenzen gesteld, die de mens echter kan slechten, wanneer hij dat wil. Er is als het ware een gordijn opgetrokken, dat iets verbergt, wat de mensheid niet zou begrijpen. Het wordt degene, die een blik achter het gordijn wil werpen, niet belet. Integendeel, er wordt hem voortdurend opheldering gegeven. Hij mag de sluier, die over het besturen en werkzaam zijn van God uitgespreid is, zo vaak optillen als hij wil.
Dat God nu de kennis daarvan de gemeenschap onthoudt, heeft zijn wijze reden. De nietszeggende kennis, die alleen maar het verstand van de mens, maar niet het hart zou willen ontvangen, zou geen enkele geestelijke waarde hebben en zou alleen maar tot verwarring van het menselijke denken leiden. Een geestelijk werkzaam zijn kan enkel met de geest begrepen worden en er valt weer niets van de schepping te begrijpen, zolang het geestelijke doel niet duidelijk gemaakt wordt, want aan het aardse scheppingswerk liggen geestelijke oorzaken ten grondslag.
De wil om de diepe betekenis van al dat, wat geschapen is, te leren kennen, heeft ook het ontsluiten van kennis tot gevolg. De mens leert dan de aardse bestemming van de scheppingswerken als onbeduidend te herkennen en de geestelijke bestemming de diepere betekenis toe te kennen. En nu licht hij de sluier op, omdat hij wil weten. De wil is de basisvoorwaarde. Er moet niets uitgespreid worden voor de ogen van degenen die niet willen, wat degenen die willen weten onnoemlijk gelukkig maakt, maar wat door de eersten in ontvangst genomen zou worden en waarvan ze totaal niet onder de indruk zouden raken.
Wat voor dezen nu een geheim blijft, is voor de mens, die naar kennis verlangt, net als een uiterst leerzaam boek, waarin hij zich naar believen kan verdiepen en daar de diepste wijsheid uit kan putten. Hij begint nu de geestelijke stromingen te begrijpen. Hij herkent het werkzaam zijn van God. Hij herkent het verband van de individuele scheppingswerken met elkaar en hun doel. En nu begrijpt hij ook zijn missie. Hij leeft nu bewust, terwijl degene, die niet weet, zijn leven nutteloos leeft, dat wil zeggen alleen maar zijn aardse taak vervult. Hij loopt langs het gordijn. Hij gaat eraan voorbij en weet niet welke heerlijkheden zich daarachter verbergen.
De goddelijke liefde onthoudt geen mens de kennis van Zijn werkzaam zijn en Zijn besturen. God stelt slechts voorwaarden. De mens stelt dus zelf de grenzen. Als hij aan de voorwaarden voldoet, dan is ook het geschenk, dat hem nu aangeboden wordt, onbeperkt. In het andere geval scheidt hij zichzelf af. Hij sluit de ogen, die zouden kunnen zien en de oren, die zouden kunnen horen. Hij doet geen beroep op de goddelijke genade, tot nadeel van zichzelf.
Deze geestelijk verworven kennis zou nu van mens tot mens overgedragen kunnen worden, maar ook nu zou het gordijn er weer voor geschoven worden, want het ontbreekt de mens, die niet ernstig wil, ook aan de kracht van het inzicht. Dus de wil is weer vereist om dat te kunnen begrijpen, wat hem over het besturen en werkzaam zijn van God in de schepping ter overweging gegeven wordt.
De mens kan het aardse leven afleggen zonder de geringste kennis over dit goddelijke geheim verworven te hebben, maar eens zal het hem duidelijk worden, als hij in het hiernamaals de hoogte bereikt heeft. Maar onvermijdelijk ontwikkelt hij zich sneller als hij zich deze kennis daarvan al op aarde eigen maakt, want nu kan al zijn denken en handelen hem tot zegen strekken, omdat hij het leven bewust leeft. Omdat hij de geestelijke stromingen bewust gebruikt en zodoende in innig contact staat met de geestelijke kracht en haar schenker, die dus als het ware het doel bereikt heeft, waarvoor elk scheppingswerk door God geplaatst werd: het zich bewust toekeren naar God, wat het doel en de zin van de hele schepping is.
De kennis van alles maakt het makkelijker voor de mens om zich naar God toe te keren. De geringste wil naar God geeft de mensen ook de kennis, zodoende moet steeds eerst de wil actief worden, maar dan kan de mens het grootste geestelijke succes boeken, want hij wordt wetend en treedt door de kennis en diens overdracht ook in innige verbinding met God.
Amen
Traduttore