Gli uomini non badano alle differenti correnti che si manifestano in diversa predisposizione d’animo, e perciò non sono nemmeno informati, che anche queste correnti non sono dei casi, che quindi anche la vita affettiva dell’uomo è un fenomeno dovuto alla conseguenza dalla loro disposizione verso Dio o verso il potere avverso. Proprio l’uomo che soffre sotto tali stati d’animo, viene afferrato visibilmente dall’Amore di Dio, perché Dio Si prende cura dell’uomo che è in pericolo di dimenticare Lui, agendo sullo stato d’animo dell’uomo, mentre pregiudica la gioia nella vita e fa in modo che un generale scoraggiamento prenda possesso di lui. E questo è in molti casi di enorme benedizione, perché soltanto in tali tempi il pensare dell’uomo si rivolge al suo Creatore: solo quando tutto il terreno ha perduto il suo valore, l’uomo pensa alla sua reale destinazione.
E perciò devono venire sugli uomini dei giorni di lotta interiore, dei giorni nei quali si rendono conto della caducità dei godimenti terreni. Non sempre deve essere il motivo di reale miseria e sofferenze, l’umore offuscato nell’uomo può sorgere da sé senza stimolo esteriore. E questa è l’influenza di quegli esseri, ai quali gli uomini sono affidati e che si curano del bene della loro anima e vigilano timorosi su ogni moto del cuore umano.
Il pericolo che l’uomo impieghi tutta la forza nelle pretese che gli pone la vita terrena è vicino; allora loro intervengono, mentre ostacolano fortemente la spinta all’azione, la gioia nella vita terrena, ed ora l’uomo cade in un umore deprimente. E questo è bene, se l’uomo se ne lascia influenzare, quando tali tempi gli procurano delle ore di riflessione interiore allora non sono venute inutilmente sull’uomo. Non tutti gli uomini ascoltano l’ammonimento interiore. Moltissimi cercano di soffocare i moti d’animo in maggior godimento terreno ed a loro riesce pure, dato che la volontà è appunto più rivolta alla vita terrena, e loro passano spensierati oltre a tali umori sempre soltanto intenzionati di ristabilire il loro precedente stato di soddisfazione interiore.
Non deve lamentarsi l’uomo la cui vita registra delle giornate che gli appaiono pesanti ed insopportabili e che sono soltanto dovute alla sua vita sentimentale. A loro è vicino l’Amore di Dio, e quelle ore sono soltanto dei mezzi ausiliari degli amici dell’aldilà, che vogliono impedire agli uomini di perdersi nel godimento terreno. Tutto ciò che sulla Terra risveglia l’apparenza che l’uomo debba languire nella vita terrena, è sempre soltanto una dimostrazione di Grazia dell’Amore divino, che soltanto così può guidare l’uomo sulla retta via, sulla via che conduce all’eterna Magnificenza e che ricompenserà pienamente il figlio terreno per ciò a cui ha dovuto rinunciare e dare via sulla Terra, perché delle gioie terrene passano, ma le eterne Magnificenze rimangono, e sono soltanto queste che devono essere desiderate sulla Terra.
Amen
TraduttoreDe mensen schenken geen aandacht aan de verschillende stromingen die in verschillende gemoedstoestanden tot uitdrukking komen en zijn er daarom ook niet in onderricht dat deze stromingen geen toeval zijn, dat dus ook het gemoedsleven van de mens een gevolgverschijnsel is van hun instelling tegenover God of tegenover de vijandige macht. Juist de mens die onder zulke gemoedsstemmingen lijdt is zichtbaar door de liefde Gods gegrepen, want God bekommert zich om de mens die gevaar loopt Hem te vergeten, doordat Hij op het gemoedsleven van de mens inwerkt, afbreuk doet aan de vreugde van het leven en een algemene moedeloosheid van hem bezit laat nemen. En dit is in veel gevallen enorm zegenrijk, want pas in zulke tijden richt het denken van de mens zich op zijn Schepper, pas wanneer al het aardse aan waarde heeft verloren denkt de mens aan zijn eigenlijke bestemming. En daarom moeten er dagen van innerlijke strijd over de mensen komen, dagen waarin ze zich bewust worden van de broosheid van aards genot. Werkelijke nood en waar lijden hoeft daar niet altijd de aanleiding voor te zijn, de sombere stemming kan in de mens zelf ontstaan zonder ogenschijnlijke oorzaak. En dat is de invloed van die wezens, aan wie de mensen zijn toevertrouwd en die bezorgd zijn om het zielenheil van hen en angstvallig waken over elke opwelling van het menselijke hart.
Een voor de hand liggend gevaar is, dat de mens alle kracht besteedt aan de eisen die het aardse leven aan hem stelt. Dan grijpen ze in doordat ze de dadendrang, de vreugde aan het leven op aarde sterk afremmen en de mens nu in een gedeprimeerde stemming vervalt. En het is goed wanneer de mens zich daardoor laat beïnvloeden, wanneer zulke tijden hem uren van innerlijke bedachtzaamheid opleveren, dan zijn ze niet tevergeefs over de mens gekomen. Maar niet alle mensen luisteren naar de innerlijke aanmaning. Zeer velen proberen in vergroot aards genot hun gemoedsopwellingen te verstikken en dat lukt hen ook, daar de wil nu eenmaal gericht is op het leven op aarde en zij nu gedachtenloos over zulk soort stemmingen heenstappen en er alleen maar op bedacht zijn de oude toestand van innerlijke tevredenheid te herstellen. De mens van wie het leven dagen vertoont die hem moeilijk en ondraaglijk toeschijnen en die alleen in zijn gevoelsleven zijn teweeggebracht, moet niet klagen. Gods liefde is hen nabij en zulke uren zijn alleen maar hulpmiddelen van de vrienden van de overkant die de mensen willen verhinderen zich in aards genot te verliezen. Alles wat op aarde de schijn wekt dat de mens gebrek moet lijden in het aardse leven, is steeds slechts een bewijs van de goddelijke liefde die alleen zo de mens op de juiste weg kan leiden, op de weg die naar de eeuwige heerlijkheid voert en het mensenkind volledig zal schadeloosstellen voor wat hij op aarde moest ontberen of opgeven. Want aardse genoegens vergaan, maar de eeuwige heerlijkheden blijven bestaan en alleen deze zijn het die op aarde moeten worden begeerd.
Amen
Traduttore