Confronta annuncio con traduzione

Altre traduzioni:

Il non riconoscere l’Origine da Dio - La sensazione di appartenenza

L’essenziale divino nell’uomo è indissolubilmente fuso con la Forza primordiale, cioè non può mai e poi mai sussistere isolato, può solo considerare sé stesso temporaneamente come non unito con la Forza primordiale, cosa che però non esclude che il collegamento sussista comunque. La separazione temporanea da Dio è quindi uno stato auto creato dall’essere stesso, che può essere sospeso di nuovo anche da lui stesso, quindi dipende solo dalla volontà dell’essere cambiare lo stato auto creato e sentire sé stesso come appartenente all’eterna Divinità. E così la separazione o l’unificazione con l’Entità Suprema dipende dalla volontà dell’uomo, perché la sua volontà stabilisce il rapporto giusto o sbagliato, la sua volontà opera l’avvicinamento o l’allontanamento da Dio, anche se l’entità non può allontanarsi totalmente da Dio, dato che è il deflusso dalla divina Volontà d’Amore. Di conseguenza una separazione da Dio è impossibile, perché tutto ciò che è creato da Dio rimane in strettissima unione con Lui, benché non riconosca il suo rapporto verso Dio. In un’ora difficile il sentimento di separazione può essere cancellato all’improvviso e giungere alla consapevolezza straordinariamente forte, ed il sentimento dell’appartenenza è allora immensamente importante per l’essere, perché ha riconosciuto la sua origine e si è rivolto a Colui, il Quale E’ il suo Creatore. L’essenziale divino nell’uomo tende ora allo stesso Essenziale al di fuori di sé e così ha luogo l’unificazione dello stesso Spirituale, ed attraverso questa unione con la Forza l’essere viene sempre più intimamente unito con l’eterna Divinità e quindi pontificata la separazione, che non è mai davvero esistita, solo dall’essere stesso era stata creata la distanza spirituale da Dio attraverso il non voler riconoscere l’origine da Dio. Dio Stesso ha dato la libertà della volontà all’essenziale in un determinato stato di maturità ed anche la capacità di poter riconoscere la sua origine, ma non è sempre data la garanzia che l’essere utilizzi questa capacità, perciò si crede allontanato da Dio e si sente bene in questo stato lontano da Dio. Allora l’essere è ancora lo stesso come finora, il deflusso della divina Volontà d’Amore e quindi indissolubilmente unito con Dio, ma non si riconosce e crede ora di poter percorrere da solo la via terrena con la propria forza. Allora esiste solo il pericolo che tutta la vita terrena passi, senza portare all’essere la consapevolezza della lontananza spirituale da Dio, ed allora questa non è stata diminuita, ma continua a sussistere, finché l’essere non vede in Dio la sua origine e la sua fine, finché l’essere non abbia conquistata la conoscenza, che è indissolubilmente fuso con l’eterna Forza primordiale e questa conoscenza procura in lui la più alta Beatitudine.

Amen

Traduttore
Tradotto da: Ingrid Wunderlich

Het niet erkennen van het uitgaan uit God – Saamhorigheidsgevoel

Het goddelijk wezenlijke in de mens is onlosmakelijk met de oerkracht versmolten. Dat wil zeggen dat het nooit en te nimmer geïsoleerd kan bestaan, maar zichzelf tijdelijk als niet verbonden met de oerkracht beschouwt. Maar dit sluit niet uit, dat de verbinding toch bestaat. De tijdelijke scheiding van God is dus een door het wezen zelfgeschapen toestand, die door hemzelf ook weer opgeheven kan worden. Het ligt dus alleen maar aan de wil om de zelfgeschapen toestand te veranderen en zichzelf als toebehorend aan de eeuwige Godheid te voelen.

En zo is dus de scheiding van of vereniging met het hoogste Wezen afhankelijk van de wil van de mens. Want zijn wil brengt de juiste of de verkeerde verhouding tot stand. Zijn wil brengt de toenadering of verwijdering van God teweeg, ofschoon het wezen zich niet geheel van God verwijderen kan, omdat ze uitstroming van de goddelijke wil om lief te hebben is. Een scheiding van God is dus onmogelijk, want alles wat door God geschapen is, blijft in de nauwste verbinding met God, ofschoon het zijn verhouding tot God niet erkent.

Tijdens een moeilijk moment kan het gescheiden gevoel uitgedoofd worden en het saamhorigheidsgevoel buitengewoon sterk in het bewustzijn treden en dit is dan enorm belangrijk voor het wezen, want het heeft zijn oorsprong herkend en zich naar Degene, Die zijn Schepper is, toegekeerd.

Het goddelijk wezenlijke in de mens streeft nu naar hetzelfde wezenlijke buiten zichzelf en de vereniging met hetzelfde geestelijke vindt plaats en door de vereniging met geestelijke kracht wordt het wezen steeds inniger met de eeuwige Godheid verbonden en wordt de scheiding, die eigenlijk nooit bestaan heeft, dus overbrugd. De geestelijke afstand werd enkel door het wezen zelf geschapen, door het niet willen erkennen van de oorsprong uit God.

God Zelf heeft het wezenlijke bij een bepaalde staat van rijpheid de vrijheid van de wil gegeven en ook de bekwaamheid om zijn oorsprong te kunnen herkennen. Maar er is niet steeds de garantie gegeven, dat het wezen deze bekwaamheid gebruikt, zich daarom verwijderd waant van God en zich in deze staat van verwijderd zijn van God goed voelt. Dan is het wezen wel nog steeds dezelfde als voorheen, de uitstroming van de goddelijke wil om lief te hebben en dus onlosmakelijk met God verbonden, maar het herkent zichzelf niet en gelooft nu alleen uit eigen kracht de weg op aarde te kunnen gaan.

Er bestaat dan enkel het gevaar, dat het gehele aardse leven voorbijgaat, zonder dat het wezen zich bewust wordt van de geestelijke verwijdering van God. En dan wordt deze verwijdering niet minder, maar ze blijft net zo lang bestaan tot het wezen in God zijn begin en einde ziet. Tot het wezen het inzicht gekregen heeft, dat het onscheidbaar met de eeuwige oerkracht versmolten is en dit besef brengt de grootste gelukzaligheid in hem teweeg.

Amen

Traduttore
Tradotto da: Peter Schelling