L’Opera di Creazione di Dio è quindi sorta, per legare per un certo tempo la libera volontà dell’essere, di cui abusava, in modo che quindi l’essere era costretto a fare qualcosa, che andava contro la sua volontà, che deve servire dove prima voleva dominare. L’essere è spinto in uno stato che la sua libera volontà non avrebbe mai presa su di sé; l’essere viene costretto ad un’attività, che corrisponde alla Volontà di Dio, ed il potere dell’avversario non può cambiare nulla in questo stato degli esseri. Quindi, il suo potere è già stato spezzato, quando Dio ha fatto sorgere la Creazione, perciò l’avversario ha impiegato tutta la sua astuzia e perfidia, per sottomettersi comunque di nuovo l’essere nella libera volontà, nell’incorporazione come uomo. E quindi lui opprimeva l’essere in un modo, che era troppo debole per eseguire la propria volontà, anche se questa desiderava Dio, ma capitava sempre di nuovo nelle reti di cattura di Lucifero e con la propria forza non se ne poteva liberare. E per sospendere questo stato di debolezza degli esseri, che erano comunque primordialmente proceduti da Lui, per fortificare gli esseri nella forza della loro volontà e di portare loro contemporaneamente il mezzo che li faceva diventare liberi dal potere maligno, il Signore discese sulla Terra. Ha dato all’avversario anche il potere su di Sé, cioè, su tutto ciò che era terreno in Lui, Lui Stesso Si E’ posto nella lotta contro l’arcinemico di tutto il Bene. E lo ha vinto. Ha spezzato il potere della morte, Egli era più forte di colui, la cui aspirazione è di sottrarre tutto al Regno di Luce e di ingrandire il regno dell’oscurità. Gli ha spezzato il suo potere ed ha indicato agli esseri la via, che conduceva fuori dal regno dell’oscurità nel Regno di Luce. Ora gli ha lasciato bensì la libera volontà ed all’avversario anche un potere su questa, ma ha messo a disposizione dell’essere una misura di Grazia, che possa diventare forte la sua volontà e gli rende possibile la totale liberazione dal potere avverso, se l’essere si avvale coscientemente di questo apporto di grazia. Quindi dipende di nuovo dalla libera volontà dell’essere, verso quale parte si decide. Ora può prendere la via senza esserne impedito verso l’Alto oppure anche verso il basso, soltanto se desidera, gli viene anche data la Forza di poter corrispondere secondo il suo desiderio, mentre prima l’essere era forte e la volontà indebolita fino all’estremo dall’avversario, in modo che quindi il desiderio per la Luce diventava sempre meno, quindi la lontananza da Dio sempre più grande. Attraverso l’Opera di Creazione all’essere prima dell’incorporazione come uomo, era data l’occasione, di svilupparsi verso l’Alto anche contro la sua volontà, in modo che era quindi già raggiunto un determinato stato di maturità, quando l’essere si può poi incorporare come uomo. Il cammino attraverso la Creazione ha portato l’essere già più vicino a Dio, la distanza non è più così infinitamente grande come lo era una volta. E quindi è anche maggiore la possibilità, che il percorso attraverso la valle terrena come uomo all’essere porti l’ultima liberazione dal potere dell’avversario. Se ora l’apporto di Grazia viene utilizzato, che Dio Stesso rende accessibile agli uomini attraverso la Sua Opera di Redenzione, allora l’ultima liberazione da questo potere può aver luogo e l’essere ritornare a Colui, dal Quale è proceduto.
Amen
TraduttoreHet scheppingswerk van God is dus ontstaan om de vrije wil van het wezen, dat misbruikt werd, voor een zekere tijd te binden, zodat het wezen dus gedwongen is om iets te doen, wat tegen zijn wil ingaat. Dat het moet dienen, waar het eerst wilde heersen. Het wezen is in een toestand gedrongen, die zijn vrije wil nooit op zich genomen zou hebben. Het wezen wordt tot een activiteit gedwongen, die overeenkomt met de wil van God en de macht van de tegenstander kan niets aan deze toestand van de wezens veranderen.
Zijn macht werd dus al gebroken, toen God de schepping liet ontstaan. Daarom paste hij al zijn listigheden en valsheden toe om het wezen in het stadium van de vrije wil, in de belichaming als mens, toch weer aan zich te onderwerpen. En hij onderdrukte het wezen op een zo ongehoorde manier, zodat het, ook wanneer zijn wil naar God verlangde, te zwak was om deze wil uit te voeren, maar hij steeds weer in het vangnet van Satan verstrikt raakte en hij zich er door eigen kracht niet uit kon bevrijden.
En om ook deze zwakke toestand van de wezens, die toch in het oerbegin van Hem uitgegaan waren, op te heffen, om de wezens in hun wilskracht te versterken en hun tegelijkertijd het middel te brengen, dat hen van de boze macht vrij liet worden, daalde de Heer af naar de aarde. Hij gaf de tegenstander ook de macht over Zichzelf. Dat wil zeggen, over alles wat aards aan Hem was. Hij streed Zelf tegen de ergste vijand van al het goede. En Hij overwon hem. Hij brak de macht van de dood. Hij was sterker dan degene, wiens streven het is om alles aan het bereik van het licht te onttrekken en het rijk van de duisternis te vergroten. Hij brak diens macht en Hij wees de wezens een weg, die uit het rijk van de duisternis naar het rijk van het licht leidde.
Hij liet hem nu weliswaar de vrije wil en gaf de tegenstander ook macht over dit wezen, maar hij stelde het wezen echter een hoeveelheid genade ter beschikking, die zijn wil sterk kan laten worden en hem volledige bevrijding uit de macht van de tegenstander mogelijk maakt, als het wezen bewust een beroep doet op deze genadegave. Dus is het weer van de vrije wil van het wezen afhankelijk, voor welke zijde het kiest. Het kan nu ongehinderd de weg naar boven of naar beneden nemen. Alleen wordt hem, als het naar boven verlangt, ook de kracht gegeven om te kunnen voldoen aan zijn verlangen, terwijl het wezen voorheen krachteloos was en de wil door de tegenstander tot het uiterste verzwakt was, zodat dus het verlangen naar het licht steeds minder werd, dus de verwijdering van God steeds groter.
Door het scheppingswerk is het wezen voor de belichaming als mens gelegenheid gegeven om zich, al is het ook tegen zijn wil, opwaarts te ontwikkelen, zodat dus al een bepaalde staat van rijpheid bereikt is, wanneer het wezen zich dan als mens belichamen mag. De gang door de schepping heeft het wezen al dichter bij de Godheid gebracht. De afstand is niet meer zo eindeloos groot, als het ooit was. En daarom is ook de mogelijkheid groter, dat de gang als mens door het aardse dal het wezen op het laatst de bevrijding uit de macht van de tegenstander brengt. Als nu de genadeschenking, die God Zelf door Zijn verlossingswerk voor de mens toegankelijk gemaakt heeft, benut wordt, dan kan de laatste verlossing uit deze macht plaatsvinden en kan het wezen terugkeren naar Degene, van Wie hij uitgegaan is.
Amen
Traduttore