Dipende dalla volontà dell’uomo procurarsi uno sguardo nel Regno che altrimenti gli rimane chiuso, perché esiste al di fuori di tutto il terreno. Lui stesso deve soltanto predisporre sé stesso in modo ultraterreno, deve mandare là, dov’è la sua vera Patria, ciò che in lui è ultraterreno, la scintilla spirituale che Dio ha messo nel cuore come particella di Sé Stesso. Lo spirituale in lui aspira incontro allo spirituale al di fuori dalla Terra, e questo spirituale lo guida e lo introduce nell’eterna Magnificenza. Quindi, lo spirito nell’uomo può contemplare tutto e nulla gli rimane nascosto, ma non è sempre possibile rendere accessibile all’anima dell’uomo ciò che lo spirito ha contemplato. L’anima deve per così dire aver prima istruito i suoi sensi affinché sia capace di accogliere ciò che le viene offerto. Deve desiderare lo spirituale prima di badare al terreno. E per questo ci vuole una forte volontà dell’uomo ed un profondo desiderio per le impressioni spirituali. Ma se esistono ambedue le cose, allora per l’uomo non ci sono più confini. Può far fluttuare il suo sguardo in quel Paese, che è inimmaginabile nella sua Magnificenza. Si escludono tutti i concetti terreni, come costrizione, limitazione ed imperfezione. Quello che si offre agli occhi di colui che contempla spiritualmente, è pienissima armonia, la più nobile linea di condotta, indescrivibile nella sua colorazione, leggero e volteggiante e non legato ai stretti confini della vita terrena. Tutto è Luce e Chiarezza, e nulla di disarmonioso disturba l’immagine piacevole. E’ una Pace armoniosa e comunque nulla di morto, tutto respira Vita ed Amore, è una indescrivibile bellezza, e le impressioni sono le più variabili che lo spirito da Dio vorrebbe trasmettere alla sua anima, che però non sono afferrabili con i sensi umani. Perciò è oltremodo difficile ripetere ciò che è stato contemplato, perché la possibilità di immaginazione dell’uomo è troppo scarsa, per poter farsi un’idea secondo Verità; ma quello che lo spirito ha una volta contemplato, rimane in lui e cerca sempre di nuovo quei campi, per raccogliere nuove impressioni. A volte gli riesce trasmetterle all’anima e questo sempre, quando il desiderio nell’uomo ne è diventato così forte, che dimentica totalmente la Terra. Allora la separazione dalla catena del corpo è più facile e più grande la capacità di accogliere immagini spirituali. Sono delle Magnificenze inimmaginabili che l’occhio umano non potrebbe mai vedere, perché lo splendore ed il fasto potrebbe abbagliarlo, e soltanto un grado di maturità molto alto permette di sopportare una cosciente contemplazione. L’uomo deve aver perduto ogni legame con la Terra, allora gli è possibile dare uno sguardo in quelle sfere già nell’esistenza terrena. Ma per concedere agli uomini un piccolo sguardo in quelle Magnificenze, Dio incarica i Suoi messaggeri a risvegliare il dono dell’immaginazione in alcuni uomini, per poter ripetere approssimativamente in immagine ciò che è stato contemplato spiritualmente e trasmesso all’anima, affinché venga risvegliato ed accresciuto il desiderio per quelle Magnificenze. La bellezza delle forme, lo splendente fasto dei colori, non si può ripetere la molteplicità dei Miracoli della Creazione, perché le fantasie più audaci non si avvicinano minimamente a quelle Magnificenze. E così è possibile solo limitatamente dare l’annuncio ai figli terreni, e soltanto il più intimo desiderio per queste solleva il velo che è steso su tutto, finché l’essere appartiene ancora alla Terra. Ma a colui, che aspira seriamente è possibile togliere anche questo velo e di contemplare coscientemente il Regno dell’aldilà, ma allora nemmeno il suo decesso da questo mondo non è più lontano.
Amen
TraduttoreHet ligt aan de wil van de mens om te zorgen voor een inkijk in het rijk, dat anders gesloten voor hem is, omdat het buiten al het aardse bestaat. Hij moet enkel zichzelf eveneens buitenaards instellen. Hij moet dat, wat buitenaards in hem is, de geestelijke vonk, die God hem, als deeltje van Zichzelf, in het hart gelegd heeft, daarheen sturen, waar zijn eigenlijke vaderland is. Het geestelijke in hem streeft het geestelijke buiten de aarde tegemoet en dit geestelijke leidt het en voert het de eeuwige heerlijkheid binnen.
De geest in de mens kan dus alles bekijken en niets blijft voor hem verborgen. Maar het is niet altijd mogelijk om hetgeen de geest gezien heeft voor de ziel van de mens toegankelijk te maken. De ziel moet eerst haar denken als het ware zo ontwikkeld hebben, dat ze in staat is om hetgeen haar aangeboden is op te nemen. Ze moet eerst naar het geestelijke verlangen, voordat ze acht slaat op het aardse.
En daar hoort een sterke wil van de mens bij en een diep verlangen naar geestelijke indrukken. Maar als beide beschikbaar zijn, dan bestaan er voor de mens geen grenzen. Hij kan zijn blik in dit land, dat onvoorstelbaar is in zijn heerlijkheid, laten zwerven. Alle aardse begrippen, zoals dwang, begrenzing en onvolmaaktheid vallen weg.
Wat zich aan de ogen van degene, die geestelijk schouwt, aanbiedt, is in de meest volledige harmonie, de voortreffelijkste lijnen, onbeschrijflijk in zijn kleurschakeringen, licht en zwierig en niet aan de nauwe grenzen van het aardse leven gebonden. Alles is licht en helder en niets onharmonisch verstoort het bekoorlijke tafereel. Het is een harmonische vrede en toch niets doods. Alles ademt leven en liefde. Het is van een onvergelijkbare schoonheid en het zijn de meest afwisselende indrukken, die de geest uit God aan zijn ziel zou willen geven, maar die met menselijke zinnen niet bevat kunnen worden.
Daarom is het buitengewoon moeilijk om het geziene te beschrijven, want het voorstellingsvermogen van de mens is te gering om zich overeenkomstig de waarheid een beeld te kunnen vormen. Maar wat de geest eenmaal gezien heeft, blijft in hem en hij bezoekt steeds weer nieuwe streken om nieuwe indrukken te verzamelen. Het lukt hem af en toe wel om dit op de ziel over te brengen. En dit steeds dan, wanneer het verlangen ernaar in de mens zo sterk geworden is, dat hij de aarde volledig vergeet. Dan is het scheiden van de lichamelijke boeien gemakkelijker en de bekwaamheid om geestelijke beelden op te nemen, groter.
Het zijn onvoorstelbare heerlijkheden, die het menselijke oog nooit zou kunnen zien, omdat glans en pracht het zouden verblinden en alleen een zeer hoge rijpheidsgraad laat een bewust schouwen verdragen. De mens moet elke binding met de aarde verloren hebben, dan is het voor hem mogelijk om al tijdens het bestaan op aarde een blik in deze sferen te werpen.
Maar om de mensen een inkijkje te kunnen geven in deze heerlijkheden, geeft God Zijn boden opdracht om het voorstellingsvermogen in enige mensen op te wekken om het door hen geestelijke geziene en hetgeen aan de ziel overgedragen is bij benadering beeldend te kunnen beschrijven, opdat het verlangen naar deze heerlijkheden opgewekt en vergroot wordt. De schoonheid van de vormen, de lichtende kleurenpracht, de veelzijdigheid van het scheppingswonder zijn echter niet te beschrijven, want de gewaagdste fantasieën kunnen in de verste verte niet met deze heerlijkheden wedijveren.
En dus is het slechts beperkt mogelijk om dit aan de mensenkinderen bekend te maken. En alleen het diepste verlangen ernaar verwijdert de sluier, die over alles uitgespreid is, zolang het wezen nog aan de aarde toebehoort. Maar voor degene die ernstig streeft, is het mogelijk om ook deze sluier op te lichten en bewust in het rijk aan gene zijde te kijken. Maar dan is zijn heengaan van deze wereld ook niet ver meer weg.
Amen
Traduttore