Le processus de Libération du spirituel mort se déroule comme Ma Sagesse l'a décidé depuis l’Éternité, parce que Moi seul sais la déformation de ce qui est procédé de Moi dans toute la perfection, et donc Je connais aussi les moyens et les voies pour la re-transformation, pour le retour à la perfection d'autrefois. Mon But est la divinisation de Mes créatures, but que J’atteindrai certainement un jour. Mais cette divinisation demande des temps inconcevablement longs, elle demande des Éternités pour les concepts humains, tandis que pour Moi la durée du temps est indifférente, parce que Je Suis d'Éternité en Éternité. Tant qu’à l'entité il est enlevé la conscience, tant que le spirituel dissous par Moi marche encore à travers les plus différentes Créations pour atteindre son but, à ce spirituel il manque encore le concept de temps. Seulement lorsque les particules animiques qui appartiennent à un être d’Ur se sont de nouveau recueillies et entrent maintenant comme «âme» dans un corps humain, cet être devient auto-conscient, et le temps lui devient maintenant un concept. Maintenant l'être, un esprit d’Ur autrefois tombé a besoin de travailler sur lui seulement encore pour un bref temps pour mener à la fin le processus de Libération, s’il en a la volonté. Mais dans ce bref temps de la vie terrestre il s’agit de tendre avec toutes ses forces vers le but qui est d’entreprendre la dernière purification, de libérer l'âme de toutes les scories qui lui sont encore attachées, parce qu'elle se trouve encore dans le royaume de celui qui est responsable de sa chute dans l'abîme. Et son règne est rempli d'esprits immondes, d’êtres tels qu’ils échoueraient dans la vie terrestre, car ils ne pourraient pas développer la volonté de se détacher de lui, parce qu’ils ressemblent dans leur mode d'être à leur dominateur et ils sont pleins de haine contre tout l'essentiel qui tend vers le Haut. Ces esprits immondes entourent les hommes et cherchent à conquérir l'influence sur l'âme, sur les pensées, les sentiments et la volonté de l'homme. Et maintenant l'homme doit combattre avec toutes ses forces contre les oppressions, chose que cependant il peut faire avec l'Aide de Jésus Christ. Donc ces êtres spirituels immondes chercheront à attiser toutes les mauvaises caractéristiques dans l'homme et ainsi on peut dire que chaque manie, chaque vice, chaque caractéristique ignoble est l’action de tels esprits immondes sur l'âme humaine et que ces esprits immondes peuvent aussi s'installer dans l'homme, lorsqu’il se fait dominer totalement par eux, s’il n’a pas la volonté de leur prêter résistance. Alors il devra faire de grands efforts pour se libérer de tels esprits immondes, et seulement un ferme attachement à Jésus Christ, une intime prière à Lui pour de l'Aide, le libérera de ces êtres, qui sont eux-mêmes encore pleins de refus contre chaque Rayon d'Amour, parce qu’en tant que suite de Satan ils haïssent tout ce qui est bon et donc à eux il n'est pas concédé de s'établir dans l'homme qui tend consciemment vers Moi. Ils agiront de toute façon toujours de l'extérieur, mais ils peuvent être rejetés. Cependant, s'ils ont une fois pris possession de l'âme, alors la libération de ces êtres est extrêmement difficile et demande une forte volonté. Et alors vous les hommes vous pouvez parler de possession, alors l’action des forces sataniques est évidente. Et un motif consiste dans le fait que l'âme dans son développement antécédent n'a pas atteint le degré requis, mais le temps de son incorporation est venu et donc la lutte terrestre est particulièrement difficile pour se libérer de tous ses charmes, vices et désirs, ce qui donne la possibilité à ces esprits immondes de l'opprimer ou bien aussi de s'insinuer en elle. L'âme en soi est un esprit d’Ur tombé, contre lequel combattent des esprits d’Ur sur ordre de leur seigneur, pour lui rendre le retour impossible. Mais à côté de ces esprits d’Ur tombés Je Me trouve Moi-même, et par Mon Œuvre de Libération il a été érigé une barrière entre cet esprit d’Ur qui marche comme homme sur la Terre et les esprits immondes de l'abîme. Chaque âme qui se déclare pour Moi et Mon Œuvre de Libération, se réfugie derrière cette barrière et elle ne peut plus être opprimée d’aucune manière par ces êtres immondes, de sorte que le souffle empoisonné de l'obscurité retombe sur eux, et peut seulement l'effleurer, ce qui rend nécessaire une vigilance constante, une prière constante et une intime unification avec Moi, donc vous les hommes n'êtes pas exposés à l’action de ces forces sataniques si vous-mêmes vous vous défendez. Parce que pour cela Je suis mort sur la Croix, pour que le pouvoir de Satan soit cassé.
Amen
TraducteursHet verlossingsproces van het gevallen geestelijke vindt zo plaats zoals Mijn Wijsheid het sinds eeuwigheid besloten heeft, want IK alleen ken de misvorming van datgene, wat eens uit MIJ in alle volmaaktheid is voortgekomen en daarom ben IK ook op de hoogte van de middelen en wegen hoe (het gevallene) zijn vroegere gedaante weer kan verkrijgen, hoe het de volmaaktheid van weleer bereiken moet.
Mijn doel, dat IK ook zeker eens bereiken zal, is het vergoddelijken van Mijn schepselen. Maar dit vergoddelijken vergt ondenkbaar lange tijden; voor menselijke begrippen vraagt het eeuwigheden, terwijl voor MIJ de tijdsduur van geen belang is, want IK ben in alle eeuwigheid.
Zolang het wezenlijke het bewustzijn is afgenomen, zolang het geestelijke dat IK heb doen uiteenvallen ten behoeve van het bereiken van zijn bestemming, nog de meest verschillende scheppingen doorloopt, ontbreekt dit geestelijke ook nog het tijdsbesef. Pas wanneer de zielepartikeltjes die bij een oerwezen behoren weer zijn samengekomen en als "ziel" nu het menselijke lichaam betrekken, wordt dit wezen ikbewust en ook de tijd wordt hem nu tot een begrip.
Nu hoeft het wezen, de eens gevallen oergeest, nog maar korte tijd aan zichzelf te werken om het verlossingsproces te beëindigen, wanneer het daartoe bereid is. Maar in deze korte tijd van het aardse leven komt het er op aan met alle krachten het doel na te streven, de laatste reiniging uit te voeren, de ziel van alle slakken te bevrijden die haar nog aankleven omdat ze zich nog in het werkingsgebied van diegene bevindt die de schuld was van haar val in de diepte.
En zijn gebied is vol van slechte geesten, wezens van het soort die faalden in het aardse leven, die de wil niet op konden brengen zich van hem los te maken, die in hun aard op hun heerser lijken en die vervuld zijn met haat tegenover al het wezenlijke dat opwaarts streeft. Deze slechte geesten omgeven de mensen en ze proberen invloed te verkrijgen op de ziel, op het denken, voelen en willen van de mens. En de mens moet nu met al zijn krachten tegen hun kwellingen strijden, wat hij echt ook kan met de hulp van JEZUS CHRISTUS.
Dus zullen die geestelijk kwade wezens alle slechte eigenschappen in een mens proberen aan te wakkeren, en bijgevolg kan men zeggen dat elke slechte gewoonte, elke ondeugd, elke onedele eigenschap de inwerking is op de menselijke ziel door zulke laagstaande geesten en dat deze boze geesten zich ook kunnen nestelen in de mens, wanneer hij zich geheel door hen laat beheersen, wanneer hij helemaal niet van zins is weerstand aan hen te bieden.
Dan zal hij zich grote inspanningen moeten getroosten om die kwade geesten kwijt te raken en alleen maar het zich standvastig aansluiten bij JEZUS CHRISTUS, het innige gebed tot HEM om hulp, zal hem bevrijden van die wezens, die echter zelf nog helemaal afwerend staan tegenover iedere straal van liefde, omdat ze als satan's aanhang al het goede haten en het hun daarom ook niet geoorloofd is zich in mensen te nestelen die bewust naar MIJ streven. Weliswaar zullen ze steeds van buitenaf inwerken, maar ze kunnen ruim van te voren worden afgeweerd. Hebben ze echter eerst eenmaal bezit genomen van de ziel, dan is het uiterst moeilijk van hen bevrijd te worden en vereist een sterke wil. En dan zou u, mensen kunnen spreken van bezetenheid, dan is het werkzaam zijn van satanische krachten duidelijk te zien.
En de verklaring ligt hierin, dat de ziel in haar ontwikkeling tevoren nog niet een (hogere) graad bereikt heeft, de tijd van haar belichaming echter dichterbij is gekomen, en dat daarom de strijd op aarde bijzonder zwaar is om al haar aandriften, slechte gewoonten en begeerten kwijt te raken, die de lage geesten de mogelijkheid geven haar in het nauw te brengen of zelfs bij haar binnen te sluipen.
Van zichzelf is de ziel een gevallen oergeest, waartegen andere oergeesten in opdracht van hun heer strijden, om hem het terugkeren onmogelijk te maken. Maar IK Zelf sta aan de kant van die gevallen oergeest en door Mijn werk van Verlossing is er een barrière opgericht tussen die oergeest die als mens over de aarde gaat en de slechte geesten uit de diepte.
Iedere ziel die MIJ en Mijn werk van Verlossing belijdt, zoekt bescherming achter die barrière en kan niet meer door die kwade geesten in het nauw worden gebracht op zo'n manier, dat hij hun ten prooi valt. Alleen de giftige adem uit de duisternis kan haar d.m.v. gedachten aanraken, wat voortdurende waakzaamheid, voortdurend gebed en innige aaneensluiting met MIJ nodig maakt. U, mensen bent dus niet overgeleverd aan de activiteit van deze satanische krachten, wanneer u zelf u daartegen verweert.
Want daarvoor ben IK aan het kruis gestorven, dat de macht van satan gebroken is.
Amen
Traducteurs