Si dans l'homme il fleurit le bien ou le mal, cela provient de sa volonté qui ne peut pas être forcée d'aucune part, même lorsque l'homme soutient devoir agir sous une certaine contrainte. Sa volonté peut s'y opposer à tout instant, même lorsqu’il est faible corporellement pour prêter résistance. Mais il doit toujours répondre de sa volonté, parce que celle-ci est et reste libre et l'orientation de la volonté d'un homme le forme dans un être bon ou mauvais, l'orientation de la volonté détermine son chemin de vie, sa prédisposition envers Dieu et son sort un jour dans l'Éternité, parce que ce que l'homme fait comme tel, est consciemment tourné pour ou contre l'Ordre divin, et Dieu juge cette volonté consciente selon Sa Justice. Pour cette raison Il prend soin à ce qu’à l'homme pendant sa vie terrestre il soit donné connaissance de Sa Volonté, auquel la volonté humaine doit se soumettre, s'il veut vivre dans l'Ordre divin. Ce qui est tourné contre la Volonté divine est mal et l'homme le perçoit comme mal, parce qu'il agit presque toujours en cachette, dès qu’il se trouve dans un milieu où les hommes s'acquittent de la Volonté divine. S'il agit ouvertement devant eux, alors la volonté est tournée en connaissance de cause contre Dieu, alors il est indéniablement reconnaissable comme un représentant de celui qui est contre Dieu. Les effets de son action viseront toujours à endommager le prochain, il agira ouvertement contre l'amour et causera de la souffrance aux hommes, il les poussera dans la misère et dans le besoin et ainsi il abusera de sa libre volonté pour faire de mauvaises actions dont un jour il devra répondre. Vu que lui-même en tant qu’homme a les mêmes sentiments que son prochain, il sait aussi que tout ce qui endommage le prochain est mauvais et il ne peut jamais présenter son action comme juste et honnête, lui-même ne peut jamais s'absoudre de sa faute, même s’il ne veut reconnaître au-dessus de lui aucun Juge éternel. Et s'il croit posséder le droit du plus fort dans ses rapports avec le faible, alors lui-même devrait se plier devant plus fort que lui et approuver ses mauvaises actions, chose qui cependant n'est jamais le cas, mais qui le pousse à agir toujours plus sans amour. Sa volonté est mal orientée du fait de sa propre poussée, malgré la connaissance et le savoir des Lois de l'Ordre éternel, qui sont toujours mises devant ses yeux au travers des manières d’agir des hommes bons qui lui font reconnaître son action comme à travers un miroir. À un homme mauvais il est toujours donné l'occasion de changer de mentalité, Dieu lui tiendra toujours devant les yeux son mode de vie anti-divin, pour qu’il le reconnaisse lui-même et cherche à le changer. Mais sa libre volonté doit toujours être active, elle peut être bonne et ne doit pas nécessairement être mauvaise.
Amen
TraducteursOf het goede of het kwade in de mens tot bloei komt, is zijn eigen wil die vanuit geen enkele kant kan worden gedwongen, ook niet wanneer de mens beweert onder een zekere dwang te moeten handelen. Zijn wil kan zich te allen tijde tegen de dwang verzetten, ook wanneer hij lichamelijk te zwak is om weerstand te bieden. Maar hij moet zich steeds voor zijn wil verantwoorden. Want deze is en blijft vrij en de richting die de wil van een mens gaat, vormt hem tot een goed of slecht wezen. De richting van de wil bepaalt zijn levenswandel, zijn instelling tot God en zijn lot eens in de eeuwigheid. Want wat de mens als zodanig doet, dat doet hij bewust als voor of tegen de goddelijke ordening gericht. En over deze bewuste wil oordeelt God naar rechtvaardigheid.
Maar daarom draagt Hij er ook zorg voor, dat de mens gedurende zijn aards bestaan kennis zal worden gegeven van Zijn wil, in welke de menselijke wil zich moet schikken, wil hij in de goddelijke ordening leven. Wat tegen de goddelijke wil is gericht, is slecht, en dat voelt de mens ook als verkeerd. Want meestal handelt hij heimelijk, zodra hij zich in de nabijheid van mensen bevindt die zich inzetten voor de goddelijke wil. En als hij openlijk voor hen handelt, dan is de wil bewust tegen God gericht. Dan is hij ontegenzeglijk herkenbaar als een aanhanger van degene die tegen God is. En de uitwerkingen van zijn handelen zullen steeds nadelig zijn voor de medemensen. Hij handelt openlijk tegen de liefde in en berokkent de medemensen leed. Hij drijft ze in nood en ellende en misbruikt zo zijn vrije wil voor slechte handelingen, waar hij zich eens voor moet verantwoorden.
Daar hij zelf als mens dezelfde gevoelens heeft als zijn medemensen, weet hij ook, dat alles wat de medemens schade berokkent, slecht is. En hij kan zijn daden nooit als goed en gewetensvol kwalificeren. Hij kan zichzelf nooit van schuld vrijspreken, ofschoon hij geen eeuwige Rechter boven zich wil erkennen. En als hij meent het recht van de sterke tegenover de zwakke te bezitten, zou hij zelf zich ook voor een sterkere moeten buigen en diens slechte daden billijken, wat echter nooit het geval is, maar hem alleen maar tot nog meer liefdeloos handelen aanzet. Zijn wil is verkeerd gericht, uit eigen vrije beweging, ondanks besef en kennis van de wetten van de eeuwige ordening die hem voortdurend voor ogen worden gehouden door de manier van doen van goede mensen, die hem zijn handelen als door een spiegel laten zien. Steeds wordt een slecht mens de gelegenheid gegeven zich te bezinnen. Steeds wordt hem zijn levenswandel voorgehouden, die tegen God is gericht, opdat hij zichzelf zal doorzien en tracht te veranderen. Maar steeds moet zijn vrije wil actief zijn, die goed kan zijn en niet slecht hoeft te zijn.
Amen
Traducteurs