Chaque homme qui soutient un point de vue qui s'est formé selon l'intelligence, croit être dans la connaissance, mais ce point de vue ne correspondra pas toujours à la Vérité. Dieu a certes donné à l'homme l'intellect et la libre volonté, mais il lui a aussi donné un cœur. Tant que l'intellect veut résoudre une question spirituelle sans le cœur, il s'approchera difficilement de la Vérité. Parce que la Vérité procède de Dieu, et peut être reçue seulement par l’étincelle spirituelle dans l'homme, mais pas par le corps qui est encore matière. La pensée intellectuelle est simplement une fonction du corps, le cœur cependant est le siège de toutes les perceptions. Le cœur cache aussi en lui une étincelle d'amour, et avec cela l'esprit, qui est la Part de Dieu. Une pensée qui est née dans le cœur, et dont l'origine est donc l’étincelle spirituelle divine, sera toujours basée sur la vérité, parce que l'esprit transmet seulement la pure Vérité. Et le fait que la pensée naisse dans le cœur ou bien soit produite par l’intellect dépend de la capacité d'aimer de l'homme. Plus profondément l'homme peut aimer, c'est-à-dire que plus il essaye d’obtenir l'unification avec Dieu au moyen d'action d'amour, plus les pensées monteront clairement de son cœur et plus elles éclaireront la conscience de l'homme. Parce que ces pensées sont de la Force spirituelle qui s'écoule des êtres liés avec Dieu, et ensuite elles affluent au cœur qui se lie de plus en plus avec Dieu au moyen de l'activité d'amour. Par contre les pensées de l’intellect sont simplement fonction des organes corporels, c'est-à-dire qu’elles utilisent la force vitale que l'homme reçoit, et que peut employer aussi un homme qui vit sans amour, c'est-à-dire, dont la force est employée avec peu de volonté d'aimer. On doit donc discerner entre les pensées de l'intellect et les pensées du cœur. Ce dernier fera toujours se lever la Vérité, tandis que les pensées de l'intellect ne sont pas nécessairement la Vérité, bien qu’on puisse parler des pensées d’une intelligence bien développée.
Donc : Seulement l'amour est décisif, c'est-à-dire déterminant pour la Vérité ! L'homme est encore trop peu informé sur l'essence de la pensée, et pour cette raison cette différence ne lui est pas claire. La pensée née dans le cœur, a en commun, avec le bien spirituel conquis avec la pensée de l'intellect seulement une chose, elle doit être conduite au cerveau pour pénétrer dans la conscience de l'homme, et cela fait supposer à l’homme que chaque pensée a son origine dans le cerveau, c'est-à-dire qu’elle est obtenue avec l'intellect. Mais la pensée d'un homme affectueux, c'est-à-dire d'un homme dont la vie est une constante action d'amour, est à juger entièrement autrement qu’une pensée purement intellectuelle d'un homme qui est réticent à vouloir aimer. Le premier s'approchera de la Vérité, tandis que le dernier n'offrira aucune garantie pour la Vérité et un savoir authentique. Parce que Dieu réserve la Vérité aux Siens, et Il la distribue seulement à ceux qui Le reconnaissent, qui Le désirent, et L’annoncent au travers d’action d'amour. Par conséquent ce qui s'écoule d'un cœur affectueux peut être acceptée indubitablement comme Vérité, parce que de telles pensées sont subordonnées à un certain contrôle de la part d'êtres spirituels qui sont dans la connaissance, et auxquels il revient la transmission des pensées et donc ils veillent consciemment pour que l'homme se trouve dans la juste pensée. Parce qu'au travers de son activité d'amour l'homme se conquiert le droit de réclamer l'assistance des êtres de Lumière qui protègent l'homme de pensées qui sont contraires à la Vérité.
Amen
TraducteursIeder mens meent het bij het rechte eind te hebben, als hij een opvatting voor waar houdt die hij zich verstandelijk heeft gevormd. Deze opvatting hoeft echter niet altijd overeen te stemmen met de waarheid. God gaf weliswaar de mens verstand en een vrije wil, maar Hij gaf hem ook een hart. Zolang het verstand zonder het hart een geestelijke vraag wil oplossen, zal dit nauwelijks de waarheid benaderen. Want de waarheid gaat van God uit en kan alleen door de geest worden opgenomen, maar niet door het lichaam - dat nog materie is. Denken door middel van het verstand is enkel de functie van het lichaam. Het hart is echter de zetel van alle gevoelens. Het hart draagt ook de goddelijke liefdesvonk in zich en zodoende de geest, die daar een stukje van God is.
Een gedachte die geboren is in het hart, die dus afkomstig is van de goddelijke geestvonk, zal ook altijd recht hebben op waarachtigheid, want de geest draagt alleen de zuivere waarheid over. Of echter de gedachte in het hart geboren is of alleen een product van het denken door middel van het verstand is, hangt ervan af of de mens in staat is liefde te geven. Hoe inniger een mens kan liefhebben, dat wil zeggen: de vereniging met God nastreeft door in liefde werkzaam te zijn, des te helderder zullen ook de gedachten uit zijn hart opstijgen en in de mens bewust worden. Want deze gedachten zijn geestelijke kracht die uit de met God verbonden wezens stroomt en dan naar het hart van diegene vloeit die zich evenzo met God verbindt door het liefdevol bezig zijn. Daarentegen is het verstandelijk denken enkel de functie van de lichamelijke organen, dus een gebruiken van de levenskracht die de mens toestroomt - die ook die mens benutten kan die zonder liefde voortleeft, dat wil zeggen: wiens hart nauwelijks tot liefde in staat is.
Er moet dus een onderscheid gemaakt worden tussen verstandelijk denken en het denken met het hart. Dit laatste zal altijd de waarheid naar voren brengen, terwijl het verstandelijk denken niet de waarheid hoeft te zijn, hoewel ook van een goed ontwikkeld verstandelijk denken gesproken kan worden. Alleen de liefde is beslissend, dat wil zeggen: maatgevend voor de waarheid. De mens is over het wezen van de gedachte te weinig geïnformeerd en daarom wordt hem dit onderscheid niet duidelijk. De in het hart geboren gedachte heeft met de door het verstand verkregen denkbeelden alleen dat ene gemeen, dat ook die gedachte naar de hersenen moet worden geleid om bij de mens in het bewustzijn binnen te dringen, en dat brengt de mens ertoe aan te nemen dat iedere gedachte in de hersenen haar oorsprong heeft, dus met het verstand verkregen wordt. Toch is het gedachtegoed van een liefdevol mens, dus een mens wiens leven een voortdurend werkzaam zijn in liefde is, geheel anders te waarderen dan het puur verstandelijke denken van een mens die niet zo zeer bekwaam is liefde te geven. Het eerste zal dichter bij de waarheid komen, terwijl het laatste geen enkele garantie biedt voor waarheid en ware kennis. Want de waarheid behoudt God zichzelf voor, en Hij deelt ze alleen uit aan hen die Hem erkennen, naar Hem verlangen - en dit door werken van liefde bewijzen.
Dus zal ongetwijfeld als waarheid aangenomen kunnen worden, wat uit een liefdevol hart komt. Want zulke gedachten zijn aan een zekere controle onderworpen door de geestelijke wezens die kennis bezitten, aan wie het overdragen van gedachten is opgedragen en die er daarom nauwgezet over waken dat de mens juist denkt. Want door zijn werken in liefde verwerft de mens zich het recht en de aanspraak op de bijstand van de lichtwezens, die de mens nu behoeden voor gedachten die in strijd zijn met de waarheid.
Amen
Traducteurs