• Retour

Le concept d'Éternité - l'état de Lumière - l'état non racheté

Le concept Éternité est incompréhensible à l'homme tant qu’il demeure encore sur la Terre ; mais à l'instant de la mort son âme est libérée, et maintenant il comprend l'insaisissable. Il n'existe plus aucune loi de temps et d’espace, il n'existe plus aucune limitation corporelle, tout est comme dans une mer infinie qui comprend le passé, le présent et le futur ; l'esprit est dépourvu de n'importe quelle chaîne et il est maitre du temps et de l’espace. Là où il veut demeurer, ce qu’il s'imagine, est présent. Rien ne l'empêche de s’arrêter dans des régions qui sont claires, lumineuses et limpides, pour autant que son âme ait atteint un degré de maturité qui lui permette de se lancer vers le haut, dans des régions de Lumière. Il laisse en arrière tout ce qui sur la Terre lui semblait désirable, il participe au Rayonnement de la Lumière de Dieu, il se précipite dans le Flot de l'Amour divin, il entend les chœurs des armées célestes, il est entré, en passant la Porte de la Vie éternelle, dans le Royaume de la Lumière qui est un autre monde que celui terrestre. Il se tourne vers la Lumière, il cherche l'unification avec des êtres spirituellement parfaits et ainsi il augmente son état de Béatitude. Et ainsi la vie dans l'Éternité est des milliers de fois plus désirable que la plus belle existence terrestre pour une âme qui a mené son chemin de vie d’une manière complaisante à Dieu et qui, maintenant, est appelé dans le Royaume éternel. Dieu sait quel degré de maturité l'homme a atteint sur la Terre, et Il l’appelle à Lui si son âme est menacée d'un danger ou bien si l'homme a tenu compte de Ses exigences. Et les hommes doivent toujours laisser à l’Amour de Dieu le soin de conclure la vie d'un homme, les hommes doivent toujours être reconnaissants à Dieu, lorsqu’Il libère une âme de ses chaînes extérieures. Les hommes doivent toujours être remplis d’une résignation silencieuse dans la Volonté de Dieu pour ceux auxquels est destinée une grave souffrance terrestre du cœur à propos d’hommes proches d’un retour à la Maison. Parce que s'ils les aiment, ils doivent seulement prendre en considération l'état de Lumière et exulter et se réjouir pour cette âme qui a parcouru le chemin sur la Terre et qui maintenant l'a conclu définitivement. Chaque prière doit être tournée seulement vers la réalisation de la maturité de l'âme, parce que celle-ci est la condition préalable pour un état enviable dans l'au-delà qui dédommage de toutes les souffrances et tourments terrestres. Mais les hommes auxquels il manque la maturité de l'âme sont à plaindre, parce que dans l'au-delà ils devront passer encore à travers une dure école où ils devront d'abord atteindre la purification et cela souvent d’une manière des plus sensibles. La lutte de la vie est facile comparée à la souffrance qui maintenant attend l'âme pour atteindre cet état qui lui concède l'accès dans les sphères de Lumière. D’innombrables efforts devront encore être faits, jusqu'à ce que l'âme se soit libérée de toutes les chaînes et puisse se lancer en haut sans aucun lest. Parce que tout l'impur qui est encore attaché à l'âme, la retient comme avec des chaînes à la Terre ; elle a de la nostalgie pour celle-ci, elle participe à la souffrance et à la douleur de ses parents et pour cette raison elle est entravée dans son envol vers le Haut. Et même si elle désire la Lumière, elle n'a pas de toute façon encore la maturité pour être une porteuse et une donatrice de Lumière, et maintenant c’est un long chemin dans l'au-delà qu'elle perçoit comme un temps très long, vu que la loi d'espace et de temps n'est pas encore définitivement écartée et donc même le concept d’«Éternité» est encore inimaginable pour l'âme. Celui qui entre dans la Lumière, laisse en arrière sur la Terre seulement ce qu’il a dépassé, et il n'en a vraiment plus de nostalgie. Mais celui qui abandonne la Terre dans un état de maturité insuffisante de l'âme, est encore très près de la Terre, et il cherche à entrer en liaison avec ceux qui lui étaient chers. Il souffre, comme souffrent les hommes sur la Terre de la séparation réciproque, mais cette séparation peut être très brève et peut être entièrement dépassée, pour autant que l'âme prie et supplie déjà sur la Terre que veuillent lui affluer la Lumière et la Grâce à travers l'Amour de Dieu et que le temps soit utilisé selon la Volonté divine. Parce que sa mort sera un envol facile vers les champs éternels, et elle laissera en arrière joyeusement et volontiers tout ce qui lui est un obstacle pour le vol.

Amen

Eeuwigheidsbegrip – Staat van licht – Niet-verloste staat

Het eeuwigheidsbegrip is onbegrijpelijk voor de mens, zolang hij nog op aarde verblijft. Maar op het moment van de dood komt zijn ziel vrij en dat onbegrijpelijke begrijpt hij nu. Er is geen wet van ruimte en tijd. Er is geen lichamelijke beperking. Alles is als een eindeloze zee, dat het verleden, het heden en de toekomst omvat. De geest is bevrijd van elke keten en ook baas over tijd en ruimte. Waar hij verblijven wil, daar kan hij zijn. Wat hij zich voorstelt, dat is voor hem aanwezig.

Niets belet hem zich in gebieden op te houden die helder en licht zijn, wanneer de ziel een rijpheidsgraad bereikt heeft, die een omhoog gaan in lichtgebieden toelaat. Ze laat alles achter, wat haar op aarde begerenswaardig leek. Ze neemt deel aan de lichtuitstraling uit God. Ze dompelt zich onder in de vloed van de goddelijke liefde. Ze hoort het koor van de hemelse heerscharen. Ze is door de poort van het eeuwige leven een lichtrijk binnen gegaan, dat een andere wereld is dan de aardse wereld. Ze wendt zich naar het licht. Ze zoekt de vereniging met geestelijk volmaakte wezens en verhoogt zo haar gelukzalige toestand. En zo is het leven in de eeuwigheid voor een ziel, die op een God welgevallige manier haar levenswandel afgelegd heeft en nu naar het eeuwige rijk weggeroepen wordt, meer dan duizendmaal begerenswaardiger dan zelfs het mooiste aardse bestaan.

God weet welke rijpheidsgraad de mens op aarde kan bereiken en roept hem tot Zich, wanneer er gevaar dreigt voor zijn ziel of wanneer de mens zijn verplichtingen nagekomen is. En steeds moeten de mensen het aan God overlaten, wanneer Zijn liefde het leven van een mens beëindigt. Steeds moeten de mensen God dankbaar zijn, als Hij een ziel verlost van haar uitwendige ketenen. Steeds moet een stille berusting in Gods wil de mens vervullen, die het grootste leed ten deel gevallen is door het heengaan van mensen, die hen nauw aan het hart lagen. Want als ze deze liefhebben, moeten ze enkel de lichttoestand in overweging nemen en jubelen en juichen, dat deze ziel de gang op aarde afgelegd en nu voorgoed beëindigd heeft.

En elk gebed moet alleen maar het verkrijgen van de rijpheid van de ziel betreffen, want dit is de voorwaarde voor een toestand in het hiernamaals, die benijdenswaardig is en voor al het aardse leed en kwellingen schadeloosstelt. Maar de mensen, die het aan de rijpheid van de ziel ontbreekt, zijn te betreuren, want ze zullen in het hiernamaals nog door een harde leerschool gaan en zullen de weg van de loutering nu pas afleggen en dat vaak op de gevoeligste manier. De levensstrijd is gemakkelijk te noemen, afgezet tegen het lijden, dat de ziel nu wacht, om deze toestand te bereiken, die toegang tot de lichtsferen geeft.

Er moeten zich nog onnoemelijke inspanningen getroost worden, tot de ziel zich van alle ketenen bevrijd heeft en zonder enig ballast naar de hoogte zweven kan. Want al het onreine, wat de ziel nog aankleeft, houdt haar als met ketenen aan de aarde vast. Ze verlangt ernaar. Ze neemt deel aan het leed en pijn van haar familieleden en wordt daardoor gehinderd in haar vlucht omhoog. En ofschoon ze ook naar het licht verlangt, heeft ze toch niet de rijpheid om lichtdrager en lichtgever te zijn en het is nu een lange gang in het hiernamaals, die ze ook als lange tijd ervaart, omdat de wet van tijd en ruimte nog niet volledig opgeheven is en dus ook het begrip “eeuwigheid” voor de ziel nog niet voor te stellen is.

Degene die door het licht opgenomen wordt, laat op aarde slechts achter, wat hij overwonnen heeft en hij verlangt er waarlijk niet naar terug. Maar wie de aarde met een gebrekkige rijpheid van de ziel verlaat, is nog heel erg in de nabijheid van de aarde en hij probeert in verbinding te komen met zijn geliefden. Hij lijdt, zoals de mensen op aarde onder de scheiding van elkaar lijden en toch is deze scheiding nog zo kort en het kan geheel overbrugd worden, als de ziel al op aarde vraagt en smeekt dat licht en genade haar door de liefde van God toe mogen stromen en dat de tijd overeenkomstig de goddelijke wil gebruikt werd. Want haar dood zal een gemakkelijk naar de naar de overkant, naar de eeuwige velden, zweven zijn en ze laat vol vreugde en graag alles op aarde achter, wat belemmerend voor de vlucht naar de hoogte is.

Amen