Il vous a été donné l’entendement pour reconnaître le but de la vie et votre destination. Et si maintenant vous priez pour l’illumination, vous ne pourrez jamais plus recevoir autre chose que la Vérité, seulement une volonté juste est dans la Vérité et doit vous rendre réceptif. Et si maintenant il vous arrive le Don divin il est compréhensible que vous vouliez en faire votre propriété spirituelle, vous devez bien réfléchir sur ce que vous avez reçu et vous servir des facultés qui vous ont été données par le Créateur et soupeser le pour et le contre de tout ce qui vous a été transmis, jusqu'à ce que vous ayez atteint la conviction complète dans ce qui vous a été offert, jusqu'à ce que vous vous soyez fait un avis indubitable sur sa Véridicité. Et ce que maintenant vous-mêmes vous reconnaissez comme Vérité, vous pourrez le donner facilement au prochain. On ne peut alors pas parler d'une acceptation insouciante de ce qui est offert, parce que l'homme ne serait pas en mesure de répéter quelque chose dont il n'a pas fait auparavant sa propriété spirituelle ; et l'homme ne peut le faire que seulement s’il a étudié la chose avec son esprit, même s’il l'a reçue avec le cœur, sinon elle ne lui resterait autrement pas gravée et donc il lui serait impossible de la donner aux autres. Pour recevoir et écrire ce que Dieu transmet, il suffit de la volonté de Le servir, mais pour répandre le Don divin, il faut l'élaborer intellectuellement. Si maintenant le recevant veut aussi être actif en enseignant, alors il doit inévitablement d'abord faire sienne la propriété spirituelle ce qu’il a reçu ; il ne doit absolument pas se contenter de ce qu’il a reçu, parce que cela a seulement de la valeur si cela devient vivant au travers de la réflexion, et si maintenant à son tour cela est stimulé à la vie, c'est-à-dire lorsque cela est transformé en actes qui exigent une action. Tout Enseignement est sans vie tant qu’il est seulement écrit sur le papier, il est vivant seulement lorsqu’il est saisi par le cœur et élaboré par l'entendement, c'est-à-dire stimulé à une activité qui correspond à ce qui a été reçu. Ce que Dieu offre à l'homme sur la Terre, servira toujours au perfectionnement de l'âme, vu que l'unique but de la vie terrestre est le développement vers le Haut. Donc tout ce qui est offert inspirera toujours la libre volonté de l'homme, mais ne la forcera pas. «Tu peux, si tu veux....» Chaque homme doit tenir compte de ces mots. Donc lui-même doit faire quelque chose, il doit se déclarer prêt à accepter le Don de la Grâce divine et concentrer ses pensées dessus et maintenant il reçoit réellement le signe de l'Amour divin lorsque le cœur et l'entendement font leur ce qui a été reçu, et seulement maintenant il peut faire sa propriété de ce trésor spirituel.
Amen
TraducteursU werd verstand gegeven om te herkennen wat het doel van het leven en wat uw bestemming is. En als u nu om verlichting bidt, zult u nooit iets anders dan de waarheid kunnen ontvangen, alleen moet juist de wil om in de waarheid te staan u ook bekwaam maken om deze te ontvangen.
Als u nu goddelijke gaven toegestuurd wordt en u die verstandsmatig tot uw geestelijke eigendom wil maken, moet u hetgeen ontvangen is goed overdenken en dus de door de Schepper aan u gegeven vaardigheden gebruiken en nu goed nadenken over de voor- en nadelen van wat u gegeven werd, net zo lang tot u zich met volle overtuiging in kan zetten voor hetgeen u geboden werd. Dat wil zeggen, tot de waarachtigheid hiervan ontwijfelbaar voor u is. En wat u nu zelf als waarheid erkent, zult u gemakkelijk door kunnen geven aan de medemensen.
Er kan dan van een gedachteloos aannemen van hetgeen geboden is geen sprake zijn, want de mens zou niet in staat zijn om iets te beschrijven, wat hij zich niet eerst tot geestelijk eigendom gemaakt heeft. En de mens kan zich alleen dat tot geestelijk eigendom maken, wat hij, ofschoon met het hart ontvangen, toch eerst met zijn verstand verwerkt heeft, omdat het anders niet bij hem blijft hangen en dus ook een doorgeven hiervan onmogelijk zou zijn. Voor het ontvangen, bijvoorbeeld het neerschrijven van hetgeen door God overgedragen is, is de wil om Hem te dienen voldoende. Maar voor het verspreiden van de goddelijke gave moet hetgeen ontvangen is verstandsmatig overdacht worden.
Als de ontvanger nu onderwijzend werkzaam wil zijn, dan moet hij beslist alles, wat hij ontvangen heeft, tot geestelijk eigendom maken. Hij mag dus nooit het ontvangen voldoende laten zijn, want dit is pas dan van waarde, wanneer het door het nadenken daarover levend wordt, wanneer het nu van zijn kant weer tot leven aanspoort, dat wil zeggen dat alles wat in de daad omgezet moet worden ook in de daad omgezet wordt. Elke les is, zolang ze alleen maar op papier staat, zonder leven. Pas wanneer ze door het hart gegrepen en door het verstand verwerkt wordt, is ze levend. Dat wil zeggen, dat zij nu tot een activiteit aanspoort, die overeenstemt met hetgeen opgenomen is.
Wat God de mensen op aarde aanbiedt, zal steeds de vervolmaking van de ziel dienen, omdat het enige doel van het aardse leven de opwaartse ontwikkeling is. Daarom zal alles wat aangeboden wordt steeds de vrije wil van de mens stimuleren, maar hem niet dwingen. “Je kan het, wanneer je het wil”. Elk mens moet zich deze woorden voorhouden. Hij moet er dus zelf iets aan doen. Hij moet zich bereid verklaren om de goddelijke genadegave aan te nemen, doordat hij zijn denken erop concentreert en hij nu pas waarachtig het teken van de goddelijke liefde in ontvangst neemt, als het hart en het verstand, dat, wat ontvangen is, verwerken en hij nu pas een geestelijke schat zijn eigendom noemen mag.
Amen
Traducteurs