Como fuente de poder de eternidad, solo de Mí fluye el poder al infinito.... No hay otro ser que tenga poder por sí mismo, a menos que le haya llegado la fuerza de Mí. Y eternamente ningún ser podrá derogarme, porque todos los seres son productos de Mi poder, que Mi voluntad puso afuera de Mí. Y no importa cuán perfectamente creados estén, ya sea que también se conviertan en la máxima perfección en el libre albedrio y en Mis hijos.... Nunca podrán superarme a Mí, como la fuente de poder, nunca serán capaces, nunca podrán impedirme que cumpla Mi voluntad, porque siempre dispongo de la fuerza para hacerlo....
Y así siempre y eternamente seré el señor del cielo y la tierra, y el señor del universo, a quien todo eso está subordinado.... Y si también es el infierno.... El poder más oscuro.... Tendrá que someterse a Mi voluntad y Mi poder, nunca podrá invalidarme ya que incluso el príncipe de las tinieblas ha salido solamente de Mi poder y él habría desaparecido desde mucho tiempo si Yo hubiera retirado completamente Mi poder de él, porque él también es imperecedero, porque es sostenido por Mi poder, de lo contrario tendría que pasar.
Y así Mi fuerza también asegura la existencia de todo lo que salió de Mí, ya que sean creaciones mentales o terrenales, porque también las creaciones terrenales son portadores de Mi poder y si parecen transitorios para vosotros los hombres, y son transitorios en su forma externa, así es que se mantiene la fuerza mental, de la cual están formadas permanece, porque toda materia es fuerza también, que se ha comprimido para tomar forma. Y así Soy todo en todo.... Y lo seré por toda la eternidad.... El poder nunca se agotará, no disminuirá, e incluso si de Mí Mismo, como fuente de poder eterna, emana constantemente la fuerza, animando y manteniendo toda la creación mental y material, nunca disminuirá, creará continuamente nuevas creaciones.
La cantidad de los seres creados por primera vez que se han alejado de Mí ahora es infinita y eso lleva eternidades para llevarlos de nuevo desde las profundidades a Mí.... Así que se necesitan innumerables periodos de salvación, tanto como innumerables creaciones de manera mental y material, lo que de nuevo Me obliga a ejercer una irradiación de fuerza constantemente.... Pero toda actividad de crear pertenece a Mi dicha, y también es para aumentar la dicha de todos los seres creados que han llegado de nuevo al grado de perfección, que ellos mismos pueden crear y moldear en el libre albedrio.
Todos estos seres ahora extraen su fuerza de Mí, y esta afluencia de fuerza es su dicha, que aumenta constantemente al usar la fuerza en la voluntad correcta. Y este fluir a través de los seres con Mi fuerza no tendrá un fin y por lo tanto el poder crear y modelar tampoco tendrá un fin, pero siempre Mi infinito amor y sabiduría determinarán la actividad creativa también en la ley del orden divino y los seres perfectos siempre operarán de acuerdo con este orden.
E incluso que Mi adversario, que salió de este orden eterno, intenta guiar equivocadamente la fuerza que fluye a través de él para intentar de crear situaciones caóticas, solo tendrá éxito hasta un cierto punto.... Pero nunca me impedirá crear constantemente nuevas creaciones con el único propósito de invalidar su acción negativa en la medida que estas creaciones contienen aquella caída mental que el
Esta fuerza mal utilizada ahora está vinculada en otras creaciones y ya no puede actuar en contra de Mí, también está aniquilada de la influencia de Mi adversario y ahora está obligada a cumplir funciones de servicio, de modo que nuevamente operan de acuerdo con el orden divino.... Cualquier fuerza que emana de Mí fluye irrevocablemente de regreso hacia la fuente de poder, y esta ley también Me garantiza el regreso seguro de todo lo mental/espiritual caído, e incluso Mi adversario una vez más tomará el camino hacia Mí....
La fuerza que una vez se apartó voluntariamente de Mí, que ya no quería operar de acuerdo con el orden eterno, también regresará a su salida.... Porque, aunque Mi adversario debe tratarse como anti polo y, por lo tanto, encarna la fuerza opuesta, esta fuerza no es más fuerte que Yo, porque también tomo su salida en Mi Mismo, como la fuente Eterna de Poder, pero Yo dejo toda fuerza irradiaba como una criatura.... Y a todo ser creado.... La libertad de usar su fuerza según su voluntad.
Y si también esta voluntad está dirigida en el sentido equivocado, ya no podrá contrarrestar, en la medida en que no lo permita, porque solo Yo soy el Señor, y todo lo creado está sujeto a Mí, y todo lo creado está sometido a Mí, y no importa cuán perfectamente esté expuesto.... Una lucha contra Mí no tiene éxito y solo contribuye al debilitamiento propio de lo combatiendo contra Mí.... Pero Me hace actuar constantemente y crear de nuevo, porque mi poder no puede descansar y siempre quiere actuar de una manera feliz y por lo tanto también diseñar toda la cosa creada de tal manera que estas criaturas encuentren su salvación en el uso correcto de la fuerza de entrada continua....
Amén
TraductorAls Krachtbron van eeuwigheid stroomt slechts van MIJ alleen Kracht uit in de oneindigheid. Er bestaat geen ander wezen dat eigenmachtig over kracht beschikt, tenzij dat hem, van MIJ uit, de kracht is toegestroomd. En MIJ zal eeuwig geen wezen kunnen uitschakelen, want alle wezens zijn voortgebracht door Mijn Kracht en door Mijn Wil buiten MIJ geplaatst. En al werden ze ook nog zo volmaakt geschapen, al vormen ze zich in vrije wil tot de hoogste volmaaktheid en worden tot Mijn kinderen, ze zullen nooit MIJ Zelf als de Bron van Kracht kunnen overtroeven, ze zullen nooit in staat zijn MIJ Zelf bij het uitvoeren van Mijn Wil te hinderen, omdat MIJ daarvoor altijd de kracht ter beschikking staat.
En dus zal IK altijd en eeuwig blijven de HEER van de Hemel en de aarde, de HEER van het universum, aan WIE alles wat bestaat, is onderworpen. En al is het ook de hel - de meest duistere macht - ze zal zich naar Mijn Wil en Mijn Kracht moeten voegen, ze zal MIJ nooit kunnen uitschakelen, want ook de vorst der duisternis is eerst uit Mijn Kracht voortgekomen en hij zou allang niet meer bestaan wanneer IK Mijn Kracht volledig aan hem onttrokken had, want ook hij is onvergankelijk, dus wordt hij door Mijn Kracht behouden daar hij anders moest vergaan.
En zo stelt Mijn Kracht ook het bestaan zeker van al datgene wat uit MIJ voortkwam, of het geestelijke of aardse scheppingen zijn, want ook de aardse scheppingen zijn dragers van Mijn Kracht en al schijnen ze u, mensen ook vergankelijk toe en zijn ze ook naar hun uiterlijke vorm vergankelijk, toch blijft de geestelijke Kracht bestaan waaruit ze gevormd zijn, want welke materie dan ook, is kracht die zich heeft verdicht tot vorm.
En zo ben IK Alles in alles. En IK zal zijn tot in alle eeuwigheid. De Kracht zal nooit verbruikt worden, ze zal niet afnemen en al stroomt uit MIJ Zelf als de eeuwige Krachtbron voortdurend Kracht naar buiten die de gehele geestelijke en materiële schepping het leven geeft en deze behoudt, ze zal nooit minder worden, ze zal voortdurend nieuwe scheppingen doen ontstaan.
Nu is het aantal eerstgeschapen wezens die van MIJ afvielen eindeloos groot en er zijn eeuwigheden voor nodig om deze wezens, die in de diepte zijn gevallen, weer tot MIJ terug te voeren. Dus zijn er ook ontelbare verlossingsperioden, ontelbare scheppingen van geestelijke en materiële aard voor nodig, wat weer 'n voortdurende uitstraling van Kracht uit MIJ vereist. Al dit scheppen hoort echter bij Mijn gelukzaligheid, en het moet ook de gelukzaligheid van alle geschapen wezens vergroten die de graad van volmaaktheid weer bereikt hebben, dat ze zelf scheppen kunnen en vorm geven in vrije wil. Al deze wezens nu betrekken de kracht van MIJ en dit toestromen van kracht is hun gelukzaligheid, die door het gebruik maken van de kracht vanuit 'n juiste wil, voortdurend wordt vergroot. En dit doorstromen van de wezens met Mijn Kracht zal geen einde nemen, dus zal ook het scheppen en het vorm kunnen geven geen einde nemen, maar steeds zal Mijn eindeloze Liefde en Wijsheid ook vanuit de wet van de eeuwige ordening de scheppende werkzaamheid bepalen en de volmaakte wezens zullen ook steeds volgens deze ordening aktief zijn.
En ook al tracht Mijn tegenstander, die uit deze eeuwige ordening trad, de kracht die ook door hem stroomt verkeerd te sturen en daardoor chaotische toestanden te scheppen, zal hem dit steeds maar tot op bepaalde hoogte lukken. Nooit echter zal hij MIJ kunnen verhinderen voortdurend nieuwe scheppingen te laten ontstaan die alleen als enig doel hebben zijn negatieve aktiviteiten krachteloos te maken inzoverre, dat deze scheppingen het bovengenoemde gevallen geestelijke bevatten dat hij, de tegenstander, eens ertoe trachtte te brengen de van MIJ uitstromende Kracht te misbruiken. Deze verkeerd gebruikte kracht is nu in die scheppingen gebonden en kan niet meer tegen MIJ werken, ze is ook aan de invloed van Mijn tegenstander onttrokken en wordt nu onder dwang ertoe gebracht dienend te functioneren, zodat ze weer volgens de goddelijke ordening werkzaam kan zijn.
Elke Kracht die van MIJ uitgaat, stroomt onherroepelijk weer naar de Bron van Kracht terug en deze wet verzekert ook de stellige terugkeer van al het gevallen geestelijke naar MIJ, en zelfs Mijn tegenstander zal eens weer de weg naar MIJ opgaan. De kracht die zich eens vrijwillig van MIJ verwijderde, die niet meer volgens de eeuwige ordening werkzaam wilde zijn, zal ook weer naar haar Uitgangspunt terugkeren. Want alhoewel Mijn tegenstander als tegenpool is te bestempelen en dus de tegenkracht belichaamt, is deze kracht niet sterker dan IK, want ook die ging eerst van MIJ Zelf uit als van de eeuwige Krachtbron, alleen laat IK elke, als schepsel, uitgestraalde kracht - ieder geschapen wezen - de vrijheid zijn kracht te gebruiken zoals hij wil. En is nu deze wil verkeerd gericht, dan zal hij toch niet meer tegen kunnen werken voor zover IK dat niet toelaat, want IK alleen ben de HEER en aan MIJ is al het geschapene onderworpen, al werd het nog zo volmaakt buiten MIJ geplaatst. Een strijd tegen MIJ is tevergeefs en draagt alleen maar bij tot eigen verzwakking van hen die tegen MIJ strijden. Het geeft MIJ echter aanleiding om voortdurend te werken en te scheppen, want Mijn Kracht kan niet rusten en steeds wil DIE werken op een manier die gelukkig maakt en daarom al het geschapene zo vormen dat ook deze schepselen in het juist gebruiken van de kracht die hun voortdurend toestroomt hun gelukzaligheid vinden.
Amen
Traductor