Se os ha concedido un tiempo para la Redención, y este tiempo es suficiente para que podáis llegar a ser libres y tras la muerte de vuestro cuerpo poder entrar en el reino de la luz, siempre que lo aprovechéis correctamente y proclaméis todas las gracias disponibles durante este tiempo. Porque en verdad no os pido nada imposible, y Mis Palabras: “Sed pues perfectos, como vuestro Padre Que está en los cielos es perfecto”, no tendrían validez si fuera difícil o imposible alcanzar la perfección en la Tierra. Pero una cosa es necesaria: vuestra voluntad, de lograr el propósito para el cual estáis en la Tierra....
Vuestra voluntad es libre, y ésta solo determina el grado de madurez que vuestra alma haya alcanzado al final de vuestra vida terrenal. En el libre albedrío tenéis que aprovechar las gracias que, sin embargo, están a vuestra disposición ilimitadamente pero que ejercen ninguna coacción sobre vosotros; simplemente permanecen ineficaces si no son recibidas con alegría y gratitud. Esta afluencia de gracias, está, por lo tanto, abierta a todos los seres humanos.... así, todos los seres humanos pueden alcanzar la perfección en la Tierra. Y así, nadie está en desventaja con respecto a otro; a ningún ser humano se concede preferentemente una mayor medida de gracia. Pero es muy posible que un ser humano acceda al gran tesoro de la gracia, mientras que otro lo pase por alto y lo deje pasar....
Y la aceptación y aprovechar de las gracias no depende del destino del ser humano, de su situación de la vida o de la esfera de influencia terrenal, porque cada ser humano tiene la posibilidad de recibir gracias ilimitadamente, porque esto es únicamente cosa del alma, una cuestión del libre albedrío. Porque ningún poder terrenal o ningunas condiciones de vida terrenales pueden obligar a un ser humano a renunciar a los bienes espirituales, si tan sólo la voluntad del ser humano esté dispuesta a conectarse Conmigo en pensamiento y pedirme gracia y fuerza. Pues éstas le llegan de Mí, sin importar los obstáculos terrenales. Son bienes que se transmiten al alma y que todos pueden recibir por igual. Simplemente depende hacia qué lado el ser humano dirija su voluntad, y nadie puede forzarlo hacia qué dirección dirige su voluntad.
Al comienzo de su encarnación como ser humano, el alma se encuentra encerrada por densas envolturas que impiden la penetración de la luz, pero, sin embargo, una pequeña chispa aún brilla en su interior, influenciándola a pensar bien y querer lo bueno, si atiende a esta suave influencia, su luz interior se intensifica; si la ignora, ha rechazado una gracia, pues desde su principio de su encarnación, espíritus guardianes lo acompañan, sin importar sus circunstancias. Estos espíritus no coaccionan, pero el ser humano puede dirigirse hacia el bien, porque estos espíritus impiden que las malas influencias hacen que la voluntad no sea libre.
Y en cuanto el ser humano es capaz de pensar por sí mismo, también posee la capacidad de distinguir entre el bien y el mal, ya que las consecuencias de las buenas o malas acciones de los demás le afectan igualmente. E incluso si las circunstancias externas le obligarán a actuar mal, su voluntad interior puede resistirlo.... y esta voluntad. Por lo tanto, forma al ser humano. Una buena voluntad, sin embargo, siempre acepta gracias y estas le llegan verdaderamente ilimitadas.
Por lo tanto, toda alma tiene la oportunidad, en el tiempo del que dispone, despojarse por completo de sus envolturas externas. Puede llegar a ser perfecta, pues toda debilidad puede ser compensada por las gracias, si el ser humano solo está dispuesto a aprovechar el tesoro de la gracia que tiene a su disposición, pues Jesucristo lo adquirió a través de Su muerte en la cruz, y nadie tiene por qué permanecer débil, ningún ser humano ya está irremediablemente abandonado a Mi adversario.... todo ser humano puede ser bendecido por la gracia....
Sólo necesita dirigir su libre albedrío al divino Redentor; mientras la oscuridad reine en su interior, mientras todavía no posee de conocimiento o cognición, a seguir el impulso de la chispa espiritual que hay en él, que le motiva a la buena voluntad y a la acción. Entonces se aprovecha del primer don de gracia y entonces se abrirá siempre para la afluencia de gracia, que jamás cesará mientras el ser humano habite en el Tierra, pero que siempre requiere el libre albedrío para ahora también poder ser eficaz, y que, además, garantiza el logro del objetivo, de llegar a ser perfecto....
amén
TraductorEr is u een tijd toegekend voor verlossing. En deze tijd is volop voldoende, dat u vrij zult kunnen worden en na de dood van uw lichaam het lichtrijk zult kunnen binnengaan, wanneer u hem maar juist benut en een beroep doet op alle genaden die u in deze tijd ter beschikking staan. Want Ik verlang waarlijk niets onmogelijks van u. En mijn woorden: "Word volmaakt zoals uw Vader in de hemel volmaakt is" zouden niet gerechtvaardigd zijn, wanneer het moeilijk of onmogelijk zou zijn de volmaaktheid op aarde te bereiken. Maar één ding is daarbij noodzakelijk: uw wil om het doel te bereiken waarvoor u op aarde vertoeft.
Uw wil is vrij en deze alleen bepaalt de graad van rijpheid die uw ziel aan het einde van uw aardse leven heeft bereikt. In vrije wil zult u de genaden moeten gebruiken, die u weliswaar onbegrensd ter beschikking staan, maar die geen enkele dwang op u uitoefenen. Veeleer blijven ze gewoonweg zonder uitwerking, wanneer ze niet graag en dankbaar worden aangenomen. Deze toevloed van genaden is dus voor alle mensen, dus kunnen alle mensen de volmaaktheid op aarde bereiken. En zo is ook geen mens tegenover een ander in het nadeel. Geen mens wordt bevoordeeld en een grotere mate van genaden toegezonden. Maar wel kan de één de grote schat van genade opgraven, terwijl de ander er achteloos aan voorbij gaat.
En het aannemen en gebruiken van genaden is niet van het lot van de mens afhankelijk, van zijn levenssituatie of de aardse werkkring, want de mogelijkheid om genaden onbeperkt in ontvangst te nemen heeft ieder mens, omdat dit alleen een zaak van de ziel is. Een aangelegenheid van de vrije wil, omdat geen aardse macht of geen aardse levensomstandigheden een mens kunnen dwingen geestelijke goederen te ontberen, wanneer de wil van de mens maar bereid is zich door middel van gedachten met Mij in verbinding te stellen en hij Mij nu vraagt om genade en kracht. Want deze komen hem van Mij uit toe onder uitschakeling van aardse hindernissen. Het zijn goederen welke de ziel worden overgebracht en die ieder mens in gelijke mate kan ontvangen. Het gaat er alleen om naar welke kant de mens zijn wil richt en tot deze richting van zijn wil kan of wordt hij door niets of niemand gedwongen.
De ziel is bij het begin van haar belichaming als mens wel door dichte omhullingen omsloten die haar het binnendringen van het licht beletten, maar een klein vonkje verlicht haar toch van binnen uit, dat haar beïnvloedt goed te denken en te willen. Neemt ze nu deze zachte invloed in acht, dan wordt het van binnen steeds helderder. Slaat ze er geen acht op, dan heeft ze dus al een genade afgewezen, want juist bij het begin van haar belichaming staan haar beschermgeesten terzijde, ongeacht in welke levenssituatie de mens zich bevindt.
Dwang wordt ook door hen niet gebruikt, maar de mens kan zich naar het goede toekeren, omdat deze beschermgeesten verhinderen dat slechte invloed de wil onvrij maakt. En zodra de mens zelf kan denken, heeft hij ook zelf het onderscheidingsvermogen voor goed en kwaad in zich, omdat de uitwerkingen van goed of slecht handelen van de medemensen hem zelf evenzo raken. En zelfs wanneer hij door uiterlijke omstandigheden gedwongen zou zijn om slecht te handelen, kan de innerlijke wil zich daartegen verzetten, en deze wil vormt dus de mens.
Maar een goede wil neemt steeds genaden aan en deze worden hem waarlijk onbeperkt toegestuurd. Daarom heeft dus iedere ziel de mogelijkheid in de haar ter beschikking staande tijd haar omhulsels totaal af te stoten. Ze kan volmaakt worden, want elke zwakheid kan worden opgeheven door genaden, wanneer de mens maar bereid is gebruik te maken van de hem ter beschikking staande schat van genade. Want deze heeft Jezus Christus verworven door Zijn dood aan het kruis.
En geen mens hoeft zwak te blijven. Geen mens is meer reddeloos aan mijn tegenstander overgeleverd. Ieder mens kan vanuit genaden zalig worden. Hij moet alleen zijn vrije wil op de goddelijke Verlosser richten. Zolang het nog donker is in hem en hij dus geen enkel weten of inzicht bezit, moet hij de impuls van het geestvonkje in zich in acht nemen, dat hem aanspoort om het goede te willen en juist te handelen. Dan benut hij de eerste grote gave van genade en dan zal hij zich ook steeds openstellen voor de toevloed van genaden, die ook nooit zal opdrogen, zolang de mens op aarde vertoeft, maar die altijd de vrije wil eist om nu ook werkzaam te kunnen worden, maar dan ook het bereiken van het doel garandeert: volmaakt te worden.
Amen
Traductor