Doy Mi gracia a los humildes, pero la retiro a los arrogantes, porque la arrogancia sofoca el amor, mientras que la humildad despierta el amor. Y por eso todo Mi amor pertenece al humilde, que ahora lo colma de gracia sin medida. Si un ser humano siente amor en su corazón hacia su prójimo, no puede ser arrogante hacia él, sino que lo considera como su hermano y le sirve por amor. Por eso, incluso el humano más humilde realizará obras de caridad, por las cuales Yo le bendigo y lo premio con Mi amor y Mi gracia.
Quien está arrogante, cuyo corazón es duro e insensible, él no sirve sino que quiere gobernar y por eso no es mirado por Mí, porque este sentimiento, el deseo de gobernar, fue la causa de la anterior apostasía de Mí, que sólo puede ser expiada a través de una profunda humildad hacia Mí, así que la humildad también significa regresar a Mí.
Lo espiritual se había hundido profundamente por la arrogancia, pero en la etapa humana ya había alcanzado de nuevo cierta altura, donde el mayor peligro ahora existe en volver a caer en la arrogancia, de caer en la arrogancia de elevarse, lo cual se expresa en la falta de amor hacia el prójimo. Que el ser humano por soberbia, se prive de todo medio de ascensión, que con ello pierda Mi gracia, es el mayor peligro de la cual quiero llamar continuamente vuestra atención, para que no volváis a caer en las profundidades por vuestra propia culpa.
Todo lo que es arrogante todavía pertenece a Mi adversario, quien permanece en la mayor resistencia contra Mí y cree que puede derrocarme. Él se convirtió en Mi adversario como el más alto portador de luz que fue una vez, porque se exaltó por encima de Mí.... creyó que podía ponerse por encima de Mí y cayó en el abismo más profundo. La arrogancia es el primer paso hacia una caída sin causa.... la humildad, en cambio, es la escalera hacia las alturas, el puente más seguro hacia Mí.... Porque a quien Yo le doy Mi gracia, seguramente logrará su objetivo, porque Mi gracia significa ayuda, Mi apoyo y Mi guía.
Acordaos de vuestro pecado anterior que os separó de Mí, acordaos de mi gran amor que quiere atraeros hacia Mí; Acordaos de vuestra debilidad e imperfección, y recordad la gran distancia en que os encontráis, entonces inclinaréis vuestra cabeza con la más profunda humildad y extenderéis vuestras manos anhelantemente hacia Mí, y entonces Yo os agarraré con Mi amor y Mi gracia, y os daré todo lo que necesitáis para reducir la distancia de Mí, para llegar a Mí, de Quien emanasteis.
Pero !ay de vosotros si nunca os dais cuenta de vuestro alejamiento de Mí, si os creéis demasiado exaltados para orarme con la más profunda humildad!.... Entonces ninguna gracia podrá llegar a vosotros, entonces estaréis todavía en el poder de aquel que os derribó, entonces nunca podréis estar libres del pecado de la antigua arrogancia, porque sin Mi gracia nunca podréis ser salvados....
amén
TraductorDe deemoedige schenk IK Mijn genade - de verwaande onttrek IK haar - want de verwaandheid verstikt de liefde, terwijl de deemoed liefde wekt. En daarom komt ook de deemoedige Mijn hele Liefde toe die hem nu met genade zonder mate overstelpt. Voelt de mens liefde in zijn hart voor zijn medemens, dan kan hij tegenover hem niet aanmatigend zijn, maar beschouwt hem als zijn broeder en hij is hem van dienst uit liefde. Daarom zal ook de deemoedige werken van naastenliefde verrichten waarvoor IK hem zegen en beloon - weer met Mijn Liefde en Genade.
Wie arrogant is, diens hart is hard en gevoelloos, hij is niet behulpzaam, maar hij wil heersen en wordt daarom door MIJ niet aangezien, omdat dit gevoel - de begeerte om te heersen - aanleiding was van de afval van weleer van MIJ - die alleen door diepe deemoed tegenover MIJ kan worden goedgemaakt, bijgevolg de deemoed ook terugkeer naar MIJ betekent.
Het geestelijke was diep gezonken door arrogantie - in het stadium als mens heeft het echter weer een bepaalde hoogte bereikt, waarbij nu echter het grootste gevaar bestaat weer in hoogmoed te vervallen, zichzelf iets aan te matigen, wat tegenover de medemens tot uitdrukking komt in liefdeloosheid. Dat de mens zich door de hoogmoed ook van alle hulpmiddelen berooft om opwaarts te klimmen, dat hij daardoor Mijn genade verspeelt, is het grootste gevaar, waarop IK u steeds opmerkzaam maak, opdat u niet weer in de diepte stort door eigen schuld. Alles wat verwaand is, hoort nog bij Mijn tegenstander, die volhardt in de grootste weerstand tegen MIJ en meent MIJ ten val te kunnen brengen. Als eens de hoogste lichtdrager werd hij tot Mijn tegenstander, omdat hij zich boven MIJ verhief - hij geloofde zich boven MIJ te kunnen stellen en stortte zo in de diepste afgrond.
De verwaandheid is de eerste schrede naar een bodemloze val - de deemoed daarentegen de ladder die omhoog leidt, de zekerste brug naar MIJ - want wie IK Mijn genade schenk, bereikt zeker zijn doel, omdat Mijn genade hulp betekent, Mijn bijstand en Mijn leiding.
Denk aan uw zonde van weleer, die u van MIJ scheidde, denk aan Mijn overgrote Liefde, Die u tot Mij wil trekken - denk aan uw zwakheid en onvolmaaktheid en denk aan de grote afstand waarin u zich bevindt, dan zult u in diepste deemoed uw hoofd buigen en verlangend uw handen naar MIJ uitstrekken en dan pak IK u vast met Mijn Liefde en genade en geef u alles wat u nodig hebt om de afstand tot MIJ te verkleinen - om tot MIJ te komen van WIE u eens bent uitgegaan.
Doch wee, wanneer u zich nooit bewust wordt van de afstand tot MIJ, wanneer u meent te verheven te zijn om tot MIJ te bidden in diepste deemoed - dan kan er geen genade tot u komen, dan bent u nog in de macht van hem die u ten val bracht, dan kunt u nooit vrij worden van de zonde van arrogantie van weleer, want zonder Mijn Genade kunt u nooit ofte nimmer zalig worden.
Amen
Traductor