For the sake of complete clarity I want to give you a further explanation: The spiritual being I brought into life, that is, which I externalised from Me as something spiritually tangible, cannot be denied individuality.... This being was created in My image; it was externalised by Me into infinity as entirely separate; it was self-aware and therefore also recognised itself as a thinking being with free will.... It was a miniature of Me Myself, but so minute compared to My fundamental fullness that one can indeed speak of a 'tiny spark' from the fiery sea of My strength of love.... And yet it was an individual with self-determination, except that through the influx of strength of love it was constantly in contact with Me, but it did not hinder the being in any way.... It was free and full of light and strength.... It was a divine creature which had come forth from Me in supreme perfection and from My side experienced no limitation of any kind. Any limitation or restriction of its light and strength was caused by itself because it was able to make its own choices.... And the same also applies to all spiritual beings which the first-created spirit brought into life through its will with the use of My strength.... They, too, were supremely perfect, every being was conscious of itself and thus an individual which was able to be separately and fully independently active in the spiritual kingdom in free will. Hence no being was bound to Me and My characteristics by force, every being moved freely and separately within the spiritual creations and was inconceivably happy. If therefore a 'fall of the spirits' is spoken of.... a descent of the original spirits into the abyss, it should be understood such that the beings refused to receive My illumination of love, that they rejected the flow of My strength of love, which ceaselessly poured out of Me and permeated everything with light and strength.... They no longer accepted My spirit, My love, they separated themselves from Me deliberately but would never be able to fade away again because they were and will forever remain My emanated strength of love. Each fallen original spirit was a being in its own right, an 'individual'.... and will remain so for all eternity.... It strove away from the Eternal Light, from the Primary Source, and therefore deprived itself of all light and strength....
But the original spirit remained the being which once came forth from Me in supreme perfection. Even if the infinitely long process of guiding the spiritual being back to Me, where this being is dissolved and its tiny particles have to go through all creations.... all these particles come together again and, after endlessly long periods of time, form the self-aware being again.... the fallen original spirit.... so that shortly before its perfection as the human being's soul it can make a free decision again as to whether it wants to return to the realm of the blessed spirits or whether it will infinitely prolong its return again as a result of its own opposition.... However, the self-aware being.... the human being.... shelters as soul the spirit I once externalised, which will always and forever remain the same individual that once originated from Me.... It was perfect and chose the abyss of its own free will but it did not cease to exist, it did not become fragmented, it is and forever remains the self-aware being, with the exception of the path of return through the creations when its self-awareness is taken away, when it is dissolved and in the state of compulsion takes the path of higher development.... And even if the being has to travel the path through the creations more than once.... it will always remain the same self-aware being which once turned away from Me, which rejected the strength of My love and thus deliberately separated itself from Me despite the fact that this can never happen because everything that emerges from Me will always be inseparably connected to Me. Thus the 'apostasy of the spirits' is also to be understood literally.... The self-aware being I once emanated fell because I did not stop it and because it was able to determine its own fate in free will. And this spiritual being must return to Me again in supreme perfection if it wants to unite with Me in order to be incomparably happy forever.... For as soon as I can permeate it with My love again it will also regain its original state. However it always remains aware of itself.... it is lovingly united with Me and yet a free being which nevertheless has entirely entered into My will and therefore can create and work with Me in inconceivable happiness....
Amen
TranslatorIk wil u nogmaals een opheldering over de ziel geven, opdat het u helemaal duidelijk wordt. Van het geestelijke, dat Ik het leven gaf, dat wil zeggen: dat Ik als iets wezenlijks buiten mijzelf plaatste, kunt u de individualiteit niet ontkennen. Het was een wezen, naar mijn evenbeeld geschapen. Het werd als geheel afzonderlijk door Mij in de oneindigheid geplaatst, het was zelfbewust en herkende zichzelf dus ook als een denkend wezen met een vrije wil.
Het was een miniatuur van mijzelf, maar in verhouding met mijn Oer-volheid was het zo nietig, dat wel van een vonkje uit de vuurzee van mijn liefdeskracht gesproken kan worden. En toch had het een eigen individualiteit die over zichzelf beslissen kon, behalve dan dat het voortdurend door het toestromen van mijn liefdeskracht met Mij verbonden was, wat echter het wezen zelf op geen enkele wijze hinderde.
Het was vrij en vol van licht en kracht. Het was een goddelijk schepsel dat in hoogste volmaaktheid uit Mij was voortgekomen, dus ook op geen enkele wijze een beperking van mijn kant uit ondervond. Iedere begrenzing of beperking van zijn licht en kracht heeft het zichzelf aangedaan omdat het vrij over zichzelf beslissen kon.
En datzelfde geldt ook voor alle geestelijke wezens die de eerst geschapen geest met gebruik van mijn kracht in het leven riep, door zijn vrije wil. Zij waren evenzo hoogst volmaakt en ieder wezen was zich van zichzelf bewust, dus een afzonderlijk wezen dat op zichzelf geplaatst in alle zelfstandigheid in het geestelijke rijk in vrije wil kon werken. Geen wezen was dus door dwang aan Mij en mijn Wezen gebonden. Ieder wezen bewoog zich vrij en op zichzelf te midden van geestelijke scheppingen en was onmetelijk zalig.
Wanneer er nu dus over een "val der geesten" gesproken wordt, het afzinken van de oer-geesten in de diepte, dan is dat zo te verstaan dat de wezens zich verzetten het aanstralen van mijn liefde aan te nemen, dat zij de krachtstroom van mijn liefde afwezen, die onafgebroken van Mij uitging en alles doorstroomde met licht en kracht. Zij namen mijn geest van liefde niet meer aan en scheidden zich vrijwillig van Mij, maar konden toch nooit vergaan omdat zij door Mij uitgestraalde liefdeskracht waren en dat ook blijven zullen tot in alle eeuwigheid.
Iedere gevallen oer-geest was een wezen op zichzelf, een eigen "individualiteit", en dat blijft het ook tot in alle eeuwigheid. Het verwijderde zich van het eeuwige Licht, van de Oerbron van kracht en werd daardoor totaal zonder licht en kracht. Maar toch bleef die oer-geest het wezen dat eens in hoogste volmaaktheid van Mij uitging. En al vindt nu ook het eindeloos lange proces van het terugbrengen van dit geestelijke naar Mij plaats, waarbij dat wezen is opgelost en in zijn partikeltjes door alle scheppingen moet gaan - al deze partikeltjes verzamelen zich weer en vormen in eindeloos lange perioden weer het zelfbewuste wezen, de gevallen oer-geest, zodat die kort voor zijn voltooiing als ziel van een mens weer vrij beslissen kan of hij terug wil keren in het rijk van de gelukzalige geesten, of zijn terugkeer weer eindeloos wil verlengen door eigen weerstand.
Doch dat zelfbewuste wezen - de mens - bergt als ziel in zich deze eens door Mij buiten Mij geplaatste geest die altijd en eeuwig hetzelfde individu zal zijn en blijven, dat eens uit Mij is voortgekomen. Het was volmaakt en koos uit vrije wil de diepte, maar het verging niet. Het is en blijft eeuwig dat zelfbewuste wezen, uitgezonderd gedurende het werk van het terugvoeren door de schepping, waarin hem het zelfbewustzijn ontnomen wordt, waarin het opgelost is en in gebonden toestand de weg van opwaarts gerichte ontwikkeling gaat.
En of dat wezen nu ook meermalen de weg door de scheppingen van de aarde moet gaan, steeds zal het datzelfde zelfbewuste wezen blijven dat zich eens van Mij afkeerde, dat mijn liefdeskracht afwees en zodoende uit vrije wil de scheiding van Mij voltrok, die echter nooit meer kan plaatsvinden omdat alles wat uit Mij voortkomt onlosmakelijk met Mij verbonden is.
Dus de "afval der geesten" is ook letterlijk op te vatten. Wat Ik uitgestraald had als zelfbewuste wezens is gevallen omdat Ik het niet verhinderde, omdat het in vrije wil over zichzelf kon beslissen. En dit geestelijk wezen moet weer in hoogste volmaaktheid tot Mij terugkeren als het zich weer met Mij verenigen wil, om dan voor eeuwig onvergelijkelijk gelukzalig te zijn.
Want zodra Ik het weer met mijn liefde kan doorstralen is het ook weer in zijn oertoestand teruggekeerd. Maar steeds blijft het zich ook bewust van zijn eigenheid. Het is innig met Mij versmolten en toch een vrij wezen dat evenwel geheel in mijn wil is opgegaan, en daarom ook met Mij kan scheppen en werken en onmetelijk zalig is.
Amen
Translator