The soul's spiritual results at the end of its earthly life were determined by the human being himself through his way of life, for he was allowed to live it freely and without constraint, and he only needed to submit himself to God's will that he would bring maturity to the soul.... And how he now used his will determines the soul's fate in the kingdom of the beyond. Again and again people are admonished to think of their life after death and to lead their way of life accordingly. But the belief in the soul's continued existence is too weak or non-existent, and therefore people are lukewarm in their soul's work, they only live for this earth and rarely reach a degree of maturity which earns them a small light when they depart from this life. And yet, they need only live a life of love, then their earthly life will already be in accordance with God's will and it will earn them maturity of soul. But the desire for matter usually stifles the spark of love in the human being's heart, for selfish love is still too great, and this only demands but does not give.... But only unselfish, giving and gratifying love is divine, thus corresponding to God's will, because it is also God's original being.... Demanding love, on the other hand, is ungodly and will never earn the soul a degree of maturity: The majority of people, however, are filled with demanding love and their desire is only for earthly-material goods, earthly happiness, fame and reputation.... It is a love which only ever revolves around matter, which is never for the benefit of the neighbour.... It is an ungodly love which only pulls the human being down but never allows him to ascend. Such love is not in divine order, it is the inheritance of the one who is devoid of all love, who, as God's adversary, also always tries to influence people to cultivate that selfish love in order to prevent the approach to God, which presupposes selfless, happiness-willing love.... But people don't think about the fact that their purpose of earthly life cannot only be the fulfilment of earthly wishes, and they also believe themselves entitled to extract from the world what it only offers them.... They do not believe in survival and are therefore irresponsible in their earthly life. But they cannot be forced to think and want differently, they must freely decide for themselves which path they want to take on earth.... And thus they also have to come to realization themselves, but again and again they are also warned and admonished and only need to take a mental stand on such admonitions once, which, however, they usually refrain from doing. Hence the human being himself determines the soul's degree of maturity, he determines the soul's spiritual wealth or poverty at the end of its earthly course, he determines the soul's fate in the kingdom of the beyond, which cannot be other than what the human being has striven for.... Only when the human being's eyes are spiritually directed, when the human being reflects on the meaning and purpose of earthly life, on a continuation of life after death, will the consciousness of responsibility awaken in him, and blessed is he who early comes to the realization that he himself should help his soul to reach maturity.... Blessed is he who fights his selfish love at an early age and transforms it into unselfish neighbourly love.... He will succeed in acquiring the soul's degree of maturity which will protect it from darkness when the human being's physical life is over.... For it will come to beatitude in the spiritual kingdom, it will not need to fear death because it will only enter into a life which lasts forever...._>Amen
TranslatorWelke geestelijke resultaten de ziel aan het einde van haar leven op aarde kan laten zien, heeft de mens zelf door zijn levenswandel bepaald, want hij heeft hem vrij en niet gedwongen mogen leiden en hij hoefde zich alleen maar aan de Wil van God te onderwerpen, opdat hij de ziel haar rijpheid opleverde. En zoals hij nu zijn wil heeft benut, bepaalt dit het lot van de ziel in het rijk hierna. De mensen worden steeds meer aangespoord aan hun leven na de dood te denken en daarmee overeenkomstig dus hun levenswandel te leiden. Maar het geloof in een voortleven van de ziel is te zwak of helemaal niet aanwezig en daarom zijn de mensen lauw in hun werk aan de ziel. Ze leven alleen maar voor deze aarde en bereiken maar zelden een graad van rijpheid, die hen een klein licht oplevert, wanneer ze uit dit leven scheiden. En ze hoeven toch alleen maar een leven in liefde te leiden, dan is hun levenswandel al in overeenstemming met de Wil van God en hij levert hen de zielerijpheid op. Maar het verlangen naar de materie verstikt meestal het vonkje liefde in het hart van de mens, want de eigenliefde is nog te groot en deze verlangt slechts, maar ze geeft niet. Maar alleen de onbaatzuchtige Liefde, die wil geven en gelukkig maken, is goddelijk, dus in overeenstemming met Gods Wil, omdat Ze ook het Oerwezen van God is.
De verlangende liefde daarentegen is niet goddelijk en ze zal de ziel nooit een graad van rijpheid opleveren. Maar het merendeel der mensen is vervuld van verlangende liefde en hun verlangen geldt alleen aards-materiële goederen, aards geluk, roem en aanzien. Het is een liefde, die alsmaar om de materie draait, die nooit het welzijn van de naaste geldt. Het is een ongoddelijke liefde, die de mensen alleen maar naar beneden trekt, maar ze nooit naar boven zal laten gaan. Zo’n liefde is niet in de goddelijke ordening. Ze is een geërfde eigenschap van diegene, die totaal zonder enige liefde is; die als tegenstander van God ook steeds de mensen tracht te beïnvloeden, zo’n eigenliefde in stand te houden, om het dichter bij God komen tegen te gaan, dat belangeloze liefde, die gelukkig wil maken, vooropstelt.
Maar de mensen denken er niet over na, dat het doel van hun aardse leven niet alleen maar de vervulling van aardse wensen kan zijn. En ze menen ook het recht ertoe te hebben, uit de wereld te winnen, wat ze hen maar biedt. Ze geloven niet in een voortleven en zijn daarom ook onverantwoordelijk in hun levenswandel op aarde. Maar ze kunnen niet gedwongen worden anders te denken en te willen, ze moeten vrij uit zichzelf beslissen, welke weg ze willen gaan op aarde. En dus moeten ze zelf tot inzicht komen, maar ze worden ook steeds weer gewaarschuwd en vermaand en hoefden alleen maar tegenover zulke vermaningen een keer in gedachten hun standpunt te bepalen, wat ze echter meestal achterwege laten. Daarom dus bepaalt de mens zelf de graad van rijpheid van de ziel. Hij bepaalt de geestelijke rijkdom of armoede van de ziel aan het einde van haar weg over de aarde. Hij bepaalt het lot van de ziel in het rijk hierna, dat niet anders kan zijn, dan zoals de mens het heeft nagestreefd.
Pas wanneer de blik van de mens geestelijk is gericht, wanneer de mens nadenkt over de zin en het doel van het aardse leven, over een voortleven na de dood, zal het verantwoordelijkheidsbesef in hem ontwaken. En zalig hij, die al vroeg tot het inzicht komt, dat hij zelf zijn ziel moet helpen rijp te worden. Zalig hij, die zijn eigenliefde al vroeg bestrijdt en leeft in onbaatzuchtige naastenliefde. Het zal hem lukken, voor de ziel de graad van rijpheid te verwerven, die haar voor de duisternis behoedt, wanneer het leven van het lichaam is beëindigd. Want ze zal gelukzalig worden in het geestelijke rijk, ze zal de dood niet hoeven te vrezen, omdat ze immers binnengaat in het leven, dat eeuwig duurt.
Amen
Translator