Compare proclamation with translation

Other translations:

Lot of souls without faith and without love in the hereafter....

The souls arrive in the beyond in a terrible condition, which are departed from this earth without any faith and without any love. And there are a great number of them, for until death most people are stuck in self-love and cannot detach themselves from the world. For not all are preceded by a time of suffering before their passing, many are called away in the midst of their work, in the midst of the world and at an age when they are still far from thinking of their end. And then the condition in which people find themselves at the moment applies, which usually reveals little preparation for their souls. And thus their faith is mostly superficial, if one can speak of such at all. They do not think about death and the fate of their souls because they are still in the midst of the world and regard earthly life as an end in itself. And love is just as foreign to them because they only think of themselves or those with whom they are in closest contact.... where therefore a feeling of love naturally exists.... but which cannot be valued in the same way as unselfish love for their neighbour. And the fate of all of them is dreadful when they stand before the gate to eternity, for hardly a little light shines for them, their state is meagre because they have no spiritual goods to show which alone are of value for the kingdom of the beyond. And the souls which suddenly had to depart from earth have no concept of their demise either, they imagine themselves to still be on earth, only transferred to inhospitable regions, and now they can no longer cope with their fate.... They by no means think of the fact that they no longer dwell on earth and only ever seek to put themselves back into the state they lived in during earthly life, often with ruthlessness towards other souls when they are together with those who all have to bear the same fate because they are of the same kind, thus they dwell in darkness in the same spiritual state, equally poor and meagre. They wander about in deep twilight and believe they are wandering through night and fog and await the morning which shall bring them some light again.... and the night will not end because they cannot reach the light until they have changed their attitude, until they have gone within themselves and now also realize that they no longer live on earth, and they now seriously judge themselves, remembering their earthly life which they did not use in the right way. If the souls come to this realization themselves, then it is an act of grace by God Who wants to help those who slowly change their will and reflect on themselves.... Then beings will also step into the path of such souls which will help them further upwards if the soul is willing. But the adversity is great before the soul accomplishes this change of will, and the state of adversity is far greater among the secluded souls than the state of happiness and bliss, because only few people on earth strive to mature their souls with true seriousness of life, because only few people live their existence consciously insofar as they make an effort to live a life of love. The will to be allowed to enter the kingdom of light one day already gives the soul much strength so that it will certainly reach the aim.... But if people don't indulge in such thoughts, if they live a completely unscrupulous life and only seek to satisfy their physical self, if they don't entertain any thoughts of their soul's life after death, they will also enter the kingdom of the beyond in a completely unprepared state, and they can still speak of a great grace if they are afflicted by illnesses before their death and yet their thoughts are preoccupied with their demise and thus they can still be purified and prepared for their entry into the kingdom of the beyond.... The end is near.... For every human being the hour can come suddenly and surprisingly, and therefore every human being should often think about the end, he should not carelessly think it is still far away, but he should always and at every hour familiarize himself with the fact that he has to leave the earth and intimately ask God, to take care of him and enable him to enter the kingdom of light, and God will also give him the strength to prepare himself and to do the work on his soul which is necessary for the entrance into the kingdom where there are no terrors and darkness but only light and bliss.... For God does not want the human being to go to ruin; but the human being is free, he alone determines his fate in eternity, he alone creates the fate which awaits his soul in the spiritual kingdom....

Amen

Translator
Translated by: Doris Boekers

Het lot van de zielen zonder geloof en zonder liefde in het hiernamaals

In een vreselijke gemoedstoestand komen de zielen in het hiernamaals aan, die zonder enig geloof en zonder enige liefde van deze aarde zijn heengegaan. En het aantal ervan is groot, want tot aan hun dood zijn de meeste mensen gevangen in eigenliefde en kunnen ze zich niet losmaken van de wereld. Want niet bij allen gaat er aan hun sterven een tijd van lijden vooraf, velen worden weggeroepen midden uit hun werk, midden uit de wereld en op een leeftijd, waarin ze nog lang niet aan hun einde denken. En dan geldt de gemoedstoestand, waarin de mensen zich juist bevinden en die meestal weinig van een voorbereiding voor hun ziel zal getuigen. En zo is ook het geloof van hen meestal oppervlakkig, wanneer er tenminste van iets dergelijks gesproken kan worden. Aan de dood en het lot van hun ziel denken ze niet, omdat ze nog midden in de wereld staan en het leven op aarde als doel op zichzelf beschouwen. En de liefde is voor hen evenzo een vreemd gebied, omdat ze alleen aan zichzelf denken of aan degenen, met wie ze in nauwste verbinding staan, waar dus begrijpelijk een gevoel van liefde aanwezig is, dat echter niet zo hoog kan worden aangeslagen als de onbaatzuchtige liefde voor de naaste. En het lot van al diegenen is vreselijk, wanneer ze voor de poort van de eeuwigheid staan, want er schijnt nauwelijks een lichtje voor hen. Hun toestand is armzalig, omdat ze helemaal geen geestelijke goederen bezitten, die alleen waarde hebben voor het rijk hierna.

En de zielen, die onverwacht van de aarde moesten scheiden, hebben ook nog geen idee van hun overlijden. Ze wanen zich nog op aarde, alleen verplaatst in onherbergzame streken en ze kunnen nu hun lot niet meer aan. Ze denken er helemaal niet aan, dat ze niet meer op aarde verblijven en ze proberen steeds alleen maar weer in die toestand terug te komen, waarin ze in het leven op aarde leefden. Vaak met niets ontziende hardheid tegenover de andere zielen, wanneer ze met zulken tezamen zijn, die allen hetzelfde lot hebben te dragen, omdat ze dezelfde aard hebben, dus in dezelfde geestelijke gesteldheid - even arm en armzalig - in de duisternis verblijven. Ze dwalen in diepe duisternis rond en menen door nacht en nevel te zwerven en wachten op de morgen, die hen weer een beetje licht moet brengen. En de nacht wil maar niet eindigen, omdat ze niet eerder in het licht kunnen komen, tot ze hun instelling hebben veranderd, tot ze in zichzelf zijn gekeerd en nu ook beseffen, dat ze niet meer op aarde leven en ze nu ernstig over zichzelf oordelen, denkend aan hun leven op aarde, dat ze niet hebben gebruikt op de juiste manier.

Komen die zielen zelf nog tot dit inzicht, dan is dat een daad van genade van God, Die diegenen wil helpen, die langzaam hun wil veranderen en zich bezinnen. Dan komen ook wezens zulke zielen tegemoet, die hen verder opwaarts helpen, wanneer de ziel gewillig is. Maar de nood is groot, voordat de ziel deze verandering van wil bij zichzelf voltrekt. En de noodtoestand is heel wat groter onder de gestorvenen, dan de toestand van geluk en gelukzaligheid, omdat maar weinig mensen op aarde het rijp worden van hun ziel met ware levensernst nastreven, omdat maar weinig mensen in zoverre hun leven bewust leven, dat ze hun best doen een leven in liefde te leiden. De wil, eens het rijk van het licht binnen te mogen gaan, geeft de ziel al veel kracht, zodat ze ook zeker het doel zal bereiken. Maar wanneer de mensen zichzelf helemaal niet aan zulke gedachten overgeven, wanneer ze geheel zonder scrupules voortleven en alleen trachten hun lichamelijk “ik” te bevredigen, wanneer ze bij zichzelf niet het leven van hun ziel na de dood overdenken, gaan ze ook in een volledig onvoorbereide staat het rijk hierna binnen. En ze kunnen nog van een grote genade spreken, wanneer ze voor hun dood nog door ziekten worden geteisterd en hun gedachten zich toch bezighouden met het sterven en ze daardoor toch nog worden gelouterd en kunnen worden voorbereid op het binnengaan van het rijk hierna.

Het einde is nabij. Voor ieder mens kan het uur plotseling en onverwachts komen en daarom zou ieder mens vaak aan het einde moeten denken. Hij zou het niet lichtvaardig nog in de verre toekomst moeten veronderstellen. Veeleer zou hij zich steeds en te allen tijde ermee vertrouwd moeten maken, dat hij de aarde moet verlaten en God innig smeken, Zich om hem te bekommeren en hem het binnengaan in het lichtrijk mogelijk te maken. En God zal hem er ook de kracht voor geven, zich voor te bereiden en ten behoeve van zijn ziel het werk te verrichten, dat nodig is om het rijk binnen te gaan, waar geen verschrikking en duisternis bestaat, maar waar alleen licht en gelukzaligheid is. Want God wil niet, dat de mens zijn ondergang tegemoet gaat, maar de mens is vrij; hij alleen bepaalt zijn lot in de eeuwigheid, hij alleen schept het lot voor zich, dat zijn ziel wacht in het geestelijke rijk.

Amen

Translator
Translated by: Gerard F. Kotte