Spiritual arrogance prevents the human being from recognizing the truth. Everyone must bear this in mind, that only through profound humility can the human being attain that which, in the realization of his deficiency, desires knowledge.... who does not believe that he is already knowledgeable before he has sincerely asked for truth. The human being acquires knowledge through his intellectual activity, or he receives it from outside if it appeals to him, and he holds on to it. And this knowledge is usually enough for him if it agrees with his wishes and views. He shuts himself off from every presentation that does not correspond to his knowledge, always in the consciousness that he possesses the right knowledge.... He exalts himself above his fellow human beings who think differently and rejects everything offered to him from this side without taking a stand himself. And these people are difficult to guide into truth, for only the person humbly asks for it who believes himself to be ignorant and recognizes his inadequacy to penetrate spiritual knowledge through his own strength. But God only gives His grace to this person, for He wants to be approached for it in humble prayer. The belief to be in the right knowledge prevents the human being from asking for it as long as he still walks in error. For the person who has penetrated the truth remains inwardly humble despite the richest knowledge, and his prayer constantly ascends to God for an increase in his knowledge. For he feels infinitely small in view of God's greatness, Who becomes ever more sublime to him the greater his knowledge is. And thus this person will also always be accessible to spiritual conversations, whereas the believer in knowledge quickly ends such conversations because he does not want to be instructed, instead he seeks to spread his knowledge himself, always emphasizing it in spiritual arrogance as his own body of thought which he deems unassailable. He even tries to instruct God's servants, His messengers, who bring him the truth, for he does not acknowledge the working of the spirit and tries to invalidate everything they oppose him with his intellectual thinking. He fights against the working of the spirit, he thinks himself more mature and wiser and also does not recognize God as the giver of truth, Who expresses Himself through His messengers.... He fights with human wisdom against divine wisdom and does not submit himself by asking God Himself for enlightenment of the spirit.... And therefore he can hardly attain truth as long as the spirit of arrogance dwells in him.... Only the realization of complete ignorance in the spiritual sphere can determine him to occupy himself mentally with questions, and only then can the truth reach him if he humbly requests it, for God gives His grace to the humble but He does not reveal Himself to the arrogant....
Amen
TranslatorDe geestelijke hoogmoed hindert de mensen bij het inzien van de waarheid. Hier moeten allen aan denken, dat deze alleen kan worden bereikt door diepe deemoed door de mens, die vanuit het inzicht van zijn gebrekkigheid begeert te weten, die niet gelooft reeds wetend te zijn voordat hij innig heeft gebeden om de waarheid. Door zijn verstandelijke werkzaamheid verwerft de mens zich wel een weten, of hij neemt het van buitenaf op als het hem bevalt en hij houdt er aan vast. En dit weten is voor hem vooral voldoende, wanneer het met zijn wensen en opvattingen overeenstemt. Hij sluit zich af voor alles, wat hem wordt aangeboden en wat niet met zijn weten overeenstemt, steeds in het bewustzijn het ware weten te bezitten. Hij verheft zich boven zijn medemensen die anders denken en wijst alles af wat hem van die zijde wordt aangeboden, zonder er zelf stelling over in te nemen. En deze mensen zijn moeilijk de waarheid binnen te leiden, want alleen die mens vraagt er deemoedig om, die zichzelf onwetend waant en zijn ontoereikendheid, om in geestelijk weten door te dringen, inziet. Maar alleen aan deze geeft God Zijn genade, want Hij wil er om gevraagd worden in deemoedig gebed.
Het geloof, het ware weten te bezitten, verhindert de mens er om te bidden, zolang hij nog in dwaling leeft. Want de in de waarheid binnengedrongen mens blijft ondanks meest overvloedig weten innerlijk deemoedig en zijn gebed om vermeerdering van zijn weten stijgt voortdurend op naar God. Want hij voelt zich oneindig klein tegenover de grootte van God, Die voor hem steeds verhevener wordt, hoe groter zijn weten is. En dus zal deze mens ook toegankelijk zijn voor geestelijke gesprekken, terwijl hij, die meent wetend te zijn, zulke gespreken snel beëindigt, omdat hij zich niet wil laten onderrichten, maar daarentegen zijn weten zelf tracht te verbreiden, het steeds in geestelijke arrogantie bestempelend als eigen geestelijk bezit, dat hem onaanvechtbaar voorkomt.
Zelfs de dienaren van God, Zijn boden, die hem de waarheid brengen, probeert hij te onderrichten, want zo iemand erkent het werkzaam zijn van de Geest niet en hij tracht met zijn verstandelijk denken alles te ontzenuwen, wat die anderen tegen hem inbrengen. Hij bestrijdt het werkzaam zijn van de Geest. Hij denkt rijper en slimmer te zijn en erkent ook God niet als Gever van de Waarheid, Die Zich Zelf uit door Zijn boden. Hij strijdt met menselijke wijsheid tegen goddelijke Wijsheid en hij onderwerpt zich niet door God Zelf te vragen om verlichting van zijn geest.
En daarom kan hij moeilijk tot de waarheid komen, zolang de geest van aanmatiging in hem woont. Pas het inzicht van volkomen onwetendheid op geestelijk gebied kan hem er toe brengen, zich door middel van gedachten vragend bezig te houden. En dan pas kan de waarheid tot hem komen, als hij ze deemoedig afsmeekt, want God geeft de deemoedige Zijn genade, maar aan de verwaande openbaart Hij Zich niet.
Amen
Translator