Compare proclamation with translation

Other translations:

Spheres of light.... meet again.... bliss....

After the death of its body the mature soul will rise like a cloud of light from the earthly realm into the spheres of the beyond, and then it will have overcome all matter, then it will be free from every bondage, it will be again what it originally was, a free spiritual being full of light and strength. It is only visible and recognizable to the equally mature spiritual being, which is therefore able to see spiritually, whereas it remains invisible to the immature spiritual being, thus it cannot be recognized by it either. And therefore there can be no reunion between the mature and the immature spirits, thus between the souls departed from earth, which enter the beyond in different states of maturity, until the imperfect spirit has attained a certain degree of maturity which opens the spheres of light to it. The imperfect spiritual substance can indeed be recognized by the beings of light, for they see everything and nothing is hidden from them; thus they also know every soul which is still in spiritual darkness, but they cannot be recognized by them. But the souls' longing for their loved ones is sometimes so strong that it is a driving force for higher development in the beyond as soon as the soul has entered the stage of recognition and knows about the possibility of ascent in the spiritual kingdom through loving activity. Then it is restlessly active because the desire for souls close to it constantly drives it upwards. For it recognizes its own kind and therefore knows that it will also see its loved ones again, and this awareness gives it strength again and again, and this strength is supplied to it by precisely those beings which are the aim of its longing; they can convey strength to the souls, yet unrecognized by them. If they approach them to give them helpful advice, then they cover themselves because the immature souls cannot bear their abundance of light. Thus they see themselves surrounded by beings who are, however, alien to them and who seemingly do not belong to any other sphere of light than themselves. But since they assist them with advice and deeds the imperfect souls are grateful and favoured by them and they follow their advice. And thus the mature beings draw their loved ones towards them until they have reached a degree of maturity where they become receivers of light. Then they are also able to see spiritually, they recognize their surroundings, they recognize the beings of light of equal maturity, and their bliss constantly increases because they can unite with those, because they see their loved ones again and now in turn assist those again who languish in the darkness of spirit. Only when the degree of maturity is reached which allows spiritual seeing is the soul free from all burden, for then it too stands in the light, in the realization of pure truth and in love. And every activity it now carries out is blissful because only love impels it to do so and loving activity always triggers bliss. Merging with equally mature souls which complement each other in most intimate harmony is the actual bliss, for it is most intimate love which seeks and finds union. And love is always blissful if it applies to the purely spiritual, for it is giving, not demanding. And yet this love culminates in the desire for God, in the final union with Him. And this desire will always be fulfilled, for the being may desire God at any time and it can also count on the satisfaction of its longing at any time, for God constantly gives, He constantly distributes His love and thereby makes the inhabitants of the spiritual kingdom the most blissful beings.... Their bliss is inconceivable, for love and light fill those spheres where the beings are allowed to dwell close to God, Who is eternal love and the source of light Himself....

Amen

Translator
Translated by: Doris Boekers

Lichtsferen - Weerzien - Gelukzaligheid

Als een wolk van licht zal de rijpe ziel opstijgen na haar lichamelijke dood vanuit het gebied van de aarde in de sferen van het hiernamaals. En dan heeft ze elke materie overwonnen. Dan is ze vrij van elke boei. Ze is weer wat ze oorspronkelijk was: een vrij geestelijk wezen vol van licht en kracht. Zichtbaar en herkenbaar is ze alleen voor het eveneens rijpe geestelijke, dat dus in staat is geestelijk te schouwen, terwijl ze voor het onrijpe geestelijke onzichtbaar blijft, dus er ook niet door kan worden herkend. En daarom kan er tussen het rijpe en het niet rijpe geestelijke, dus tussen de zielen van de op aarde gestorven mensen die in verschillende toestanden van rijpheid het hiernamaals binnengaan, ook zo lang geen weerzien zijn, totdat het onvolmaakte geestelijke een bepaalde graad van rijpheid heeft verworven die het de sferen van het licht opent. Het onvolmaakte geestelijke is weliswaar door de lichtwezens te herkennen, want dezen worden alles gewaar en er is voor hen niets verborgen, dus kennen ze ook iedere ziel die zich nog in de duisternis van geest bevindt, maar zij kunnen niet door de eerstgenoemden worden herkend.

Het verlangen van de zielen naar hun geliefden is echter af en toe zo sterk, dat het een drijfkracht is zich positief te ontwikkelen in het hiernamaals, zodra de ziel in het stadium van inzicht is binnengegaan en weet van de mogelijkheid van een vooruitgang in het geestelijke rijk door werken van liefde. Dan is ze voortdurend actief, omdat het verlangen naar de zielen die haar na aan het hart liggen, haar onophoudelijk opwaarts drijft. Want ze herkent haar gelijken en weet daarom dat ze haar geliefden ook zal weerzien en dit bewustzijn geeft haar steeds weer kracht. En deze kracht wordt haar door juist die wezens bezorgd die het doel van haar verlangen zijn. Zij kunnen de zielen kracht doen toekomen, maar zonder door hen herkend te worden. Naderen ze hen om hun behulpzaam raadgevingen te verstrekken, dan verhullen ze zich omdat de niet rijpe zielen de volheid van hun licht niet kunnen verdragen. Die anderen zien zich dus door wezens omgeven die hun echter vreemd zijn en die schijnbaar niet bij een andere lichtsfeer horen dan zijzelf. Doch daar ze hen met raad en daad bijstaan, zijn de onvolmaakte zielen hen dankbaar en toegenegen en volgen ze hun raadgevingen op.

En zo trekken de rijpe wezens hun geliefden naar zich toe tot die een graad van rijpheid hebben bereikt waarin ze ontvangers van licht worden. Dan zijn ze ook in staat geestelijk te schouwen. Ze herkennen hun omgeving, ze herkennen de lichtwezens van gelijke rijpheid en hun gelukzaligheid neemt voortdurend toe omdat ze zich met die anderen aaneen kunnen sluiten, omdat ze hun geliefden weerzien en nu van hun kant weer diegenen kunnen bijstaan die in de duisternis van geest smachten. Pas wanneer de graad van rijpheid is bereikt die het geestelijk schouwen toelaat, is de ziel vrij van elke last. Want dan staat ook zij in het licht, heeft ze het inzicht van de zuivere waarheid en is in de liefde. En elke bezigheid die ze nu uitvoert is gelukkig makend, omdat alleen de liefde haar daartoe aanzet en het werkzaam zijn in liefde steeds gelukzaligheid teweegbrengt.

Het samensmelten met gelijk rijpe zielen die elkaar in innigste harmonie aanvullen, is de eigenlijke gelukzaligheid. Want het is de innigste liefde die de aaneensluiting zoekt en vindt. En liefde maakt steeds gelukkig als het gaat om het zuiver geestelijke, want ze is gevend, niet verlangend. En toch vindt deze liefde haar hoogtepunt in het verlangen naar God, in de uiteindelijke aaneensluiting met Hem. En dit verlangen wordt steeds vervuld, want God begeren mag het wezen altijd. En het kan ook altijd op het bevredigen van zijn verlangen rekenen, want God geeft onophoudelijk. Hij deelt voortdurend Zijn liefde uit en maakt de bewoners van het geestelijke rijk daardoor tot de gelukzaligste wezens. Hun gelukzaligheid is onvoorstelbaar, want liefde en licht vullen die sferen waar de wezens in de nabijheid van God mogen vertoeven, Die de eeuwige Liefde en het Oer-licht zelf is.

Amen

Translator
Translated by: Gerard F. Kotte