It is like a dividing wall that the good builds around itself when its desire is directed towards God. Evil tries to tear down this partition and uses unfair means to do so.... It fights in secret and often under the guise of goodness and piety. And then it is necessary to be doubly vigilant so that it is recognized as evil. Forces turned away from God remain close to the person striving towards God and perceive the slightest lukewarmness on his part to direct his thoughts towards things that lie beyond the divine. And now the human being only needs to be weak, then he will take in the thoughts which are whispered to him and his thinking will no longer exclusively move along a spiritual path. And then the human being has to fight with himself again in order to overcome those thoughts. Only then will his heart drive him more powerfully towards God, for the soul senses the apostasy as something burdensome and seeks to be free of it again. However, every spiritual battle manifests itself depending on the victor.... If the adversary has the upper hand, then the person will strive for external things and strive for earthly success.... He will interrupt his spiritual endeavours and thus pay tribute to the world.... But if the power of the spirit is active in him, earthly temptations cannot change his will.... He is inwardly calm and purposeful; he despises what approaches him and would like to cause him to think in an earthly way; he remains faithful to God and therefore there are no distractions for him, his will is always and constantly directed towards union with God.... And it means spiritual progress to have withstood the temptations and to have an increased desire for God. He has therefore erected the wall of partition that prevents evil from reaching him. He is immune to temptation and also recognizes the forces that seek to oppress him in the mask of goodness. For his feelings are mimosa-like.... he will always sense the impure and defend himself against it; but those who allow themselves to be taken captive by it are still impure themselves, in their hearts the desire for the world is still too great and what approaches them with beautiful words and expressions they do not realize as bad and wrong, and so the adversary has an easy game. But if a person is vigilant and asks God for help, his eyes will be sharpened and he will act in accordance with God's will. It remains a constant battle for him, only less noticeable, as his desire for God applies.... Yet the battle is permitted by God so that the human being himself will test his strength in it, so that he will ask God for the strength he lacks and thus take refuge in Him.... And thus his attitude towards God will always be decisive as to who remains victorious, the good or the evil....
Amen
TranslatorHet is als een scheidsmuur, die het goede rondom zich opbouwt, als zijn verlangen op God gericht is. Het kwaad probeert deze scheidsmuur weliswaar af te breken en het bedient zich daartoe van onzuivere middelen. Het strijdt in het verborgene en vaak onder de dekmantel van goedheid en vroomheid. En dan gaat het erom dubbel waakzaam te zijn, opdat het herkend wordt als het kwaad.
Van God afgekeerde krachten blijven in de nabijheid van de naar God strevende mens en nemen de minste onverschilligheid van hem waar om zijn denken naar zaken te leiden, die ver van het goddelijke af liggen. En nu hoeft de mens maar zwak te zijn en dan neemt hij de gedachten op, die hem toegefluisterd worden en zijn denken beweegt zich niet meer uitsluitend op geestelijke wegen. En dan moet de mens weer strijden met zichzelf, zodat hij deze gedachten overwint. Pas dan brengt zijn hart hem krachtiger naar God, want de ziel wordt de afvalligheid gewaar als iets wat haar bedrukt en probeert daar weer vrij van te komen.
Maar elke geestelijke strijd komt immers overeenkomstig de winnaar tot uiting. Als de tegenstander de overmacht heeft, dan zal de mens naar uiterlijke dingen streven en zich voor aards succes inzetten. Hij zal het geestelijke streven onderbreken en zodoende waardering op kunnen brengen voor de wereld. Maar als de kracht van de geest werkzaam in hem is, dan kunnen aardse verleidingen hem niet doen veranderen in zijn wil. Hij is innerlijk rustig en doelbewust. Hij veracht wat op hem afkomt en hem aanleiding zou kunnen geven tot aards denken. Hij blijft God trouw en zodoende bestaan er voor hem geen afleidingen. Zijn wil betreft te allen tijde de vereniging met God.
En het betekent geestelijke vooruitgang om tegen de verleidingen standgehouden te hebben en een toegenomen verlangen naar God te hebben. Deze heeft dus een scheidsmuur opgericht, die het boze ervan weerhoudt om tot hem te geraken. Hij is immuun voor verleidingen en herkent ook de krachten, die hem onder het masker van het goede proberen te kwellen. Want hij is heel gevoelig. Hij zal steeds het onzuivere gewaarworden en zich daartegen verweren. Maar degene die zich daardoor gevangen laat nemen, is zelf nog onrein. In zijn hart is het verlangen naar de wereld nog te groot en hij wordt zich niet bewust van het slechte en onware van wat hem met mooie woorden en vooruitzichten nadert en zo heeft de tegenstander gemakkelijk spel.
Maar als de mens waakzaam is en God om hulp vraagt, wordt zijn blik scherper en hij zal overeenkomstig de goddelijke wil handelen. Het blijft voor hem een voortdurende strijd, en niet zo voelbaar, als zijn verlangen God betreft. Maar de strijd wordt door God toegelaten, opdat de mens daar zelf zijn kracht aan test, opdat hij om de ontbrekende kracht vraagt, dus tot Hem zijn toevlucht neemt. En zo zal zijn standpunt ten aanzien van God altijd doorslaggevend zijn voor wat betreft wie de overwinnaar wordt: het goede of het kwade.
Amen
Translator