Divine love flows to God's creatures in undiminished abundance of strength, and it will never diminish or be used up through increased utilisation, for it is the Divinity Itself Which expresses Itself, and God is without beginning and without end; thus, His emanation must also be without beginning and without end, that is, it cannot be brought into measure and form, it cannot be limited in time and space, it must be always and eternally.... thus infinite, it must surpass all human conceptions, it must be unsurpassable in its effect, just as it is unimaginable in its omnipotence.
Nothing could exist without divine love, everything visible to peoples eyes is a product of divine love.... all life.... all beings.... the whole of creation has emerged from God's infinite love. And so, the human being stands in the midst of love, everything that comes into contact with him is likewise God's labour of love, and what is visible to him directly and indirectly, conveys divine love to him. Hence, everything is born of love, God Himself is the never-ending source from Which divine love flows in ever constant abundance....
This must be understood beforehand in order to be able to understand and appreciate the full extent of Christ's sacrificial death for the whole of creation.... (For) All spiritual (beings) emanated from God, created by Him out of immense love. His power wanted to communicate itself to those spiritual beings in order to make those created by Him happy. The spiritual being was the product of His love, it was therefore able to feel this Spiritual Being in exactly the same way, it was able to express itself in the same way, that is, it could likewise let its loving will take on form. And consequently, the creation was an incomparably blissful process which completely corresponded to God's will, for the first-created spiritual being repeatedly turned towards the fundamental strength and thus consciously worked with God and from God.... Subsequently, however, this spiritual (being) separated itself from God and (determined) all its spiritual products to turn away from God as well. This spiritual (being) took the power of love, which constantly flowed towards it from God, for itself; it demanded love from its beings, and thus the spiritual being sought to divert the power from God to itself, to increase its own power and to withhold it from God. This was a beginning which was inadmissible and meant an unlawful appropriation of that what had come forth from God, thus spiritual substance from God. At the same time, however, it was an impossible beginning, for the original power of God cannot be fragmented, it always and eternally remains indivisible and is inseparable from God. But the will of such an appropriation of that which is of God was immediately accomplished.... This apostasy from God underlies the entire work of creation, and it determined the divine will to intervene according to plan, which acted contrary to the apostate spirit's intention.... And God's wisdom, love and omnipotence gave rise to works which were intended to bring about the apostate spirit's final return. The task of creation is therefore to lead all spiritual things back to their origin, for without divine love nothing can exist. Divine love is the original substance of all that exists.... However, the desire to distance oneself from God, which is the conscious opposition to God, is at the same time a rejection and desire of divine love, in that the spiritual claims love, since otherwise it would not exist, but on the other hand wants to reject it in its arrogant assumption that it can exist without divine love. But God continued to give the spiritual being the strength from Himself, His flow of love, but demanded its return to the place of origin, and since this desire was not voluntarily fulfilled, it inevitably had to be brought close to God again through the path through all creation, and God's greater than great love made the path of return easier for the spiritual being by only giving it a short period of time, since it was allowed to call free will its own again.... and during this short period of time, it was granted all conceivable help to accomplish its approach to God.... God Himself showed the being the way how it can come to complete union with God.... because God's love has seized His beings with all intimacy and does not want to lose any of these beings.... And thus, He demonstrated the last earthly path to His living creations and showed them the strength and power of love, which intimately unites the being with God that emerged from God again, and shapes the being into a happiness-perceiving and happiness-giving bearer of light, so that it can create and shape again as it is its actual destiny from eternity....
Amen
TranslatorIn een onverminderde overvloed aan kracht wordt de schepselen van God de goddelijke liefde toegevoerd en nooit zal deze verminderen of door toegenomen gebruik opgebruikt worden, want het is de Goddelijkheid Zelf, Die Zich uit en God is zonder begin en zonder eind, dus moet ook Zijn uitstraling zonder begin en zonder eind zijn. Dat wil zeggen dat ze niet in een afmeting en vorm gebracht kan worden. Ze kan niet in tijd en ruimte beperkt worden. Ze moet er eeuwig en altijd, dus eindeloos, zijn. Ze moet alle menselijke voorstellingen overtreffen. Ze moet in haar uitwerking niet te overtreffen zijn, zoals ze onvoorstelbaar is in haar almacht.
Zonder de goddelijke liefde zou niets kunnen bestaan. Alles wat voor de mens zichtbaar is, is een product van de goddelijke liefde. Al het leven, alle wezens, de totale schepping zijn voortgekomen uit de eindeloze liefde van God. En zo staat de mens te midden van de liefde. Alles wat met hem in aanraking komt, is eveneens een liefdeswerk van God en wat zichtbaar voor hem is, geeft hem direct en indirect goddelijke liefde. En zodoende is alles uit liefde geboren. God Zelf is de nooit opdrogende bron, waaruit de goddelijke liefde in steeds gelijkblijvende overvloed stroomt. Dit moet eerst begrepen worden om de offerdood van Christus nu in zijn gehele draagwijdte voor de totale schepping te kunnen begrijpen en overzien.
Al het geestelijke ging van God uit. Uit buitengewoon grote liefde door Hem geschapen. Zijn kracht wilde zich verspreiden over dit geestelijke om dit door Hem geschapene gelukkig te maken. Het geestelijke wezen was het product van Zijn liefde. Dit geestelijke kon zich precies zo gewaarworden. Het kon zich eveneens uiten, dat wil zeggen zijn wil om lief te hebben eveneens tot vorm laten worden. En het scheppen was derhalve een onvergelijkelijk gelukkig makende gebeurtenis, die volledig met de wil van God overeenkwam, want het eerst geschapen geestelijke richtte zich steeds weer op de oerkracht en werkte dus bewust met God en uit God.
Maar vervolgens zonderde dit geestelijke zich van God af en bracht al zijn geestelijke producten er eveneens toe om zich af te keren van God. Dit geestelijke eiste de kracht van de liefde, die onophoudelijk vanuit God naar hem toestroomde, voor zichzelf op. Hij eiste liefde van zijn wezens en zodoende probeerde het de kracht uit God naar zichzelf om te leiden, de eigen kracht te vergroten en deze God te onthouden.
Dit was een onderneming die ontoelaatbaar was en een onrechtmatig toe-eigenen betekende van dat, wat van God uitgegaan was, dus geestelijke substantie uit God was. Maar het was tegelijkertijd een onmogelijke onderneming, want de oerkracht van God laat zich niet versplinteren. Ze blijft eeuwig en altijd ondeelbaar en onscheidbaar van God. Maar de wil om zich iets toe te eigenen, wat van God is, was hetzelfde als de volbrachte daad.
Deze afval van God ligt aan de gehele schepping ten grondslag en deze afval bracht de goddelijke wil ertoe om weloverwogen in te grijpen, hetgeen niet overeenstemde met het voornemen van het afgevallen geestelijke. De taak van de schepping is zodoende het terugleiden van al het geestelijke naar zijn oorsprong, want zonder goddelijke liefde kan niets blijven bestaan. De goddelijke liefde is de oorspronkelijke substantie van alles wat bestaat.
Maar het zich willen verwijderen van God, het zich bewust plaatsen tegenover God is tegelijkertijd een afwijzen en een begeren van de goddelijke liefde, doordat het geestelijke een beroep doet op de liefde, omdat het anders niet zou kunnen bestaan. Maar anderzijds wil hij de liefde afwijzen vanwege zijn arrogante veronderstelling, zonder de goddelijke liefde te kunnen bestaan.
God gaf nu het geestelijke verder de kracht uit Zichzelf, Zijn stroom van liefde, maar eiste de terugkeer hiervan naar de plaats waar het vandaan kwam en omdat aan dit verlangen niet vrijwillig voldaan werd, moest het onvermijdelijk door de gang door de hele schepping weer in de nabijheid van God gebracht worden en Gods enorme liefde maakte de weg van de terugkeer makkelijker voor het geestelijke, doordat Hij het alleen maar een korte periode gaf, waarin het de vrije wil weer van zichzelf mocht noemen en het nu in deze korte periode alle denkbare hulp verleend werd om het naderen van God ten uitvoer te brengen.
God Zelf liet het wezen de weg zien, hoe het tot een totale vereniging met God kan komen, omdat Gods liefde Zijn wezens met alle innigheid gegrepen heeft en geen van deze wezens verliezen wil. En zodoende deed Hij Zijn schepselen de laatste levensweg op aarde voor en bewees hun de kracht en macht van de liefde, die het uit God voortgekomen wezen weer innig met God verenigt en het wezen tot lichtdrager vormt, dat geluk ervaart en geluk schenkt, opdat het wezen weer scheppen en vormgeven kan, zoals het zijn eigenlijke bestemming van eeuwigheid af is.
Amen
Translator