• Back

Firm faith secures unlimited power.... Lawfulness....

Nothing is impracticable if you stand in rock-solid faith. He Who created you, His power is unlimited. All His beings came into existence from this power, and likewise the Creator can place His power in His creatures provided they have the will to work with God and for Him. Whatever the human being now sets out to do he will succeed, he completely entrusts himself to God, he seemingly does all actions of his own accord but is guided by God, so that he therefore only carries out what is divine will. And the divine will shall never be different from the will of an earthly child which is intimately devoted to God, for this will is only something of its own, independent, as long as the human being believes himself conscious of his own strength and able to master everything on his own. However, if he surrenders himself, that is, his will, to God in humility and weakness, this will is now God's property and He now directs and guides it according to His divine counsel. And consequently, all thoughts and actions must now correspond to God's will so that the human being always follows the urge of his heart, that is, carries out what his will tells him to do. For he now, so to speak, gives his body, so that God makes use of it and thus works through it. He is now completely seized (filled?) by divine power, nothing is impossible for him, whatever he undertakes. It is divine spirit which now guides the human being, even though everything about him appears earthly and completely conforms to earthly laws. For God always works within the framework of lawfulness so as not to force people to believe through extraordinary events, yet a stream of strength will flow to the earthly human being which will allow him to master the seemingly insurmountable with ease. However, faith has to be firm.... a person who does not fully entrust himself to God with faith will not open his heart to the influx of strength either, his unbelief or slight doubt is an obstacle and thus God cannot work in the human being according to His will. However, in order to be able to call the deepest faith his own, a person must pray fervently and persistently that God will reveal Himself to him in His glory, that He will have mercy on him and intervene to help where the earthly child threatens to fail. And God hears the prayer of the weak one the sooner the more humbly and helplessly he hands himself over to Him. He will not abandon a pleading earthly child in the adversity of its soul, and He will strengthen its faith at the right time, for He is powerful and wants humanity to believe in His power, and thus He proves this by speaking to people through His servants and also by working through deeds.... thus transferring His power to all those who are faithfully devoted to Him, and joyfully submit their will to Him....

Amen

Het vaste geloof verzekert onbegrensde macht – Wetmatigheid

Niets is onuitvoerbaar, als je een rotsvast geloof hebt. De macht van Degene, die u geschapen heeft, is onbeperkt. Al Zijn wezens zijn ontstaan uit deze macht en de Schepper kan Zijn macht net zo in Zijn schepselen leggen, voor zover deze de wil hebben om met God en voor Hem te werken. Wat de mens zich nu voorneemt, zal hem lukken. Hij vertrouwt zich volledig aan God toe, verricht schijnbaar alle handelingen uit eigen beweging, maar wordt door God geleid, zodat hij dus alleen maar uitvoert, wat de wil van God is. En de goddelijke wil zal nooit anders zijn dan de wil van een zich aan God wijdend mensenkind, want deze wil is alleen maar zo lang iets eigens, onafhankelijks, als de mens bewust gelooft in staat te zijn om alles de baas te kunnen worden.

Als hij echter in deemoed en zwakheid zichzelf, dat wil zeggen zijn wil, aan God overgeeft, is deze wil nu eigendom van God en Hij bestuurt en leidt hem nu volgens Zijn goddelijke raadsbesluit. En bijgevolg moet alle denken en handelen nu overeenstemmen met de wil van God, als de mens de aandrang van zijn hart volgt. Dat wil zeggen dat hij uitvoert, wat zijn wil hem voorschrijft.

Want hij geeft nu in zekere zin zijn lichaam op, opdat God Zich hiervan bedient en dus door hem werkt. Hij wordt nu geheel door goddelijke kracht vervuld. Voor hem is niets onmogelijk, wat hij ook onderneemt. Het is de goddelijke geest, die de mens nu leidt, ofschoon alles aan hem aards lijkt en hij zich geheel aan aardse wetten aanpast. Want God werkt altijd binnen de grenzen van de wetmatigheid om niet door buitengewone gebeurtenissen de mensen tot geloof te dwingen. Maar er zal een krachtstroom naar de aardse mensen toevloeien, die hen hetgeen hen onoverwinnelijk lijkt met gemak laat overwinnen.

Maar het geloof moet sterk zijn. Een mens die zich niet in het volle geloof aan God toevertrouwt, opent zijn hart ook niet voor de hem binnenstromende kracht. Zijn ongeloof of lichte twijfel is een hindernis en zo kan God niet volgens Zijn wil in de mens werken. Om echter het diepste geloof het zijne te kunnen noemen, moet de mens innig en voortdurend smeken, dat God Zich in Zijn heerlijkheid openbaart. Dat Hij zich met erbarmen naar hem over buigt en daar helpend ingrijpt, waar het mensenkind dreigt te falen.

En God verhoort het gebed van de zwakken des te eerder, naarmate het mensenkind zich deemoediger en hulpelozer aan Hem overgeeft. Hij laat een smekend mensenkind niet in de nood van de ziel en Hij zal het geloof van dit kind op het juiste moment sterker laten worden, want Hij is machtig en Hij wil dat de mensheid in Zijn macht zal geloven en daarom bewijst Hij deze macht, doordat Hij door Zijn dienaren tot de mensen spreekt en ook door daden werkt. Dus Hij draagt Zijn macht over op iedereen, die Hem trouw toegenegen is en met vreugde zijn wil aan Hem onderwerpt.

Amen