Compare proclamation with translation

Other translations:

Knowledge of the spiritual necessary.... consciously working towards perfection....

The course on earth requires a certain knowledge of the spiritual, for this stimulates his endeavour without forcing the human being to ennoble himself. Ignorance of it does not exclude that man also develops spiritually higher, only then the being must have extraordinary desire for God and be extraordinarily lovingly active. Both must lie dormant deep within him, i.e. the being in him must already be aware of its origin from God and, without any knowledge of the divine essence, unconsciously unite itself with God through deepest love and therefore cannot help but be good. But this already presupposes a rather high degree of maturity which is extremely rare in an earthly being. This is why people who lack all knowledge of the spiritual will usually be at a lower level; they will only ever regard their earthly existence as an end but not as a means to an end. Only the knowledge of the spiritual changes their view, and only then do they live consciously on earth.... aware of their task and also aware of the consequences of a right or wrong life on earth. He makes a distinction between right and wrong earthly life and this is the beginning of the striving for ascent....

These are often grave thoughts which can make a seriously striving earthly child waver if they are not dispelled from the spiritual side and a clear answer is given to the person. On the one hand, man believes himself to be free from guilt, and on the other hand, the feeling of unworthiness weighs him down, so he also regocnizes a certain guilt. Both the former and the latter are now an obstacle to the right realization.... For he who feels himself blameless does not utilize the opportunities offered to his soul.... he does not feel needy, therefore he does not accept what is offered to him.... And the feeling of unworthiness again makes him sometimes despondent and timid.... He does not dare to desire what is available to him in abundance. And so these reservations must first be dispelled. The earthly child must certainly regocnize his still low spiritual state, however, the spiritual working, which is made visible to him through spiritual teachings, must also take away his own despondency, he must now also make use of the spiritual strength and do everything to become worthy of this grace, which is the working of spiritual forces in the beyond for him. If he opens his heart to those teachings which inform him of spiritual working he will also immediately feel the strength and help of those beings and consciously accept them.... Yet this strength can hardly be conveyed to someone who is completely ignorant because he does not open himself and thus does not want to receive it. And everything divine has to be desired because receiving it without desire would judge the being and lead it to a state of maturity which is not the result of its free will.... But in order to desire something, the human being must have knowledge of it and then be free to ask for it or to reject it. This is why the concern of all beings in the beyond is to initiate the completely ignorant human being into everything spiritual, only then can he consciously work on himself and his perfection....

Amen

Translator
Translated by: Doris Boekers

Kennis van het geestelijke is noodzakelijk – Bewust werken aan de voltooiing

De gang over de aarde vereist een bepaalde kennis van het geestelijke, want dit spoort zijn streven aan, zonder de mens er dwangmatig toe aan te zetten, dat hij zich veredelt. De onwetendheid van de mens sluit weliswaar niet uit, dat de mens zich ook geestelijk hoger ontwikkelt, alleen moet het wezen dan een buitengewoon verlangen naar God hebben en buitengewoon liefhebbend werkzaam zijn. Beiden moeten diep in hem sluimeren. Dat wil zeggen dat het wezenlijke in hem zich al van zijn oorsprong uit God bewust moet zijn en zich zonder enige kennis van het goddelijke wezen onbewust met God verbindt door de diepste liefde en dus niet anders dan goed kan zijn.

Maar dit vereist een tamelijk hoge graad van rijpheid, die uiterst zelden bij een aards wezen aanwezig is. Daarom zullen de mensen, bij wie het aan geestelijke kennis ontbreekt, meestal op een lage trede staan. Ze zullen steeds hun aardse bestaan als doel, maar niet als middel tot het doel beschouwen. Pas de kennis van het geestelijke verandert hun zienswijze en pas nu leven ze bewust op aarde. Bewust van hun opdracht en ook bewust van de gevolgen van een goed of een verkeerd aards leven. Hij maakt een onderscheid tussen een goed en een verkeerd aards leven en dat is het begin van het opwaartse streven.

Het zijn vaak zwaarwegende gedachten, die een ernstig strevend mensenkind wankelmoedig kunnen maken als ze niet van geestelijke zijde verdreven worden en de mensen een helder antwoord toegestuurd wordt. De mens gelooft enerzijds schuldenvrij te zijn en anderzijds drukt het gevoel van onwaardigheid hem weer naar beneden, dus hij erkent ook een bepaalde schuld. Zowel het eerste alsook het laatste zijn nu hindernissen op de weg naar het juiste inzicht.

Want degene, die zichzelf als onschuldig beschouwt, gebruikt de mogelijkheden, die zijn ziel geboden worden, niet. Hij voelt zich niet behoeftig, dus hij neemt hetgeen hem aangeboden wordt niet in ontvangst. En het gevoel van onwaardigheid maakt hem soms weer moedeloos en aarzelend. Hij durft niet te verlangen naar wat hem in alle overvloed ter beschikking staat. En zo moeten dus eerst die twijfels weggenomen worden.

Het mensenkind moet wel zijn nog lage geestelijke staat herkennen. Maar het geestelijk werkzaam zijn, dat hem door geestelijke leringen duidelijk gemaakt wordt, moet de eigen moedeloosheid wegnemen. Hij moet nu de geestelijke kracht opeisen en alles doen om deze genade waardig te worden, die er in het werkzaam zijn van de geestelijke krachten in het hiernamaals voor hem is. Als hij zijn hart opent voor deze leringen, die hem over het geestelijk werkzaam zijn opheldering geven, voelt hij ook direct de kracht en de hulp van die wezens en hij neemt deze bewust in ontvangst.

Maar degene, die volledig onwetend is, kan nauwelijks deze kracht gegeven worden, omdat hij zichzelf niet opent. Dus niet ontvangen wil. En naar al het goddelijke moet verlangd worden, omdat het zonder verlangen ernaar doen toekomen hiervan het wezen zou oordelen en hem een rijpheidsgraad zou bezorgen, die niet het resultaat van zijn vrije wil is. Maar om naar iets te verlangen, moet de mens er kennis van hebben en het moet hem dan vrijstaan erom te vragen of het af te wijzen. Daarom gaat de zorg van alle geestelijke wezens uit naar volledig onwetende mensen. Om hen in al het geestelijke in te wijden. Pas dan kan hij bewust aan zichzelf en zijn vervolmaking werken.

Amen

Translator
Translated by: Peter Schelling