Compare proclamation with translation

Other translations:

Earthly and spiritual activity.... faith.... love....

Every being that comes into contact with earth has to fulfil a visible earthly purpose and at the same time an activity corresponding to the spiritual sense, which is only understandable when the whole life on earth is properly considered.... At certain intervals the being separates itself from its respective form.... it has fulfilled its task in it, was earthly active by enlivening God's work of creation and has also used the spiritual time of maturity allotted to it by God in this form, so that a new form can again take up the being for further development. However, the more mature and extensive the external form becomes, the greater the resistance the spiritual being has to overcome. Every being in divine creation can only reach the state of maturity through resistance, for by overcoming this resistance it strives upwards, and this alone is valued by the eternal creator. It cannot test its strength without resistance, so to speak, and therefore cannot provide proof of its inner strength and power. If the being now approaches its perfection, which only then enables it to embody itself as a human being, then the urge for earthly activity will also increase accordingly, and therefore the souls will constantly endeavour to be worthy of a great task in order to be able to increase their own progress through this. Before its embodiment as a human being the soul very well recognizes the situation it finds itself in and has no other goal than to soon have the time of its life on earth behind it and therefore only ever wants to be active in every form in order to be able to improve the most painful earthly state, which oppresses it immensely, as soon as possible. And yet countless opportunities are missed which could alleviate the soul's suffering.... The fight for the last promotion is often given up without resistance, it is not worked for its own good on earth, but in weakness of faith the soul is held back from its actual activity.... (30.10.1938) This process can be explained to everyone if only you consider that no forward development can take place if the being in matter is always in the same state.... but that this state will not change if the divine power cannot take effect.... but this only expresses itself when the preconditions have been fulfilled, which in turn consist of: first firm faith in a divine power and out of this faith obeying the demand made by the divine power. The spiritual being before the embodiment as man fulfils all these requirements of God, because it has to carry out the will of God, therefore fulfils his activity, which is intended for it in every form. But as a human being it is endowed quite differently, with the gift of reason, intellect and free will. Man can therefore scrutinize and accept or reject everything. And since a spark of divine realization has been placed in his heart, he can now think for himself and place himself in a state of inner faith, and only then does the ascent begin. But without faith the human being also walks his earthly path in an unchanged spiritual state and does not fulfil his task on earth. The time now passes unused which the being has striven for before, knowing that only this embodiment as man can bring him liberation from matter. All demands which earthly life makes on the human being are fulfilled to the best of its ability, and the only most important one, the higher development of the soul, is disregarded. And yet the being has to walk this earthly path without knowledge of the actual purpose.... it has to acquire this knowledge on its own, since it has also been given the ability to do so.... It must find its way to the highest deity of its own accord and desire it, since only in this way can the complete return to the father's house take place. A compelled being would never be able to shape itself in a God-like manner and would also not remain in any lasting connection with the heavenly father, for it would not yet have completely detached itself from its desires.... It must conquer them in full faith and of its own free will and thus pave its way upwards. And now it is also understandable why the spiritual life of the individual is completely independent of earthly activity.... The spirit is free and unbound and takes up residence where it pleases. However, it is precisely this activity and its consequences for earthly life that often stimulate the intellect and thinking in such a way that an explanation is sought and found as to how the spiritual activity is related to the earthly.... Then faith will set in, and with it the redemption of the soul from matter begins. For true faith brings about love for God and one's neighbour, and love in turn is the only way to redeem oneself.... Love has a beneficial effect in every relationship.... it puts people in a state of realization.... it ennobles him and raises everything spiritual in man to the heights.... Love brings about the final union with the heavenly father, Who is love Himself....

Amen

Translator
Translated by: Doris Boekers

Aardse en geestelijke werkzaamheid – Geloof – Liefde

Ieder wezen die met de aarde in aanraking komt, heeft een zichtbare aardse bestemming en voert tegelijkertijd een met de geestelijke betekenis overeenkomend werkzaamheid uit, wat pas dan begrijpelijk is, als het hele aardse leven juist beschouwd wordt.

Met bepaalde tussenpozen scheidt het wezen zich van zijn huidige vorm. Het heeft zijn opdracht in haar vervuld, was aards werkzaam doordat het het scheppingswerk van God tot leven bracht en heeft ook in deze vorm de hem door God toegewezen geestelijke rijpingstijd benut, zodat een nieuwe vorm het wezen weer voor de verdere ontwikkeling kan opnemen. Des te rijper en omvangrijker de uiterlijke vorm zich ontwikkelt, des te groter worden nu altijd de tegenwerkingen die het geestelijke wezen te doorstaan heeft.

Ieder wezen in de goddelijke schepping kan alleen maar door tegenstand in de toestand van rijpheid geraken, want door het overwinnen van deze tegenstand streeft het opwaarts en alleen dit zal gewaardeerd worden door de eeuwige Schepper. Het kan als het ware zonder tegenstand niet de kracht op de proef stellen, kan dus ook niet het bewijs leveren van innerlijke sterkte en kracht. Gaat nu het wezen zijn voltooiing tegemoet die hem pas dan de belichaming als mens mogelijk maakt, dan zal zich ook de hiermee overeenstemmende drang naar aardse werkzaamheid vergroten en daarom zullen de zielen tegelijkertijd het streven hebben een grote opdracht waardig bevonden te worden, om hierdoor hun eigen vooruitgang te kunnen bevorderen.

De ziel herkent voor haar belichaming als mens heel goed de toestand waarin ze zich bevindt en heeft geen ander doel dan de tijd van haar verblijf op aarde spoedig achter zich te laten en wil daarom graag in iedere vorm alsmaar werkzaam zijn om zo spoedig mogelijk de pijnlijke, haar mateloos bedrukkende toestand op aarde te kunnen verbeteren. En toch worden er talloze gelegenheden verzuimd die het leed van de ziel zouden kunnen verzachten. Vaak wordt de strijd om de laatste vooruitgang zonder tegenstand opgegeven, er wordt op aarde niet voor haar eigen welzijn gewerkt, maar door de zwakte van het geloof wordt de ziel van haar eigenlijke werkzaamheid weerhouden.

Dit is een ontwikkeling die voor allen verklaarbaar wordt als jullie alleen maar bedenken dat er op geen enkele wijze een opwaartse ontwikkeling plaats kan vinden als het wezen zich steeds in dezelfde toestand in de materie bevindt. Maar dat deze toestand geen verandering ondergaat als de goddelijke kracht niet kan werken. Deze uit zich echter alleen maar als aan de voorwaarden voldaan is, die wederom bestaan uit: in de eerste plaats een vast geloof in een goddelijke macht en vanuit dit geloof het in acht nemen van de door de goddelijke macht gestelde eisen. Het geestelijke wezen voldoet voor de belichaming als mens aan deze eisen omdat het de wil van God moet uitvoeren, dat wil zeggen zijn werkzaamheid vervult die hem in iedere vorm toegedacht is.

Maar als mens is het heel anders toegerust met de gave van de rede, het verstand en de vrije wil. De mens kan dus alles onderzoeken en aannemen of verwerpen. En omdat hem een vonk van goddelijk besef in het hart gelegd is, kan hij nu zelf denken en zich in de toestand van innerlijk geloof brengen, en pas dan begint het opklimmen. Maar zonder geloof doorloopt de mens zijn levensweg op aarde in onveranderde geestelijke toestand en vervult de hem opgelegde opdracht op aarde niet. De tijd, waar het wezen van tevoren naar streefde, gaat nu onbenut voorbij, wetende dat alleen maar deze belichaming als mens hem de bevrijding uit de materie brengen kan. Aan alle eisen die het aardse leven aan de mensen stelt, wordt naar vermogen voldaan, en op het enige belangrijke, de opwaartse ontwikkeling van de ziel, wordt geen acht geslagen.

En toch moet het wezen deze levensweg op aarde gaan, zonder het eigenlijke doel te kennen. Het moet zichzelf dit weten eigen maken omdat het daartoe ook de bekwaamheid voor gekregen heeft. Het moet uit eigen beweging de weg naar de hoogste Godheid vinden en daarnaar verlangen omdat alleen maar op deze manier de volledige terugkeer in het vaderhuis plaats kan vinden. Een gedwongen wezen zou zich nooit kunnen ontwikkelen tot gelijkheid aan God en ook niet in voortdurende verbinding met de hemelse Vader blijven, want het had zich nog niet volledig losgemaakt van zijn begeerten. Het moet deze geheel gelovig en uit vrije wil overwinnen en zich zo de weg naar boven banen.

En nu is het ook begrijpelijk waarom het geestelijke leven van ieder afzonderlijk geheel onafhankelijk is van de aardse werkzaamheid. De geest is vrij en ongebonden en neemt daar zijn verblijf waar het hem bevalt. Maar vaak wordt juist door deze werkzaamheid, en de zich voor het leven op aarde uitwerkende gevolgen, het begrip en het denken op die manier op gang gebracht, dat een verklaring gezocht en gevonden wordt in welke samenhang de geestelijke werkzaamheid met het aardse staat. Juist dan zal het geloof op gang komen en daarmee begint de verlossing van de ziel uit de materie. Want het ware geloof brengt de liefde voor God en de naasten teweeg, en de liefde is op haar beurt de enige mogelijkheid zichzelf te verlossen. De liefde heeft in ieder opzicht een weldadige uitwerking, ze brengt de mens in de toestand van besef, ze veredelt hem en haalt al het geestelijke in de mensen naar boven. De liefde brengt de definitieve vereniging met de hemelse Vader tot stand, Die toch de liefde Zelf is.

Amen

Translator
Translated by: Peter Schelling