Der größte Beweis des geistigen Tiefstandes der Menschen ist die Liebelosigkeit, die überall unter den Menschen ersichtlich ist. Die Ichliebe hat sich stets mehr verstärkt, und die uneigennützige Nächstenliebe übet fast niemand mehr aus, und es muß daher auch ein entgeisteter Zustand auf Erden sein, ein Zustand des Wirkens schlechter Kräfte, wo immer der Gegner Gottes die Oberherrschaft hat und die Menschen ihm zu Willen sind. Die geistige Finsternis wird immer tiefer, Lichtstrahlen sind nur selten erkennbar, und oft sogar werden sie vorgetäuscht als Blendlichter, die keine Strahlkraft haben.... Es ist offensichtlich die Zeit des Endes gekommen, wenn an dem Liebegrad der Menschen der Maßstab angelegt wird.... Es ist ein sichtlicher Rückgang zu verzeichnen, die Menschen sind fest mit der Materie verhaftet, für sie gilt nur der Körper und dessen Wohlbehagen, irdische Erfolge und Vermehrung irdischer Güter. Daß ihre Seelen in äußerster Not sind, glauben sie nicht, weil sie nicht an ein Fortleben der Seele glauben, oft sogar selbst eine Seele in sich leugnen. Und sie können nicht zu einem anderen Denken gezwungen werden, es muß ihr freier Wille geachtet werden, aber entsprechend schaffen sie sich auch selbst ihr Los nach ihrem Tode. Und wer die Vorgänge in der Welt, in seiner nächsten Umgebung beachtet, der weiß es auch, daß dieser Zustand nicht ewig währen kann, weil er sich von Tag zu Tag verschlimmert, weil die Gier nach der Materie immer größer wird, weil keinerlei geistiges Streben beobachtet werden kann und weil ein jeder Zustand einmal sein Ende nimmt, wenn er nicht der göttlichen Ordnung entspricht. Die Menschen dienen einander nicht mehr, sondern ein jeder will herrschen und aber bedient werden, jeder fordert vom anderen, was ihm wohlgefällt, aber keiner ist bereit, auch dem anderen das gleiche anzutun.... Die Liebe fehlt, die Herzen der Menschen sind verhärtet, und immer nur sind es vereinzelte, die im Falle der Not sich bereit finden zu helfen.... Und dies ist die kleine Herde, denn wo einmal der Liebewille sich betätigt, dort wird auch die Bindung hergestellt mit der Ewigen Liebe. Und Diese löset Sich nun nicht mehr von dem Menschen, der freiwillig Liebewerke verrichtet. Ihr Menschen wisset nicht um den Segen eines Liebewirkens.... ihr wisset nicht, wieviel leichter ihr durch das Erdenleben gehen könntet, wenn ihr nur die Liebe üben würdet und dadurch stets mehr empfanget für eure Seele, aber auch irdisch empfanget, wessen ihr bedürfet. Der liebelosen Menschheit aber fehlt dieses Wissen, ein jeder denkt nur an sich selbst, und ein jeder gewinnt dem Leben ab, was er nur kann, und bedenket nicht, daß er nicht um die Stunde seines Todes weiß, daß er jede Stunde abscheiden kann und nichts mitnimmt in das jenseitige Reich, was er auf Erden besitzet, daß er aber nackt und elend drüben ankommt, weil er nichts für seine Seele aufzuweisen hat, die er im Erdenleben darben ließ, und sie nun aber das einzige ist, was geblieben ist, und nun in bitterster Armut in das geistige Reich eingeht. Und es kann dieser liebelose Zustand der Menschen nicht den geringsten geistigen Erfolg eintragen. Da aber nur zum Zwecke des geistigen Ausreifens der Seele diese als Mensch über die Erde geht, der Zweck aber nicht erfüllt wird, muß ein gewaltiger Eingriff von seiten Gottes erfolgen, eine scharfe Zurechtweisung und Mahnung, auf daß noch einige wenige sich besinnen ihres Erdenlebenszweckes und sich wandeln, bevor die letzte Phase auf dieser Erde beginnt, die nur noch kurz ist bis zum Ende. Der leisen Ansprache Gottes durch Schicksalsschläge, Katastrophen und Unglücksfälle aller Art, durch das Wort Gottes, das von oben ertönet, achten die Menschen nicht, und daher müssen sie lauter angesprochen werden, und selig, wer diese Ansprache Gottes hören will und sie beherzigt, denn auch dann werden noch viele Menschen sein, die Ihn nicht erkennen wollen, wenn Er durch die Elemente der Natur zu ihnen sprechen wird in gewaltiger Stärke.... Auch sie werden nicht gezwungen, sondern im freien Willen sich entscheiden können, aber sie werden gerettet sein vor dem Schlimmsten, vor der Neubannung in der festen Materie, wenn sie nur noch den Weg zu Gott finden und nehmen, wenn sie Ihn noch anerkennen und zu Ihm rufen um Erbarmen.... Dann aber ist auch das Ende gekommen, denn die Erde verrichtet nicht mehr ihren Zweck, sie wird nicht mehr als Ausreifungsstation von dem Geistigen genützet, sie wird nur noch dem Körper nutzbar gemacht, und ein jeder wirft sich zum Beherrscher des Erdballes auf und richtet selbst die größten Zerstörungen an im Glauben, alle Gesetze der Natur zu beherrschen und also auch ungestraft experimentieren zu können, was dann auch zur letzten Zerstörung der Erde führen wird. Doch die Menschen selbst wollen es so, und so wird es auch kommen, wie es verkündet ist in Wort und Schrift: Es wird ein neuer Himmel und eine neue Erde erstehen, und es wird die göttliche Ordnung wiederhergestellt werden, auf daß die Rückführung des Geistigen zu Gott fortgesetzt werden kann, wie es in Seinem Heilsplan vorgesehen ist von Ewigkeit....
Amen
ÜbersetzerHet grootste bewijs van het geestelijke dieptepunt van de mensen is de liefdeloosheid, die overal onder de mensen te zien is. De eigenliefde is steeds sterker geworden en de onbaatzuchtige naastenliefde wordt door bijna niemand meer beoefend en daarom moet het op aarde ook een niet geestelijke staat zijn, een staat van het werkzaam zijn van slechte krachten, waarin steeds de tegenstander van God de opperheerschappij heeft en de mensen hem ter wille zijn. De geestelijke duisternis wordt steeds dieper, lichtstralen zijn maar zelden te zien en vaak worden ze zelfs voorgespiegeld als schijnlichten die geen uitstraling hebben. De tijd van het einde is kennelijk gekomen wanneer de graad van liefde van de mensen als criterium wordt genomen.
Er is een duidelijke teruggang te melden, de mensen zijn hecht met de materie verbonden; voor hen gelden slechts het lichaam en zijn welbevinden, aardse successen en vermeerdering van aardse goederen. Dat hun zielen in aardse nood zijn geloven ze niet, omdat ze niet aan een voortleven van de ziel geloven, vaak zelfs een ziel in zichzelf loochenen. En ze kunnen niet gedwongen worden anders te denken, hun vrije wil moet geëerbiedigd worden, maar daaraan beantwoordend scheppen ze zich ook zelf hun lot na hun dood. En wie de gebeurtenissen in de wereld, in zijn naaste omgeving beziet, weet ook dat deze toestand niet eeuwig duren kan, omdat hij van dag tot dag verslechtert, omdat de hang naar de materie steeds groter wordt, omdat geen enkel geestelijk streven kan worden geconstateerd en omdat elke toestand eens ten einde is wanneer hij niet overeenstemt met de goddelijke ordening.
De mensen dienen elkaar niet meer, veeleer wil ieder heersen en slechts bediend worden, ieder eist van de ander wat hem genoegen verschaft maar niemand is bereid ook voor de ander hetzelfde te doen. De liefde ontbreekt, de harten van de mensen zijn verhard en steeds zijn het er maar weinige die in geval van nood bereid zijn te helpen. En dit is de kleine kudde, want waar eenmaal de wil tot liefde werkzaam is, wordt ook de verbinding tot stand gebracht met de eeuwige Liefde. En Deze laat nu de mens niet meer los die vrijwillig werken van liefde verricht.
U mensen bent niet op de hoogte van de zegen van een werkzaam zijn in liefde. U weet niet hoeveel makkelijker u door het aardse leven zou kunnen gaan, wanneer u maar de liefde wilde beoefenen en daardoor steeds meer ontvangt voor uw ziel, maar ook aards zult ontvangen wat u nodig hebt. Maar de liefdeloze mensheid mist dit weten. Iedereen denkt alleen maar aan zichzelf en iedereen haalt uit het leven wat hij maar kan. En hij denkt er niet aan dat hij niet op de hoogte is van het uur van zijn dood. Dat hij elk moment kan sterven en niets meeneemt in het rijk hierna van wat hij op aarde bezit, maar dat hij naakt en ellendig daarginds aankomt omdat hij niets bezit voor zijn ziel die hij op aarde gebrek liet lijden, maar dat zij nu het enige is wat is overgebleven en nu in bitterste armoede het geestelijke rijk binnengaat. En deze liefdeloze toestand kan de mensen niet het geringste geestelijke resultaat opleveren. Daar echter alleen met het doel het geestelijk geheel rijp worden van de ziel, deze als mens over de aarde gaat, maar het doel niet wordt nagekomen, moet er een ingrijpen met geweld van de kant van God volgen, een scherpe terechtwijzing en aanmaning, opdat nog enkele weinigen zich bezinnen op het doel van hun aardse leven en veranderen voor de laatste fase op deze aarde begint, die niet lang zal duren tot het einde.
Op het zachte toespreken van God door slagen van het noodlot, catastrofen en ongelukken van allerlei aard, op het woord Gods dat van boven weerklinkt, slaan de mensen geen acht. En daarom moeten ze luider worden aangesproken, en zalig hij die dit toespreken van God horen wil en het ter harte neemt. Want ook dan zullen er nog veel mensen zijn die Hem niet willen herkennen, wanneer Hij door de elementen van de natuur in enorme kracht tot hen zal spreken. Ook zij worden niet gedwongen maar kunnen in vrije wil kiezen. Maar ze zullen behoed zijn voor het ergste, voor de hernieuwde kluistering in de vaste materie als ze nog maar de weg naar God vinden en begaan, wanneer ze Hem nog erkennen en tot Hem roepen om erbarmen. Maar dan is ook het einde gekomen. Want de aarde vervult niet meer haar doel, ze wordt niet meer als plaats van rijpwording door het geestelijke gebruikt. Ze wordt alleen nog gebruikt voor het lichaam en ieder werpt zich op als heerser van de aardbol en richt zelf de grootste verwoestingen aan in het geloof alle wetten van de natuur te beheersen en dus ook ongestraft te kunnen experimenteren, wat dan ook tot de laatste vernietiging van de aarde zal leiden.
Maar de mensen zelf willen het zo en zo zal het ook gebeuren, zoals het verkondigd is in woord en geschrift: er zal een nieuwe hemel en een nieuwe aarde ontstaan en de goddelijke ordening zal worden hersteld, opdat het terugvoeren van het geestelijke naar God kan worden voortgezet zoals het in Zijn heilsplan is voorzien van eeuwigheid.
Amen
Übersetzer