Immer nur lehre Ich euch das Evangelium der Liebe, weil ihr dann eure Erdenlebensaufgabe löset, wenn ihr dieses Evangelium annehmet, wenn ihr die Gebote der Gottes- und Nächstenliebe erfüllt. Und ihr sollet euch daher immer nur fragen, ob alles, was ihr denkt, redet und tut, diesen Meinen Liebegeboten entspricht. Doch immer wird die Liebe gefordert, die tief im Herzen aufflammt, denn mit bloßen Worten und Gebärden kann Ich Mich nicht zufriedengeben.... Und so auch müssen alle Liebewerke völlig selbstlos getan werden, denn die Aussicht auf Lohn schmälert die Liebe, und solche Werke werden dann auch nur rein weltlich gewertet. Immer wird das innerste Gefühl maßgebend sein, helfen und beglücken zu wollen, immer wird die selbstlose, gebende Liebe gemeint sein, wenn Ich von euch ein Leben in Liebe fordere, die allein euch zum Ausreifen bringt. Doch diese reine, göttliche, selbstlose Liebe verbindet euch mit Mir, und was ihr in solcher Liebe für euren Nächsten erbittet, das wird er auch empfangen, sei es, daß irdische Not für ihn gelindert wird, sei es, daß ihm geistige Güter zugeführt werden.... Immer wird eure Liebe es erwirken, die eurem Nächsten gilt. Was ohne Liebe geschieht.... Gebete, die nur der Mund ausspricht, aber nicht der Tiefe des Herzens entsteigen.... sind wie nicht gesprochen, denn sie erreichen Mein Ohr nicht, und also können solche Gebete nicht erhört werden. Da aber Liebewirken der Zweck des ganzen Erdenlebens überhaupt ist, werde Ich auch nicht aufhören, die Liebe zu predigen, und Ich werde auch Meine Weinbergsarbeiter immer nur beauftragen, das Evangelium der Liebe auszubreiten, eines jeden Menschen Herz anzusprechen und anzuregen zur selbstlosen Liebetätigkeit.... Doch niemals werde Ich einen Menschen hindern am Liebewirken.... das versteht sich von selbst. Es geht allein darum, daß er lebendig ist und zu allem von der Liebe angetrieben wird, denn jeglicher Form achte Ich nicht, denn sie ist wertlos für die Seele des Menschen. Ich Selbst also bewerte den Willen der Menschen, und Ich allein weiß es, ob das Herz beteiligt ist oder nicht an allem, was er denkt, redet oder tut. Und ihr Menschen sollet immer nur Liebe predigen, ihr dürfet aber niemals den Menschen wehren, Liebewerke zu verrichten.... wozu auch das Gebet für Verstorbene gehört.... Denn wisset ihr um den Reifegrad derer, die beten.... Und machet ihr die Menschen nicht unsicher, die ihr warnet vor einem solchen Gebet? Glaubet ihr, daß sie selbst es beurteilen können, ob ihre Gebete angenommen werden von Mir.... Wollet ihr auch jene von einem Gebet zurückhalten, welche die Sorge treibt um ihre Verstorbenen und die ihnen helfen möchten, ansonsten sie überhaupt nicht beten würden?.... Ihr werdet Zweifel senken in die Herzen derer, denn ein demütiger Mensch ist von seiner Reife nicht überzeugt, die allein ihn ermächtigen dürfte, für jene Seelen zu beten.... Und wer kann schon sagen, so tief auf dem Glaubensboden zu stehen, daß seine Gebete allein von Wert sind? Die Beurteilung des Wertes eines Gebetes soll Mir allein überlassen bleiben, denn Ich werte schon den Hilfswillen einer jeden Seele, und wahrlich, Ich werde jeden Beter schützen vor der Macht Meines Gegners. Nur leere Lippengebete haben keinen Wert, doch solche Beter befinden sich immer noch unter der Gewalt Meines Gegners, ansonsten ihr Glaube lebendig wäre und ihr Gebet aus dem Herzen steigen würde. Also warnen vor Gebeten für die Verstorbenen sollet ihr nicht, weil es falsch ist, daß sich ein Beter in die Gewalt Meines Gegners begibt durch sein Gebet. Es kann nur ein Gebet nicht angehört werden von Mir, wenn es nur der Mund ausspricht. Und solche Gebete entreißen wahrlich nicht die Seelen dem Gegner.... Die Beter haben seine Rache nicht zu fürchten, weil sie ihm keine Seele entwinden. Lasset euch das eine gesagt sein, daß Ich nur euer Denken berichtigen will, das falsch geleitet wurde, denn von Mir aus ist euch ein solches Lehrgut nicht zugegangen, weil es der Wahrheit widerspricht, die Ich zur Erde leite, auf daß ein Licht leuchte in der Finsternis, die Mein Gegner über die Menschen gebreitet hat. Wo nur ein Funke von Liebe aufglüht, nähert sich der Mensch Mir, und nur ein solcher Liebefunke wird einen Menschen veranlassen, für jenseitige Seelen zu beten.... Und ein solcher Mensch ist auch nicht ungläubig, ansonsten er jegliches Weiterleben nach dem Tode leugnen und niemals den Seelen ein Gebet nachsenden würde....
Amen
ÜbersetzerSteeds weer onderwijs IK u het evangelie van de liefde, want als u dat aanneemt en het gebod van de liefde tot GOD en uw naasten volbrengt, vervult u uw aardse opdracht. En u moet u daarom steeds afvragen of alles wat u denkt, spreekt en doet, volgens Mijn gebod van de liefde is. Maar steeds is alleen de liefde van belang die diep in het hart opvlamt, want met loze woorden en gebaren kan IK MIJ niet tevreden stellen.
En zo moeten ook alle werken uit liefde onzelfzuchtig gedaan worden, want het uitzicht op loon doet afbreuk aan de liefde - en zulke daden worden dan ook slechts aards beoordeeld. Altijd zal het innerlijkste gevoel om te helpen en te willen verblijden maatgevend zijn. Altijd zal de onzelfzuchtig gevende liefde bedoeld zijn als IK van u een leven in liefde vraag, die alleen brengt u tot voltooiing. Doch deze reine goddelijke onzelfzuchtige liefde verbindt u met MIJ, en wat u in zo'n liefde voor uw naasten verzoekt - dat zal hij ook ontvangen. Hetzij dat zijn aardse nood gelenigd wordt, hetzij dat hem geestelijke gaven worden geschonken. Altijd zal uw liefde die uw naasten betreft dit bewerkstelligen.
Wat zonder liefde geschiedt, gebeden die alleen de mond uitspreekt maar niet uit de diepte van het hart voortkomen - zijn als niet gesproken, want ze bereiken Mijn Oor niet en dus kunnen zulke gebeden niet verhoord worden. Omdat echter het werken in liefde in alle opzichten het doel is van het aardse bestaan, zal IK ook niet ophouden de liefde te prediken. En IK zal ook Mijn arbeiders in Mijn wijngaard steeds opdragen het evangelie van de liefde verder te verspreiden, elk mensenhart aan te spreken en aan te sporen tot het onzelfzuchtig doen van liefdedaden. Maar nooit zal IK een mens verhinderen om in liefde te werken, dat spreekt voor zichzelf. Het gaat alleen daarom dat hij levend is en bij alles door de liefde aangespoord wordt, want IK heb voor geen enkele uiterlijke vorm waardering, omdat die waardeloos is voor de ziel van de mens. IKZelf beoordeel alleen de wil van de mens, en IK alleen weet of bij alles wat hij denkt, spreekt en doet zijn hart betrokken is of niet.
En u mensen moet altijd alleen maar de liefde prediken, u mag echter nooit de mensen beletten daden van liefde te verrichten - waartoe ook het gebed voor de gestorvenen behoort. Want kent u de graad van rijpheid van diegenen die bidden? En maakt u de mensen die u waarschuwt voor zo'n gebed niet onzeker? Geloof het maar dat zij zelf kunnen beoordelen of hun gebeden door MIJ worden aangenomen. Wilt u ook degene weerhouden om te bidden die door bezorgdheid om hun overledenen die zij zouden willen helpen, worden gedreven - daar zij anders niet zouden bidden? U zult twijfel zaaien in hun harten, want een ootmoedig mens is niet overtuigd van zijn rijpheid, die hem alleen het recht zou geven voor deze zielen te bidden. En wie van u kan zeggen al zo vast verankerd in het geloof te staan, dat alleen zijn gebeden van waarde zijn?
Het beoordelen van de waarde van een gebed moet alleen aan MIJ overgelaten blijven, want IK waardeer reeds de wil van iedere ziel om te helpen en waarlijk, IK zal ieder die bidt behoeden voor de macht van Mijn tegenstander. Alleen nietszeggende mondgebeden hebben geen waarde. Zulke bidders bevinden zich nog steeds in de macht van Mijn tegenstander, anders zou hun geloof meer levend zijn en hun gebed uit het hart opstijgen.
Dus waarschuwen tegen gebeden voor overledenen mag u niet, omdat het verkeerd is te denken dat iemand die bidt zich in de macht van Mijn tegenstander begeeft door zijn gebed. Alleen een gebed dat met de mond wordt uitgesproken kan door MIJ niet worden aangenomen. En zulke gebeden ontrukken waarlijk niet de zielen aan Mijn tegenstander. Zulke bidders hebben zijn wraak niet te vrezen omdat zij hem geen zielen afhandig maken.
Laat dit ene u gezegd zijn, dat IK alleen uw denken dat verkeerd geleid werd verbeteren wil, want van Mijn kant uit is zo'n leerstelling niet tot u gekomen omdat deze de waarheid tegenspreekt die IK naar de aarde zend - opdat een licht schijnt in de duisternis die Mijn tegenstander over de aarde uitgespreid heeft. Waar slechts een vonkje van liefde opgloeit daar komt de mens nader tot MIJ, en alleen zo'n liefdevonk zal een mens ertoe brengen voor de zielen in het hiernamaals te bidden. En zo'n mens is ook niet ongelovig, anders zou hij elk verder leven nà de dood loochenen en nooit de zielen een gebed achterna zenden.
Amen
Übersetzer