Der geistige Tod ist das schlimmste Schicksal, das der Seele beschieden sein kann, denn daraus vermag sie sich selbst nicht zu befreien, wenn sie einmal die Erde verlassen hat. Sie existiert, hat auch das Bewußtsein ihrer selbst und ist doch völlig licht- und kraftlos, und dies ist ein Zustand unermeßlicher Qual. Er führt auch unabwendbar wieder zur Bannung in der Materie, wenn nicht von seiten der Menschen so wirkungsvolle Fürbitte geleistet wird, daß der Seele dadurch Kraft zugeführt wird, die sie wandeln kann, wenn sie selbst des Willens ist, d.h. keinen direkten Widerstand leistet. Solange eine Seele apathisch ist in diesem Zustand, kann ihr Hilfe gebracht werden von seiten der lichtvollen geistigen Welt oder durch liebende Fürbitte.... Aber sie kann auch so verhärtet sein, daß sie zornglühend sich aufbäumt gegen die Macht, die sie.... wie sie glaubt.... gefangenhält. Dann sinkt sie stets tiefer und verhärtet sich zu fester Substanz; dann ist ein Aufstieg im jenseitigen Reich unmöglich. Dann muß sie den endlos langen Weg der Aufwärtsentwicklung noch einmal gehen durch die gesamte Schöpfung hindurch, denn einmal soll auch diese Seele zum Leben erwachen, das ewig währet.... In dieser Gefahr, dem geistigen Tode zu verfallen, sind unzählige Menschen auf dieser Erde, denn in der Endzeit tun sie nichts, um sich das Leben zu erwerben. Sie leben ohne Liebe und darum auch ohne Gott, sie verhärten ihre Seele schon auf Erden zur Materie, denn sie streben diese an und gedenken nicht des geistigen Lebens, das sie der Seele schaffen sollen, solange sie auf Erden weilen.... Sie verfallen dem, der Herr der irdischen Welt ist, und streben auch dessen Güter an.... Und diese können der Seele kein Leben schenken, sie bereiten ihr aber sicher den geistigen Tod. Und geht sie in diesem leblosen Zustand in das jenseitige Reich ein, dann ist sie auch in größter Gefahr, denn lieblose Menschen lassen selten auf Erden Freunde zurück, die ihnen liebende Gedanken nachsenden in das geistige Reich. Und nur allein solche können die Seelen retten, denn jeder liebende Gedanke, jedes liebeerfüllte Gebet, wirkt sich an solchen Seelen als Kraft aus, die eine solche Wirkung haben kann, daß sich die Seele wandelt und den Willen hat, zur Höhe zu steigen. Dann ist sie dem ewigen Tode entronnen, dann fällt sie nicht in den Zustand zurück, der ihr erneute Bannung einträgt. Ihr Menschen wisset alle nicht um die Kraft der Liebe, ansonsten ihr euch befleißigen würdet, in der Liebe zu leben.... Und dann müßtet ihr zum Leben gelangen, denn die Liebe ist selbst Leben, und sie erweckt alles Tote wieder zum Leben. Wenn ihr aber diese Kraft nicht nützet, wenn ihr ohne Liebe dahingeht, gibt es nichts anderes als Verhärtung der geistigen Substanz eurer Seele, und sie gerät in einen furchtbaren Zustand, denn Tod ist dann nicht Vergehen ihrer selbst, sondern Dahin-Vegetieren im Bewußtsein ihrer Existenz, aber in qualvoller Ohnmacht und Finsternis. Solange ihr noch auf Erden lebt, könnet ihr euch von diesem Zustand keinen Begriff machen, doch ihr solltet alles tun, um ihm zu entgehen, denn auf Erden ist es für euch möglich, auf Erden habt ihr immer wieder Gelegenheit, Werke der Liebe zu verrichten, und dann ist die Gefahr des Todes beseitigt, dann müsset ihr zum Leben erwachen schon auf Erden, und dann könnt ihr auch zum ewigen Leben eingehen, dann habt ihr den Tod überwunden. Und ihr könnet alle in der Liebe leben, denn ihr habt den göttlichen Liebefunken in euch, der nur entzündet zu werden braucht und dann niemals mehr sein Licht verlöschen wird, weil die Liebe immer neue Kraft euch gibt und ihr wirken werdet aus innerem Antrieb, wenn ihr einmal diesen Liebefunken in euch entzündet habt. Doch ihr könnt nicht dazu gezwungen, sondern immer nur auf die Schrecken des geistigen Todes hingewiesen werden, damit ihr aus eigenem Antrieb diesen Schrecken zu entgehen suchet.... Denn solange ihr auf Erden lebt, habt ihr die Kraft zum Liebewirken; seid ihr aber erst einmal ins jenseitige Reich eingegangen, dann vermögt ihr nichts mehr aus eigener Kraft, dann seid ihr auf Hilfe angewiesen, und ihr könnt euch glücklich schätzen, wenn solche euch von Menschen geleistet wird, deren Gedanken euch in Liebe nachfolgen.... Nur die Liebe erlöset, nur die Liebe ist Kraft.... und jeder Mensch soll sich Kraft erwerben durch Wirken in Liebe, solange er auf Erden lebt, auf daß er nicht dem geistigen Tode verfalle....
Amen
ÜbersetzerDe geestelijke dood is het ergste lot, dat de ziel beschoren kan zijn, want ze is niet in staat zich daaruit te bevrijden, wanneer ze eenmaal de aarde heeft verlaten. Ze bestaat, is zich ook van zichzelf bewust en is toch volledig zonder licht en zonder kracht en dit is een toestand van mateloze kwelling. Hij leidt ook onafwendbaar weer tot de kluistering in de materie, wanneer er niet van de kant van de mensen een zodanig doeltreffende voorspraak wordt bewezen, dat de ziel daardoor kracht wordt toegevoerd, die haar kan veranderen, wanneer ze zelf de wil heeft, dat wil zeggen wanneer ze geen directe weerstand biedt. Zolang een ziel apathisch is in deze toestand, kan haar hulp worden geboden van de kant van de geestelijke lichtwereld, of door liefdevolle voorspraak. Maar ze kan ook zo verhard zijn, dat ze gloeiend van woede in opstand komt tegen de Macht, Die haar - zoals ze gelooft - gevangen houdt. Dan zinkt ze steeds dieper en verhardt ze tot vaste substantie, dan is de vooruitgang in het rijk hierna onmogelijk. Dan moet ze de eindeloos lange weg van de positieve ontwikkeling nogmaals gaan door de gehele schepping, want eenmaal moet deze ziel ontwaken ten leven, dat eeuwig duurt.
In dit gevaar, gedoemd te zijn de geestelijke dood te sterven, zijn ontelbare mensen op deze aarde, want in de eindtijd doen ze niets om zich het leven te verwerven. Ze leven zonder liefde en daarom ook zonder God, ze verharden hun ziel al op aarde tot materie, want hier streven ze naar en ze denken niet aan het geestelijke leven, dat ze de ziel moeten verschaffen zolang ze op aarde verblijven. Ze worden een prooi van hem, die heer van de aardse wereld is en streven ook naar diens goederen. En deze kunnen de ziel geen leven schenken, maar ze bereiden haar de geestelijke dood. En gaat ze in deze levenloze toestand het rijk hierna binnen, dan is ze ook in het grootste gevaar, want liefdeloze mensen laten zelden op aarde vrienden achter, die hen liefdevolle gedachten nasturen in het geestelijke rijk. En alleen zulke gedachten kunnen de zielen redden, want elke liefdevolle gedachte, elk gebed vol van liefde, doet zich bij deze zielen gevoelen als kracht, die een zodanige uitwerking kan hebben, dat de ziel verandert en de wil heeft opwaarts te klimmen. Dan is ze aan de eeuwige dood ontkomen, dan valt ze niet terug in de toestand, die haar een hernieuwde kluistering zou opleveren.
U, mensen, kent allen de kracht van de liefde niet, daar u anders uw best zou doen in liefde te leven en dan zou u levend worden, want de liefde zelf is leven en ze wekt al het dode weer op tot leven. Maar wanneer u deze kracht niet benut, wanneer u zonder liefde voortleeft, is er niets anders dan verharding van de geestelijke substantie van uw ziel en ze geraakt in een vreselijke toestand, want dood is dan niet het vergaan van uzelf, maar het blijven voort-vegeteren in het bewustzijn van uw bestaan, maar in kwellende onmacht en duisternis.
Zolang u nog op aarde leeft, zult u zich van deze toestand geen idee kunnen vormen. Maar u zou er alles aan moeten doen die te ontlopen, want op aarde is het voor u mogelijk; op aarde hebt u steeds weer de gelegenheid werken van liefde te verrichten en dan is het gevaar van de dood uitgeschakeld, dan zult u al op aarde ontwaken ten leven en dan kunt u ook het eeuwige leven binnengaan, dan hebt u de dood overwonnen. En u zult allen in liefde kunnen leven, want u hebt de goddelijke vonk van liefde in u, die alleen maar hoeft te worden ontstoken en die dan nooit meer zijn licht zal doven, omdat de liefde u steeds nieuwe kracht geeft en u werken kunt uit innerlijke aandrang, wanneer u eenmaal deze liefdevonk in u hebt ontstoken. Maar u kunt er niet toe worden gedwongen, u kunt alleen maar steeds op de verschrikking van de geestelijke dood worden gewezen, opdat u uit eigen aandrang deze verschrikking poogt te ontgaan. Want zolang u op aarde leeft, hebt u de kracht om werkzaam te zijn in liefde, maar bent u eerst eenmaal het rijk hierna binnengegaan, dan kunt u niets meer uit eigen kracht, dan bent u op hulp aangewezen en u kunt u gelukkig prijzen, wanneer zulke hulp u door mensen wordt verleend, wier gedachten u in liefde navolgen. Alleen de liefde verlost, alleen de liefde is kracht en ieder mens moet zich kracht verwerven, door werkzaam te zijn in liefde, zolang hij op aarde leeft, opdat hij niet zal vervallen aan de geestelijke dood.
Amen
Übersetzer