Kundgabe mit Übersetzung vergleichen

Weitere Übersetzungen:

"Wer Mich vor der Welt bekennt...."

Wer sich scheut, Mich zu bekennen vor der Welt, der ist noch nicht von Meinem Geist erfüllt, er ist nur ein leeres Gefäß, eine tote Form ohne Geist und Leben, denn das Leben erkennt Mich und bekennt Mich auch den Mitmenschen gegenüber. Und daran werdet ihr auch die Formchristen zu erkennen vermögen, daß sie ängstlich Meinen Namen auszusprechen vermeiden, daß sie nicht reden von Mir und Meinem Erlösungswerk, daß sie selten nur sich in geistige Gespräche einlassen und dann auch nur mit einem Unbehagen.... Und ihr erkennet sie als "toten" Anhang. Denn wo Mein Geist wirken kann, dort wird mit größter Freudigkeit auch Mein Name bekannt, dort wird der Mensch von innen heraus gedrängt, Mich zu bekennen vor der Welt.... Und wenn ihr nun beachtet, wie wenig "christlich" sich die Menschen benehmen, wie sie allem auszuweichen suchen, was mit Religion oder Christentum.... sei es Kirche oder sonstige Wortverkündigung.... zusammenhängt, wenn ihr beachtet, wie alles nur mit Heimlichkeit verhüllt wird, wie sich die Menschen scheuen, in Gesellschaft ein Thema zu berühren, das von Gott, von Jesus Christus, vom geistigen Reich oder von der Erdenaufgabe des Menschen handelt.... dann ist es auch leicht, zu raten, wie der Entscheid der Menschen einmal sein wird, wenn Bekenntnis oder Ablehnung Dessen gefordert wird, Der die Welt erlöst hat von Sünde und Tod. Dann werden nur wenige aus voller Überzeugung für Mich und Meinen Namen eintreten vor der Welt.... Die meisten aber werden sich zurückhalten, vielleicht sich im Herzen noch nicht gänzlich gelöst haben, aber keine Glaubenskraft besitzen, um auch die Folgen eines rechten Bekenntnisses auf sich zu nehmen.... Es werden nur wenige sein, die standhalten den Bedrängungen, die Wirken Meines Gegners sind kurz vor dem Ende. Dann also wird es sich erweisen, wer erlöst ist von Sünde und Tod, denn nur dieser bekennet Meinen Namen laut vor der Welt, nur dieser bringt die Kraft auf zum Widerstand, wenn er aufgefordert wird, Mich zu verleugnen. Nur der lebendige Glaube trägt dem Menschen diese Kraft ein, nur der lebendige Glaube sichert das Wirken Meines Geistes im Menschen und also auch eine gewisse Zuversicht auf Meinen Beistand in der Zeit des Endes. Und das ist die Zeit, wo sich die Geister scheiden werden, wo klar ersichtlich ist, wer zu den Meinen gehört und gehören will und wessen Christentum bisher nur Form gewesen ist.... Dann wird es nicht genügen, Anhänger dieser oder jener Glaubensrichtung zu sein, sondern Mir Selbst in Jesus Christus muß der Mensch anhangen, er muß so lebendig mit Mir verbunden sein, daß er nicht anders kann, als laut Meinen Namen zu künden als den seines Gottes und Erlösers.... Und dann wird er auch von Mir angenommen werden, Ich werde auch ihn bekennen im Reiche des Lichtes, Ich werde Meine Verheißung erfüllen: "Wer Mich vor der Welt bekennt, den werde Ich auch vor Meinem Vater bekennen...." Denn dieser hat Mich Selbst anerkannt in Jesus Christus, und Mein Geist ist in ihm in aller Fülle.... Doch wehe denen, die Mich verleugnen.... Sie gehören noch zum Anhang Meines Gegners und sind und bleiben sein wieder endlos lange Zeit. Aber sie wußten darum, daß Ich die Anerkennung Meines Namens verlange, sie waren nicht unwissend und müssen sich daher auch verantworten am Tage des Gerichtes. Dann also werde Ich kommen, zu richten die "Lebendigen" und die "Toten".... Verstehet diese Worte: Das Leben kommt nur aus Mir, und wer Mein ist, wird leben.... zu Tode kommen aber werden alle, die sich abwenden von Mir, indem sie Mich verleugnen, wenn die letzte Entscheidung von ihnen gefordert wird.... Und ihre Zahl wird groß sein, doch klein nur Meine Herde, die Ich einführe zur Seligkeit....

Amen

Übersetzer
Dies ist eine Originalkundgabe von Bertha Dudde

Wie Mij voor de wereld belijdt

Wie schroomt Mij voor de wereld te belijden, is nog niet van mijn geest vervuld. Hij is slechts een leeg vat, een dode vorm zonder geest en leven, want het leven erkent Mij en belijdt Mij ook tegenover de medemensen. En u zult ook in staat zijn daaraan de vormchristenen te herkennen, dat ze angstvallig vermijden mijn naam uit te spreken, dat ze niet spreken over Mij en mijn verlossingswerk, dat ze zich maar zelden met geestelijke gesprekken inlaten en dan ook alleen met onbehagen.

En u herkent ze als "dode" aanhang. Want waar mijn geest werkzaam kan zijn, wordt met de grootste blijmoedigheid ook mijn naam beleden en wordt de mens van binnenuit gedrongen Mij te bekennen voor de wereld.

En wanneer u er nu op let, hoe weinig "christelijk" de mensen zich gedragen, hoe ze alles trachten te ontwijken wat met religie of christendom - hetzij kerken of andere verkondigingen van het woord - samenhangt, wanneer u erop let hoe alles met heimelijkheid omhuld wordt, hoe de mensen in gezelschap schromen een thema aan te voeren dat over God, over Jezus Christus, over het geestelijke rijk of over de opdracht op aarde van de mensen gaat, dan is het ook gemakkelijk te raden hoe de beslissing van de mensen eens zal zijn, wanneer er een getuigen voor of een afwijzen wordt geëist van Hem die de wereld heeft verlost van zonde en dood. Dan zullen er slechts weinige uit volle overtuiging voor Mij en mijn naam opkomen.

Maar de meeste zullen zich inhouden, hebben zich misschien in hun hart nog niet geheel losgemaakt, maar bezitten geen geloofskracht om ook de gevolgen van een werkelijke bekentenis op zich te nemen.

Er zullen er maar weinige zijn die standhouden tegen de benauwenissen die werken zijn van mijn tegenstander kort voor het einde. Dan zal dus blijken wie verlost is van zonde en dood. Want alleen deze belijdt mijn naam luid in het openbaar, alleen deze brengt de kracht op om te weerstaan, wanneer hem wordt gesommeerd Mij te verloochenen. Alleen het levende geloof levert de mens deze kracht op. Alleen het levende geloof verzekert het werkzaam zijn van mijn geest in de mens en dus ook een vast vertrouwen op mijn bijstand in de tijd van het einde. En dat is de tijd waarin de geesten van elkaar zullen worden gescheiden, waarin het duidelijk zichtbaar is wie tot de mijnen behoort en behoren wil en wiens christendom tot nu toe slechts "vorm" is geweest.

Dan zal het niet voldoende zijn, aanhanger van deze of die geloofsrichting te zijn, maar moet de mens Mij zelf in Jezus Christus aanhangen. Hij moet zo levend met Mij verbonden zijn, dat hij niet anders kan dan luid mijn naam te verkondigen als die van zijn God en Verlosser.

En dan zal hij ook door Mij worden aangenomen. Ik zal ook hem bekennen in het rijk van het licht. Ik zal mijn belofte vervullen: "Wie Mij belijdt voor de wereld, die zal Ik ook voor mijn Vader belijden." Want deze heeft Mij zelf erkend in Jezus Christus en mijn geest is in alle volheid in hem.

Doch wee degenen die Mij verloochenen.

Ze behoren nog tot de aanhang van mijn tegenstander en zijn en blijven weer eindeloos lange tijd van hem. Maar ze waren ervan op de hoogte dat Ik de erkenning van mijn naam verlang. Ze waren niet onwetend en moeten zich daarom ook verantwoorden op de dag van het oordeel. Dan zal Ik dus komen om de "levenden" en de "doden" te oordelen.

Begrijp deze woorden: Het leven komt alleen voort uit Mij en wie van Mij is, zal leven. Maar zij die zich van Mij afkeren zullen aan hun einde komen, doordat ze Mij verloochenen wanneer de laatste beslissing van hen wordt geëist.

En hun aantal zal groot zijn, maar slechts klein mijn kudde, die Ik binnenleid in de gelukzaligheid.

Amen

Übersetzer
Übersetzt durch: Gerard F. Kotte