• Zurück

Gott wurde schaubar in Jesus Christus....

Wer sich zu Mir bekennt, der wird auch aufgenommen werden in Mein Reich, denn er ist schon ein Anwärter Meines Reiches, sowie er wieder den Weg zurückgefunden hat zu Mir, von Dem er sich einst getrennt hat in freiem Willen. Er erkannte Mich nicht mehr an, und dies war die Sünde wider Mich, seinen Gott und Schöpfer von Ewigkeit, die nicht anders getilgt werden konnte als durch die bewußte Anerkennung Meiner Selbst.... Und auf daß dies dem Menschen möglich wurde, habe Ich Selbst Mich in dem Menschen Jesus verkörpert.... Denn es war der Grund des Abfalles von Mir, daß Meine Geschöpfe Mich nicht zu schauen vermochten.... Darum wandten sie sich dem zu, der ihnen schaubar war, der an ihrem Entstehen gleichsam mitbeteiligt war und der selbst sich trotz hellster Erkenntnis willensmäßig trennte von der Gottheit, Die auch er nicht schauen konnte. Und darum bin Ich in Jesus Christus euch Menschen zu einem schaubaren Gott geworden, und der Anlaß, Mir die Anerkennung zu verweigern, fiel durch diese Meine Menschwerdung nun eigentlich weg.... Aber die Anerkennung Meiner Selbst setzt nun auch gleichzeitig die Anerkennung des Erlösungswerkes Jesu Christi voraus.... Es ist durch die große Schuld der Ursünde für euch Menschen eine Erlösung davon nötig geworden, es mußte erst die Schuld getilgt sein, weil Ich sündig gewordene Geschöpfe nicht mehr aufnehmen konnte, oder auch: weil Meine Gerechtigkeit eine Sühne für diese Schuld forderte, die dann erst wieder das alte Verhältnis herstellte zwischen den Geschöpfen und Mir.... das durch jene Sünde gestört worden war. Durch den Menschen Jesus nun wurde dieses Sühnewerk für die Menschheit dargebracht, doch in diesem Menschen Jesus manifestierte Ich Selbst Mich, denn Ich Selbst wollte euch Menschen erlösen von der großen Schuld, nur mußte Ich Mich dazu einer menschlichen Hülle bedienen, die dann aber auch für ewig Mich in sich bergen sollte, auf daß Meine Wesen nun ihren Gott und Schöpfer schauen konnten, auf daß sie in Ihm nun ihren Vater erkennen und lieben konnten, Dem sie sich nun ohne Scheu nahen dürfen, ohne vergehen zu müssen vor Seiner Liebeglut.... Und es hat also jeder Mensch den Rückweg angetreten ins Vaterhaus, der den göttlichen Erlöser Jesus Christus anerkennt, weil er gleichzeitig Mich Selbst in Ihm anerkennt und nun durch das Erlösungswerk auch seine Ursünde getilgt ist. Er wird also nun auch aufgenommen in Mein Reich, Ich komme als Vater Meinem Kind entgegen, denn Ich Selbst habe Mich niemals von ihm getrennt, nur ließ Ich seinen Willen gelten, der sich von Mir abwandte, weil er frei war. Und so auch muß nun der freie Wille wieder tätig werden und die Rückkehr zu Mir erstreben. Und das beweiset der Mensch durch die bewußte Anerkennung Jesu Christi und Seines Erlösungswerkes und die bewußte Bindung mit Ihm durch seinen Ruf und Bitte um Erlösung. Denn er fühlt es, daß er gebunden ist, solange er Mich in Jesus Christus noch nicht gefunden hat. Die Anerkennung Meiner Selbst ist ein freier Willensakt, der aber einen Ewigkeiten-währenden Zustand wandelt, der vom Tode zum Leben führt, der aus der Nacht herausführt zum Licht.... Denn die Anerkennung Meiner Selbst in Jesus Christus wird auch unwiderruflich eine Wesenswandlung nach sich ziehen, es wird der Mensch wieder eintreten in die göttliche Ordnung.... er verläßt das Gebiet, das ewige Zeiten sein Aufenthalt war, und geht in lichtvolle Sphären ein, wenngleich sein Körper noch auf der Erde weilt.... Aber die Seele.... das Geistige, das einst gefallen war.... strebt wieder ihrer Heimat zu, denn das Anerkennen Meiner Selbst in Jesus Christus wird immer verbunden sein mit Kraft und Lichtzufuhr, so daß der Mensch erkennt, was gut und recht ist, und auch sein Wollen und Handeln nun gut und recht sein muß. Denn nun gehe Ich nicht mehr von der Seite Meines Kindes, das zu Mir gefunden hat, und in Meiner Führung wird es auch sicher sein Ziel erreichen, es wird als Mein Kind angenommen werden im Vaterhaus, wo es leben wird in Freiheit und Licht und Seligkeit, wo es schaffen wird mit Mir und in Meinem Willen, wie es seine Bestimmung ist und war von Anbeginn....

Amen

God werd zichtbaar in Jezus Christus

Wie Mij belijdt, zal ook worden opgenomen in mijn rijk. Want hij is al kandidaat voor mijn rijk zodra hij weer de weg heeft teruggevonden naar Mij, van wie hij eens is weggegaan in vrije wil. Hij erkende Mij niet meer en dit was de zonde tegen Mij, zijn God en Schepper van eeuwigheid, die niet anders teniet kon worden gedaan dan door de bewuste erkenning van Mij zelf. En opdat dit de mens mogelijk werd heb Ik zelf Me belichaamd in de mens Jezus. Want de reden van de afval van Mij was, dat mijn schepselen niet in staat waren Mij te zien. Daarom keerden ze zich naar hem die ze konden zien, die als het ware aan hun ontstaan had meegeholpen en die zelf, ondanks het helderste inzicht, door middel van de wil zich scheidde van de Godheid die ook hij niet kon zien. En daarom ben Ik in Jezus Christus voor u mensen tot een zichtbare God geworden en de reden Mij de erkenning te weigeren, viel door deze menswording van Mij nu eigenlijk weg. Maar de erkenning van Mij zelf stelt nu ook tegelijkertijd de erkenning van het werk van verlossing van Jezus Christus voorop.

Door de grote schuld van de oerzonde is voor u mensen een verlossing ervan noodzakelijk geworden. Eerst moest de schuld teniet zijn gedaan, daar Ik zondig geworden schepselen niet meer kan opnemen. Anders gezegd: omdat mijn gerechtigheid een verzoening voor deze schuld eiste die dan de oude verhouding herstelde tussen de schepselen en Mij, die door die zonde verstoord was. Door de mens Jezus werd nu dit werk van verzoening voor de mensheid aangeboden. Maar in deze mens Jezus werd Ik zelf zichtbaar, want Ik wilde u mensen verlossen van de grote schuld. Alleen moest Ik Me daartoe van een menselijk omhulsel bedienen, dat dan echter ook voor eeuwig Mij in zich zou dragen, opdat mijn wezens nu hun God en Schepper konden zien. Opdat ze in Hem nu hun Vader konden herkennen en liefhebben, die ze nu zonder schroom mogen naderen, zonder te moeten vergaan voor de gloed van Zijn liefde.

En ieder mens die de goddelijke Verlosser Jezus Christus erkent, is dus begonnen aan de weg terug tot in het vaderhuis, daar hij tegelijkertijd Mij zelf in Hem erkent en daar nu door het werk van verlossing ook zijn oerzonde teniet is gedaan. Hij wordt dus nu ook opgenomen in mijn rijk. Ik kom als Vader mijn kind tegemoet, want Ik zelf heb Me nooit van hem gescheiden, alleen accepteerde Ik zijn wil, die zich van Mij afwendde, daar hij vrij was. En zo moet nu ook de vrije wil weer werkzaam worden en er naar streven naar Mij terug te keren. En dat bewijst de mens door de bewuste erkenning van Jezus Christus en Zijn werk van verlossing en de welbewuste band met Hem, door zijn roep en verzoek om verlost te worden. Want hij voelt het, dat hij gebonden is zolang hij Mij nog niet heeft gevonden in Jezus Christus.

De erkenning van Mij zelf is een daad van vrije wil, die echter een eeuwigdurende staat verandert, die van de dood naar het leven voert, die uit de nacht naar buiten leidt naar het licht. Want de erkenning van Mij zelf in Jezus Christus zal ook onherroepelijk een verandering van het wezen tot gevolg hebben. De mens zal weer binnen gaan in de goddelijke ordening. Hij verlaat het gebied dat eeuwige tijden zijn verblijfplaats was en gaat binnen in lichtvolle sferen, ofschoon zijn lichaam nog op aarde vertoeft. Maar de ziel, het geestelijke dat eens gevallen was, stuurt weer aan op haar vaderland. Want het erkennen van Mij zelf in Jezus Christus zal steeds samengaan met de toevoer van kracht en licht, zodat de mens inziet wat goed en juist is en nu ook zijn willen en handelen goed en juist moet zijn. Want nu wijk Ik niet meer van de zijde van mijn kind, dat de weg naar Mij heeft gevonden. En onder mijn leiding zal het ook zeker zijn doel bereiken, het zal als mijn kind worden aangenomen in het vaderhuis, waar het zal leven in vrijheid en licht en gelukzaligheid. Waar het scheppen zal met Mij en in mijn wil, zoals het zijn bestemming is en was vanaf het allereerste begin.

Amen