• Zurück

Beeinflussung der Seele durch den Geist....

Geistig oder irdisch kann sich euer Denken richten während eures Erdenlebens, und geistig oder irdisch werden daher auch die Ziele sein, die ihr erreichet. Ihr seid nun auf Erden keinem Zwang ausgesetzt, es steht euch völlig frei, wie ihr euer Innenleben gestaltet und welchen Gedanken ihr das Vorrecht einräumt. Während der Erdenzeit bemüht sich der Geist in euch, der Mein Anteil ist, Gehör bei euch zu finden, er wirkt aber nicht zwangsmäßig auf die Seele ein.... Ebenso sucht sich aber auch der Körper durchzusetzen mit seinen Wünschen und Begierden, die weit mehr irdisch gerichtet sind. Auch er sucht die Seele zu bestimmen und sie seinem Begehr geneigt zu machen, und die Seele.... das Denken, Fühlen und Wollen.... muß sich nun entscheiden. Sie wird auch zu Beginn ihrer Verkörperung mehr dem Verlangen des Körpers nachkommen, weil sie selbst noch sehr irdisch ausgerichtet ist, weil ihre Substanzen erst der Vergeistigung entgegengehen sollen und darum auch von seiten des Geistes in ihr eingewirkt wird. Der Geistfunke nun, als Anteil von Mir, ist Liebe, und er sucht immer nur die Seele zum Liebewirken anzuregen, die Seele fühlt sich leise gedrängt dazu und kann nun ihrem Denken, Wollen und Fühlen gemäß handeln. Sie kann also in Liebe wirken, ist aber nicht dazu gezwungen. Ist der Einfluß des Körpers sehr stark, dann gewinnt er Oberhand und hält die Seele vom Liebewirken zurück, hört die Seele auf die leise Stimme des Geistes, dann kommt sie dessen Drängen nach, und die Folge davon ist, daß nun die Kraft des Geistes schon stärker wirken kann, daß seine Stimme lauter ertönt und die Seele mehr und mehr überzeugen kann, recht und dem Willen Gottes gemäß zu leben auf Erden. Es ringen also Geist und Körper um die Herrschaft über die Seele.... Sie ringen darum, das Denken, Fühlen und Wollen des Menschen für sich zu gewinnen, und dem Sieg entsprechend ist auch das Ziel, das der Mensch auf Erden anstrebt und erreicht. Der Geist ist Mein Anteil.... Der Körper setzt sich zusammen aus noch sehr unreifen Substanzen, die also noch mehr oder weniger Meinem Gegner angehören. Und so also ringen Ich und auch Mein Gegner um die Seele des Menschen, die als ichbewußte Wesenheit einst von Mir ausging, jedoch freiwillig sich Meinem Gegner ergab, die aber schon den Weg zu Mir zum großen Teil zurückgelegt hat und sich nun im Erdenleben aufs neue entscheiden soll für den Herrn, dem sie angehören will. Sowie aber Mein Geist im Menschen schon etwas an Einfluß gewonnen hat, ist auch schon die Verbindung mit dem Vatergeist von Ewigkeit hergestellt, und nun ist es Mir auch möglich, Meine Geisteskraft ständig einfließen zu lassen in ein Gefäß, das sich öffnet, weil die Seele.... wenn sie dem Drängen des Geistes in sich nachgibt.... Liebewerke verrichtet und stets mehr also sich herrichtet zur "Aufnahme des göttlichen Geistes".... Und es kann nun das Einfließen des göttlichen Geistes auch ungewöhnlich in Erscheinung treten durch verschiedene Fähigkeiten, über die der Mensch nun verfügen kann, so daß dann von einer offensichtlichen Ausgießung des Geistes gesprochen werden kann, wie sie auch Meine Jünger erleben durften nach Meiner Auffahrt gen Himmel.... Denn an ihnen vollzog sich zum ersten Mal ein Vorgang, der erst durch Mein Erlösungswerk möglich wurde.... daß sich der Geist frei entfalten konnte, weil Meinem Gegner die Macht gebrochen war über die Seelen der Menschen, die Mir angehören wollten, während zuvor die Seelen noch von der Urschuld so belastet waren, daß sie die Stimme des Geistes nicht in sich zu hören vermochten und auch gleichzeitig der Wille zu schwach und das Denken verfinstert war.... Durch Mein Erlösungswerk aber wurde die Seele frei, und es war ihr nun möglich, sowohl dem Geist als auch dem Körper Gehör zu schenken, und nur ihr Wille mußte sich recht entscheiden.... wozu ihr aber Mein Geist, der die Liebe ist, behilflich ist. Hat einmal der Geist im Menschen die Übermacht gewonnen, dann ist auch das rechte Ziel garantiert, dann wird es dem Körper nicht mehr möglich sein, die Seele für sich zu gewinnen, vielmehr wird die Seele und der Geist auch den Körper noch beeinflussen, sich gleichfalls der göttlichen Ordnung einzufügen, und dann ist der Mensch vom "Geist erfüllt".... dann hat er seine Willensprobe auf Erden bestanden, dann ist er ein Anwärter des Reiches, das ewig währet und Seligkeiten schenkt, dann hat sich die Seele endgültig gelöst von Meinem Gegner, und sie gehört nun Mir an bis in alle Ewigkeit....

Amen

Beïnvloeding van de ziel door de Geest

Uw denken kan zich op het geestelijke of het aardse richten tijdens uw leven op aarde en de doelen die u bereikt, zullen daarom geestelijk of aards zijn. U bent nu op aarde aan geen dwang onderworpen, het staat u volledig vrij hoe u uw innerlijk leven vorm geeft en aan welke gedachten u de voorkeur geeft. Gedurende de tijd op aarde doet de Geest in u, die een deeltje van MIJ is, zijn best bij u gehoor te vinden, maar hij werkt niet dwingend op de ziel in. Maar evenzo tracht ook het lichaam succes te hebben met zijn wensen en begeerten die veel meer aards gericht zijn. Ook het lichaam tracht de ziel over te halen om aan zijn begeren gehoor te schenken, en de ziel - het denken, voelen en willen - moet nu een beslissing nemen. Ze zal bij het begin van haar belichaming ook meer aan het verlangen van het lichaam voldoen, omdat ze zelf nog erg aards is afgestemd, omdat haar substanties eerst de vergeestelijking tegemoet moeten gaan en er daarom ook van de kant van de Geest in haar wordt ingewerkt.

De Geestvonk nu, als 'n stukje van MIJ, is liefde, en hij tracht steeds maar de ziel aan te sporen werkzaam te zijn in de liefde, de ziel voelt zich daar enigszins toe gedrongen en kan nu, passend bij haar denken, willen en voelen, handelen. Ze kan dus in liefde werkzaam zijn, maar is daar niet toe gedwongen. Is de invloed van het lichaam erg groot, dan krijgt dat de overhand en houdt de ziel af van het werkzaam zijn in liefde; luistert de ziel naar de zachte stem van de Geest, dan komt ze diens aandringen na en het gevolg daarvan is, dat dan ook de kracht van de Geest al sterker werkzaam kan zijn, dat zijn stem luider klinkt en de ziel meer en meer kan overtuigen om juist en volgens GOD's Wil op aarde te leven.

Dus worstelen lichaam en Geest om de heerschappij over de ziel. Ze worstelen erom, het denken, voelen en willen van de mens voor zich te winnen en beantwoordend aan de zege is ook het doel dat de mens op aarde nastreeft en bereikt. De Geest is deel van MIJ. Het lichaam bestaat uit nog zeer onrijpe substanties die dus nog min of meer aan Mijn tegenstander toebehoren. En zo worstelen dus IK en ook Mijn tegenstander om de ziel van de mens, die als ik-bewust wezen eens van MIJ uitging, zich echter vrijwillig aan Mijn tegenstander overgaf, maar die al voor het grootste deel de weg terug naar MIJ heeft afgelegd en nu in het leven op aarde opnieuw de voorkeur moet geven aan de heer aan wie ze uiteindelijk wil toebehoren.

Maar zodra Mijn Geest in de mens al wat invloed heeft gewonnen, is ook al de verbinding met de VADERGEEST van eeuwigheid tot stand gebracht en dan is het MIJ ook mogelijk de kracht van Mijn GEEST voortdurend in een vat te laten stromen dat zich opent, omdat de ziel, wanneer ze aan het aandringen van de Geest in zich toegeeft, werken van liefde verricht en dus steeds meer voorbereidingen treft om de goddelijke GEEST op te nemen. En nu kan het instromen van de goddelijke GEEST ook buitengewoon zichtbaar worden door verschillende gaven waarover de mens nu kan beschikken, zodat dan van een duidelijk uitgieten van de GEEST kan worden gesproken, zoals Mijn leerlingen dat ook mochten beleven na Mijn hemelvaart.

Want aan hen voltrok zich voor de eerste keer een gebeuren dat eerst door Mijn Verlossingswerk mogelijk werd, dat de GEEST Zich vrij kon ontplooien, omdat de macht van Mijn tegenstander over de zielen van de mensen die MIJ wilden toebehoren gebroken was, terwijl tevoren de zielen nog door de oerschuld zo belast waren, dat ze de Stem van de GEEST niet in zich vermochten te horen en ook tegelijkertijd de wil te zwak en het denken verduisterd was.

Maar door Mijn Verlossingswerk werd de ziel vrij en het was haar nu mogelijk zowel de Geest alsook het lichaam gehoor te schenken en alleen haar wil moest nu de juiste beslissing nemen, waarbij haar echter Mijn GEEST, die de Liefde is, behulpzaam is. Heeft de Geest in de mens eenmaal de overmacht behaald, dan is ook het juiste doel verzekerd, dan zal het het lichaam niet meer mogelijk zijn de ziel voor zich te winnen, veelmeer zullen de ziel en de Geest ook het lichaam nog beïnvloeden zich eveneens aan de goddelijke ordening aan te passen en dan is de mens vervuld door de Geest - dan heeft hij zijn wilsproef op aarde doorstaan, dan is hij een kandidaat voor het rijk dat eeuwig zal duren en gelukzaligheid schenkt, dan heeft de ziel zich voorgoed los gemaakt van Mijn tegenstander en ze behoort nu toe aan MIJ in alle eeuwigheid.

Amen