Kundgabe mit Übersetzung vergleichen

Weitere Übersetzungen:

Daseinskampf unerläßlich....

Ein geruhsames Erdenleben würde für die meisten Menschen geistigen Stillstand oder gar Rückgang bedeuten, denn es wird der Mensch dann selten tätig werden an seiner geistigen Vollendung, weil ihn das Erdenleben voll erfüllt, d.h. ihm genügt, wenn es ihm irdisch bietet, was er benötigt. Seine Ichliebe also würde ständig Nahrung finden und auch des Mitmenschen Los ihm dann keine Gelegenheit bieten, sich dienend und uneigennützig zu betätigen. Es ist das Erdenleben eine Erprobungszeit für den Willen des Menschen. Um sich aber erproben zu können, muß er von verschiedenen Seiten angeregt werden.... Es muß also jeder Trieb im Menschen angesprochen werden und der Wille nun bestimmen, welchen Trieben er Erfüllung schenkt. Und das erfordert auch eine sich immer wieder ändernde Lebenslage, es erfordert ständige Anreize und auch ständige Fehlschläge, die nun den Menschen zum bewußten Lebenskampf bestimmen, der nur irdisch ausgerichtet sein kann, der aber auch auf das Innenleben von Einfluß sein kann und so also der Mensch alle Gelegenheiten auszureifen ausnützt.... aber auch solche Gelegenheiten an sich vorübergehen lassen kann. Erst ein ständiger Lebenskampf läßt den Menschen tätig werden, zuerst nur seine Lebenskraft fordernd, die er aber auch zur Erlangung von geistiger Kraft verwerten kann. Ein kampfloses Erdendasein würde auch die Lebenskraft unausgenützt lassen, denn ein kampfloses Erdendasein würde nur in den seltensten Fällen Liebe im Herzen der Menschen entzünden, die den Menschen zum Liebewirken antreibt. Es würden die Menschen nur ein Drohnendasein führen und einen Zweck ihres Daseins nicht erkennen, der in der Wandlung der Ichliebe zur Nächstenliebe besteht. Denn er sieht den Nächsten in gleich guter Lebenslage und hat keine Veranlassung, ihm gegenüber Liebe zu beweisen. Andererseits aber kann er sich ein geruhsames Erdenleben schaffen, wenn er bemüht ist, die unter den Menschen bestehende Ungleichheit in Liebe auszugleichen, wenn er also Notzustände, die um des Ausreifens der Seele willen sein müssen, zu beheben sucht durch uneigennützige Liebetätigkeit und sich selbst also in einen Reifezustand versetzt, der ihm ein sorgloses Erdenleben einträgt, weil er gleichsam die Willensprobe bestanden hat: die Bindung mit Mir herzustellen durch die Liebe.... was Zweck und Ziel des Erdendaseins ist und bleibt.... Die Erde ist die Ausreifungsstation für das Geistige, das in noch sehr unreifem Zustand die Erde betritt. Also kann sie noch nicht paradiesischer Aufenthalt sein durch Meinen Willen, aber sie könnte zum paradiesischen Aufenthalt werden durch der Menschen Willen.... wenn ein jeder nur danach streben würde, vorerst seine Erdenaufgabe zu erfüllen, sich zur Liebe zu gestalten.... wozu ihm aber auch die Möglichkeiten geschaffen werden müssen, die darin bestehen, uneigennützige Hilfe zu leisten den in Not befindlichen Mitmenschen. Denn daran soll sich eure Liebe zu Mir und zum Nächsten erweisen. Dann aber kann auch ein jeder Mensch gewiß sein, daß ihn immer weniger Nöte und Sorgen belasten werden, und dann könnte auch die Erde wahrlich ein paradiesischer Aufenthalt sein für alle Menschen, wenn Liebe alle erfüllte. Es ist die Erde eine Schulungsstation, die ein jeder Mensch durchwandern muß.... Unreif betritt er sie, und ausgereift soll er sie wieder verlassen.... Und immer wird ein Erfolg auch eine harte Arbeit voraussetzen, immer wird ein Sieg einen zuvorigen Kampf krönen.... Aber das Ziel ist ein gar herrliches, und der Wille des Menschen kann dieses Ziel erreichen....

Amen

Übersetzer
Dies ist eine Originalkundgabe von Bertha Dudde

Strijd om het bestaan is absoluut noodzakelijk

Een rustig leventje zou voor de meeste mensen geestelijke stilstand, zo niet achteruitgang betekenen, want de mens zou dan zelden gaan werken aan zijn geestelijke voltooiing, omdat het aards bestaan hem volledig vervult, d.w.z. voor hem voldoende is wanneer het hem biedt wat hij nodig heeft. Zijn eigenliefde zou dus steeds gevoed worden en ook het lot van zijn medemens zou hem dan geen gelegenheid bieden om dienend en onbaatzuchtig werkzaam te zijn.

Het leven op aarde is een proeftijd voor de wil van de mens. Maar om zich te kunnen beproeven, moet hij van verschillende kanten uit worden aangespoord. Dus moet elke aandrift in de mens worden aangesproken en moet de wil nu bepalen aan welke aandriften hij gevolg geeft. En dat vereist ook een zich voortdurend veranderende levenssituatie, het vereist voortdurende aansporingen en voortdurende mislukkingen, die de mens nu tot een bewuste strijd in het leven weten te bewegen, die alleen maar aards gericht kan zijn, maar die ook op het innerlijk leven van invloed kan zijn.

De mens kan dus alle gelegenheden negeren. Pas de voortdurende strijd om het bestaan laat de mens actief worden - aanvankelijk alleen zijn levenskracht opeisend, maar die hij ook kan gebruiken om geestelijke kracht te verwerven. Een bestaan op aarde zonder moeite zou alleen in de zeldzaamste gevallen in het hart van de mens liefde ontsteken, die de mens aanspoort om in liefde te werken. De mensen zouden slechts een lui leventje leiden en een doel van hun bestaan niet onderkennen dat bestaat in de verandering van eigenliefde tot naastenliefde. Want hij ziet de naaste in even goede levensomstandigheden en ziet geen aanleiding tegenover hem liefde te betonen. Maar anderzijds kan hij zich een rustig aards bestaan bezorgen, wanneer hij zich inspant de ongelijkheid die onder de mensen bestaat in liefde op te heffen - wanneer hij dus noodsituaties, die er terwille van het rijper worden van de ziel moeten zijn, probeert op te heffen door onbaatzuchtige liefdewerken en zichzelf dus in een staat van rijpheid plaatst, die hem een zorgeloos aards bestaan verzekert - omdat hij a.h.w. de wilsproef op aarde heeft doorstaan: de verbinding met MIJ tot stand te brengen door de liefde - wat zin en doel van het leven op aarde is en blijft.

De aarde is de rijpingsplaats voor het geestelijke dat in een nog zeer onrijpe staat de aarde betreedt: dus kan ze nog geen paradijselijke verblijfplaats zijn door Mijn Wil, maar ze zou het kunnen worden door de menselijke wil - wanneer eenieder er alleen naar zou streven om eerst zijn opgave op aarde te vervullen en zich te vormen tot liefde.

Daartoe moeten hem echter ook de mogelijkheden worden verschaft die daarin bestaan onbaatzuchtige hulp te verlenen aan de medemensen die zich in nood bevinden. Want daarin moeten ze hun liefde tot MIJ en tot de naaste bewijzen. Maar dan kan ook ieder mens er zeker van zijn dat er steeds minder noden en zorgen op hem zullen drukken en dan zou ook de aarde waarlijk een paradijselijke verblijfplaats zijn voor alle mensen als liefde alles zou vervullen. De aarde is een scholingsplaats die ieder mens moet doorlopen. Hij betreedt ze onrijp en geheel rijp moet hij haar weer verlaten. En steeds zal 'n succes ook 'n inspannend werk vooropstellen, steeds zal een zege een eerdere strijd bekronen. Maar het doel is iets wondermoois en de wil van de mens kan dit doel bewerkstelligen.

Amen

Übersetzer
Übersetzt durch: Gerard F. Kotte