Wenn die Ewige Liebe Selbst Sich euch zuneigt, dann kann es keinen Rückfall in die Tiefe mehr geben, denn was Sie erfasset, das hält Sie ewiglich fest.... weil Liebe sich zu Liebe gefunden hat.... Darum sorget ihr Menschen, daß ihr euch Meine Zuneigung erringet, sorget, daß ihr lebet in Meinem Willen und also euch selbst zur Liebe gestaltet, weil dann Ich Mich mit euch vereinigen kann, weil Ich euch dann erfassen kann und mit euch verbunden bleibe bis in alle Ewigkeit.... Ihr könnet wahrlich euch von Mir erfaßt fühlen, so ihr die Liebe übet, so ihr immer nur tut, was Mein Wille ist, denn dann unterwerfet ihr euch Meinem Willen, und Meine Liebe durchflutet euch und treibt euch zu immer neuem Wirken in Liebe. Sowie ihr Gutes tut aus innerstem Drängen heraus, bin Ich schon in euch, denn dieses innere Drängen beweiset Mich, es beweiset Meinen Liebegeist, der euch nun beeinflußt, der euch leitet und zu immer neuem Liebewirken antreibt. Sowie ihr Liebewerke verrichtet, seid ihr auch mit Gott verbunden.... Er ist in euch.... Aber nur, so ihr liebetätig seid.... Es ist der Ausspruch "ich habe meinen Gott in mir...." nur dann berechtigt, wenn euer Herz liebewillig ist, denn nur dort kann Ich gegenwärtig sein, wo die Liebe ist, weil Ich Selbst die Liebe bin.... Und dann werdet ihr auch urteilen können, ob und wann der Mensch nur leere Worte gebraucht.... Denn nimmermehr kann von Meiner Gegenwart gesprochen werden, wo das Herz ohne Liebe ist. Die Liebe und Ich sind das gleiche, die Liebe aber ist uneigennützig, sie ist immer bereit, zu opfern, zu geben, Not zu lindern.... sie ist nur auf das Wohl des Mitmenschen bedacht.... Die Liebe ist göttlich, und sie macht auch das Wesen zu einem göttlichen Geschöpf, mit dem Ich Selbst Mich verbinden kann.... wohingegen Meine Gegenwart unmöglich ist bei einem lieblos-handelnden und -denkenden Menschen, der selbst durch sein Wesen aus Meinem Liebestromkreis herausgetreten ist, der also darum keine andere Verbindung hat mit der ewigen Liebe als nur die, daß die ihn belebende Kraft Mir entströmt ist, die aber nicht zwingt, die Verbindung in Liebe mit Mir einzugehen.... Ein "Gott" kann niemals geleugnet werden von einem "denkenden" Menschen.... Die Verbindung mit Gott aber muß der Mensch selbst möglich machen, er muß sie herstellen durch Liebewirken.... Dann erst kann er berechtigt sagen: "Gott ist in mir....", denn dann habe Ich ihn erfaßt und lasse ihn nimmermehr von Mir, dann hat der Mensch die Bedingungen erfüllt, die ihn mit Mir vereinigen.... Er ist in das Gesetz der ewigen Ordnung eingegangen, er hat sein Wesen zur Liebe gewandelt, er hat Meine Gegenwart selbst sich erzwungen, weil Ich immer sein muß, wo die Liebe ist.... aber niemals sein kann, wo die Liebe fehlt. Die Liebe allein garantiert Meine Gegenwart.... Der Liebefunke glimmt in jedem Menschen als Mein Anteil, doch so lange völlig unwirksam, wie er nicht entzündet wird.... was des Menschen eigener Wille tun muß, er dann aber ewiglich verbunden bleibt mit Mir....
Amen
ÜbersetzerWanneer de eeuwige Liefde Zelf Zich tot u over buigt, dan kan er geen terugval in de diepte meer bestaan. Want wat Zij vastpakt, houdt Ze eeuwig vast, omdat liefde en Liefde elkaar hebben gevonden. U mensen, zorg er daarom voor dat u Mijn genegenheid verwerft. Zorg ervoor dat u leeft in Mijn wil en dus uzelf tot liefde vormt, omdat Ik Me dan met u kan verenigen, omdat Ik u dan kan vastpakken en met u verbonden blijf tot in alle eeuwigheid.
U zult zich waarlijk vastgepakt kunnen voelen door Mij als u de liefde beoefent, als u steeds alleen doet wat Mijn wil is. Want dan onderwerpt u zich aan Mijn wil. En Mijn Liefde doorstroomt u. En ze spoort u aan tot steeds nieuwe werken in liefde. Zodra u het goede doet uit innerlijke aandrang, ben Ik al in u. Want dit innerlijk aandringen geeft een bewijs van Mij. Het bewijst Mijn Geest van Liefde, die u nu beïnvloedt, die u leidt en u ertoe aanzet steeds opnieuw in liefde werkzaam te zijn. Zodra u werken van liefde verricht, bent u ook met God verbonden. Hij is in u. Maar alleen als u werkzaam bent in liefde.
De uitspraak: “ik heb Mijn God in mij” is alleen dan gerechtvaardigd, wanneer uw hart tot liefde bereid is. Want Ik kan alleen daar aanwezig zijn waar liefde is, omdat Ik Zelf de Liefde ben. En dan zult u ook kunnen beoordelen of en wanneer de mens alleen maar lege woorden gebruikt. Want nooit kan er van Mijn tegenwoordigheid worden gesproken waar het hart zonder liefde is.
De Liefde en Ik zijn hetzelfde. De liefde is echter onbaatzuchtig. Ze is steeds bereid te offeren, te geven, nood te lenigen. Ze is alleen op het welzijn van de medemens bedacht. De liefde is goddelijk en ze maakt ook het wezen tot een goddelijk schepsel, waar Ik Me Zelf mee kan verbinden.
Daarentegen is Mijn aanwezigheid onmogelijk bij een mens die liefdeloos handelt en denkt. Die zelf, door zijn wezen, buiten het gebied is getreden waar Mijn Liefde stroomt. Die dus daarom geen andere verbinding heeft met de eeuwige Liefde dan alleen deze: dat de kracht die hem leven geeft uit Mij is gestroomd, maar deze kracht niet dwingt om de verbinding in liefde met Mij aan te gaan.
En God kan nooit geloochend worden door een denkend mens. Maar de verbinding met God moet de mens zelf mogelijk maken. Hij moet ze tot stand brengen door werken van liefde. Pas dan kan hij met recht zeggen: “God is in mij”, want dan heb Ik hem vastgepakt en laat Ik hem nooit meer van Mij weggaan. Dan heeft de mens de voorwaarden vervuld die hem met Mij verenigen. Hij is de wet van de eeuwige ordening binnengegaan.
Hij heeft zijn wezen tot liefde veranderd. Hij heeft Mijn aanwezigheid zelf voor zich afgedwongen, omdat Ik steeds daar moet zijn waar de liefde is, maar nooit daar kan zijn waar de liefde ontbreekt. Alleen de liefde garandeert Mijn tegenwoordigheid. De liefdesvonk gloeit zwak in ieder mens als deeltje van Mij, maar blijft precies zolang helemaal zonder uitwerking, als hij niet wordt ontstoken, wat de eigen wil van de mens moet doen. Dan blijft hij echter eeuwig met Mij verbonden.
Amen
Übersetzer