• Zurück

Demut....

Tretet Gott in aller Demut nahe, und Er wird Sich liebevoll euch zuneigen. Höret auf die Stimme eures Herzens, werdet nicht überheblichen Geistes, da euch Seine Liebe offensichtlich wird, sondern bleibet Ihm immer in Demut ergeben, dann ist das Gnadenmaß unerschöpflich, das Er über euch ausschüttet, dann seid ihr wahrlich Seine Kinder, die den Weg zum Vaterherzen gefunden haben.... Die Demut muß euch ganz erfüllen, und auch das größte Liebegeschenk darf euch nicht überheblich werden lassen, denn es ist nur Seine übergroße Liebe, die euch jenes Geschenk zuwendet, nicht aber eure Würdigkeit. Was schwach ist, wird von Gott liebevoll angesehen, sowie es seine Schwäche erkennt und sich in aller Demut zurückhält von der Ewigen Liebe.... Dann wird es wahrlich überschüttet von einer Gnadenfülle, die euch einen hohen Aufstieg sichert. Und so ist euch Menschen eine einfache Erklärung gegeben, wann und wie Gott Seine Gnadengaben verschenkt; es wird euch Aufschluß gegeben, was allein vonnöten ist, um ein reichstes Gnadenmaß zu empfangen.... Es wird die Demut als die Tugend hingestellt, die von Gott angesehen wird mit Augen der Liebe, die Ihn bewegt, Sich zu entäußern, einen Gnadenreichtum auszuteilen, der den Menschen mit Sicherheit zum Ziel führt, zur Vereinigung des Kindes mit dem Vater.... Wie ein Kind dem Vater in aller Demut entgegenkommt, so muß auch der Mensch sich demütig fühlen dem ewigen Vater gegenüber. Wo aber die Demut schwindet, dort zieht auch Gott Seine Gnade zurück. Die Demut aber fordert nichts für sich, die Demut fühlt sich so unendlich klein der Gottheit gegenüber, Die sie wohl ahnet, aber nicht Sie anzusprechen traut. Die rechte Demut wird nur ein Lallen hervorbringen, sie wird sich nicht mit Worten äußern können, denn sie wagt keine Worte zu richten an das höchste Wesen, Das mit einem Gedanken schon vernichten kann, was Es einstmals geschaffen hat.... Die Demut ist stumm und fällt nur vor dem Angesicht Gottes nieder, flehend um Sein Erbarmen.... Die Demut wartet geduldig, bis sie aufgerichtet wird von Seiner gütigen Hand. Und wo ihr Menschen diese Demut erkennet, dort fließet auch der Gnadenstrom ununterbrochen in das Herz, dort ist die Gegenwart Gottes ersichtlich, dort ist die Verbindung geschaffen von der Erde zum Himmel, dort neigt Sich Gott Selbst zur Erde und füllet das Gefäß mit Seiner Gnade, das Ihm geöffnet entgegengehalten wird, das Herz, das sich Gott demütig hingibt in der Erkenntnis seiner Unwürdigkeit und Schwäche.... (27.1.1953) Denn die Demut des Herzens ist die höchste Zierde der Seele, sie öffnet gleichsam die Pforte zum geistigen Reich, sie öffnet den Gnadenquell, denn wo die Demut ist, ist auch die Liebe zu Gott, Den die Seele anerkennt als überheiliges Wesen, zu Dem sie kaum aufzuschauen sich getraut, Den sie aber anstrebt, Dem sie sich zu eigen geben möchte ganz und gar: Die demutsvolle Hingabe der Seele an ihren Schöpfer und Vater von Ewigkeit ist der kürzeste Weg zu Ihm, denn eine mächtige Liebe- und Gnadenwelle trägt sie über alle Hindernisse hinweg an das Herz des Vaters, Der sie huldvoll an Sich zieht, weil eine demütige Seele Ihm wohlgefällig ist. Wahre Demut des Herzens braucht nicht nach außen erkenntlich zu sein, vielmehr verbirgt sie sich oft hinter einem undurchdringlichen Wesen, denn die wahre Demut gilt nicht den Menschen, sondern dem Gott und Schöpfer von Ewigkeit, die wahre Demut wagt sich nicht hervor, sie geht stille, einsame Wege in Bescheidenheit und tritt niemals hervor, sie ist ohne jede Eigenliebe, doch stets bemüht, auch den Mitmenschen die Größe und Heiligkeit Gottes vor Augen zu stellen, weil sie selbst es empfindet, wie klein und armselig der Mensch ist Seiner Heiligkeit gegenüber. Und sie wird Gnade finden im Übermaß.... denn ihr ganzes Wesen ist Abscheu der einstigen Sünde des Abfalles von Gott, Den sie nie und nimmer beleidigen möchte und Der daher ihren voll und ganz Ihm zugewandten Willen erfaßt und die Seele zu Sich zieht in heißester erbarmender Liebe....

Amen

Deemoed

Kom God in alle deemoed naderbij en Hij zal zich liefdevol naar u over buigen. Luister naar de stem van uw hart. Wordt niet arrogant van geest omdat Zijn liefde voor u duidelijk wordt. Blijf Hem daarentegen steeds in deemoed toegedaan, dan is de mate van genade die Hij over u uitstort onuitputtelijk. Dan bent u waarlijk Zijn kinderen die de weg naar het hart van de Vader hebben gevonden. De deemoed moet u geheel vervullen en ook het grootste geschenk van liefde mag u niet verwaand doen worden, want het is alleen Zijn overgrote liefde die u zo'n geschenk doet toekomen, maar niet uw waardigheid. Wat zwak is wordt door God liefdevol aangezien zodra het zijn zwakheid inziet en zich in alle deemoed inhoudt tegenover de eeuwige Liefde. Dan wordt het waarlijk overstelpt met een volheid van genade, die u een hoge opgang verzekert. En zo is u mensen een eenvoudige verklaring gegeven, wanneer en hoe God Zijn genadegaven schenkt. Er wordt u opheldering gegeven wat er alleen nodig is om een rijke mate van genade te ontvangen. De deemoed wordt als de deugd voorgesteld die door God wordt aangezien met van liefde vervulde ogen, die Hem beweegt tot weggeven, een rijkdom aan genade uit te delen die de mens met zekerheid naar het doel voert, naar de vereniging van het kind met de Vader.

Zoals een kind de vader in alle deemoed tegemoet gaat, zo moet ook de mens zich deemoedig voelen tegenover de eeuwige Vader. Maar waar de deemoed verdwijnt, daar trekt ook God Zijn genade terug. Maar de deemoed vraagt niets voor zichzelf. De deemoed voelt zich zo oneindig klein tegenover de Godheid, Die ze wel vermoedt, maar Die ze niet durft aan te spreken. De ware deemoed zal alleen maar een stamelen voortbrengen. Ze zal zich niet met woorden kunnen uiten, want ze waagt het niet woorden te richten tot het hoogste Wezen, Dat met één gedachte al kan vernietigen wat Het eens heeft geschapen. De deemoed is sprakeloos en valt alleen neer voor het aangezicht van God, smekend om Zijn erbarmen. De deemoed wacht geduldig tot ze wordt opgericht door Zijn goedwillende hand. En waar u mensen deze deemoed inziet, daar zal ook de stroom van genade ononderbroken het hart binnenstromen. Daar is de aanwezigheid van God duidelijk. Daar is de verbinding van de aarde naar de hemel tot stand gebracht. Daar buigt God zelf zich naar de aarde en zal Hij het vat dat Hem geopend wordt voorgehouden, vullen met Zijn genade. Het hart dat zich deemoedig aan God overgeeft in het besef van zijn onwaardigheid en zwakte.

Want de deemoed van het hart is het hoogste sieraad van de ziel. Ze opent als het ware de poort naar het geestelijke rijk. Ze opent de bron van genade, want waar deemoed is, is ook de liefde voor God, Die door de ziel erkend wordt als allerheiligst Wezen, naar Wie ze nauwelijks durft op te kijken. Op Wie ze echter aanstuurt, aan Wie ze zich geheel en al tot eigendom zou willen geven. De overgave vol deemoed van de ziel aan haar Schepper en Vader van eeuwigheid is de kortste weg naar Hem, want een machtige golf van liefde en genade draagt haar over alle hindernissen heen bij het hart van de Vader Die haar welwillend tot zich trekt omdat een deemoedige ziel Hem welgevallig is.

Ware deemoed van het hart hoeft niet naar buiten toe zichtbaar te zijn. Veel meer verbergt ze zich vaak achter een ondoordringbare kern, want de ware deemoed geldt niet de mensen maar de God en Schepper van eeuwigheid. De ware deemoed waagt het niet tevoorschijn te komen. Ze gaat stille, eenzame wegen in bescheidenheid en treedt nooit op de voorgrond. Ze is zonder enige eigenliefde, maar steeds ijverig ook de medemensen de grootte en heiligheid van God voor te houden, omdat ze zelf voelt hoe klein en armzalig de mens is tegenover Zijn heiligheid. En ze zal genade ondervinden in overvloed, want haar hele wezen is vol afschuw van de vroegere zonde en afval van God, Die ze nooit ofte nimmer zou willen beledigen en Die daarom haar volledige en helemaal naar Hem toegekeerde wil vastpakt en de ziel tot zich trekt in vurige, erbarmende liefde.

Amen