• Zurück

Arbeit der Diener Gottes an den Formgläubigen.... Kirche Christi....

Eure Aufgabe ist es im besonderen, einzuwirken auf die vielen Gläubigen, die sich zur Kirche gehörig fühlen und doch nicht zu Meiner Kirche zu zählen sind, denn sie stehen nicht mehr auf dem Fundament des Glaubens. Sie haben ihre Kirche auf Sand gebaut, der unter ihren Füßen zerrinnen wird, so der Glaube erprobt werden soll. Sie wähnen sich gläubig und bekennen auch mit dem Munde alles, was ihnen die Kirche zu glauben vorschreibt. Dennoch ist keine Glaubenslehre in ihnen zur tiefsten Überzeugung geworden, keiner würden sie restlos beistimmen können, so sie ernstlich dazu Stellung nehmen müßten. Und dieser Formglaube, der nur angenommen wurde und nicht fallengelassen wird der Außenwelt wegen, ist fast noch schlimmer als der Unglaube, denn einem ungläubigen Menschen gegenüber kann in Form von Debatten, sogar in strittiger Weise, Aufschluß gegeben werden, während bei dem ersteren wenig Gelegenheit ist, ihn zu belehren, weil er wieder nur mit dem Munde sich zu allem bekennt und doch weit davon entfernt ist, überzeugter Vertreter dessen zu sein, was er mit dem Munde bekennet. Und er wird zu jenen gehören, die abfallen, so der Glaubensentscheid von ihm gefordert wird. Denn nun erst nimmt er Stellung zu den strittigen Fragen und wird keine Kenntnis haben und folglich auch nicht die Bedeutung und den Wert des rechten Glaubens erkennen und völlig unwissend hingeben das Wertvollste, den Glauben an Mich als Schöpfer des Himmels und der Erde, den Glauben an Jesus Christus als Erlöser der Welt und den Glauben an ein Fortleben nach dem Tode, der ihn dazu veranlassen würde, sein Leben auf der Erde der Verantwortung entsprechend zu führen, die er Mir als Vater und Richter von Ewigkeit schuldig ist. Sie werden aber keine Gnade finden vor Meinen Augen, denn die Gelegenheit wird ihnen des öfteren geboten, einzudringen in Glaubenswahrheiten und sich selbst einen lebendigen Glauben anzueignen, doch sie nehmen keine Belehrung an und treten auch nicht mit Gegenansichten an die Öffentlichkeit, sondern sie lassen nur immer den Mitmenschen im Glauben, selbst zu der Kirche zu gehören, die Ich als Mensch auf Erden gegründet habe. Ich faßte die gläubige Gemeinde in dem Wort "Meine Kirche" zusammen und werde immer nur die Menschen zu Meiner Kirche gehörig betrachten, die einen lebendigen Glauben ihr eigen nennen, denn Meine Kirche ist keine weltliche Organisation, sie ist nicht nach außen hin erkenntlich gemacht, sondern sie ist lediglich der Zusammenschluß gläubiger Menschen auf Erden, es ist Meine Gemeinde, die zwar klein, aber Mir überaus lieb ist. Die Formgläubigen aber stehen außerhalb Meines Liebestromkreises, können aber jederzeit angegliedert werden an Meine Gemeinde, so daß, was sie glauben zu sein, Wirklichkeit geworden ist, so sie den lebendigen Glauben besitzen und in seinem Besitz selig sind. Und es ist dies ein Zeichen des lebendigen Glaubens, daß sie mit Freuden reden über göttliche Dinge, daß sie geistige Gespräche suchen und voll Eifer führen und daß sie Aufklärung geben, wo die Mitmenschen im Dunklen tappen. Denn wer einmal Meiner Kirche angehört, der weiß auch Meine Schätze zu würdigen, er weiß um die Bedeutung der Zeit und um das nahe Ende. Er wird Meiner Kirche treu bleiben, denn für ihn gibt es auf Erden nichts mehr, was begehrenswert wäre. Der lebendige Glaube hat ihm dieses Wissen erschlossen, und er weiß auch um die erschreckende Auswirkung des Formglaubens, um das Los der Seele im Jenseits, und er wird auch alles dazu beitragen, sie aufmerksam zu machen auf die Gefahr, in der sie schweben; er wird versuchen, es ihnen verständlich zu machen, auf daß sie noch in letzter Stunde zum lebendigen Glauben gelangen können. Doch ob es Erfolg hat, ist lediglich vom Willen es Menschen abhängig, dessen Freiheit nicht beschnitten wird, soll die Seele sich aufwärtsentwickeln. Und doch ist es eure Aufgabe, soweit als möglich auf die Formgläubigen einzuwirken, schweben sie doch in größter Gefahr, und daher sind sie hilfsbedürftig, weil ihnen die Erkenntnis mangelt, und wo Hilfe nötig ist, soll sie geleistet werden, auf daß niemand sagen kann, an ihm seien die Gnaden der göttlichen Barmherzigkeit vorübergegangen.... Ich will allen Menschen helfen, doch ob Meine Hilfe angenommen wird, das bestimmen die Menschen selbst, und Ich lasse ihnen ihre Freiheit....

Amen

Het werk van de dienaren van GOD wat betreft de vormgelovigen

Uw opdracht in het bijzonder is - invloed uit te oefenen op de vele gelovigen die het gevoel hebben tot Mijn kerk te behoren, en die toch niet tot Mijn kerk te rekenen zijn omdat zij niet meer op het fundament van het geloof staan. Zij hebben hun kerk op zand gebouwd, dat onder hun voeten weg zal vloeien als hun geloof beproefd zal worden. Zij wanen zich gelovig en belijden ook alles met de mond wat hun kerk hun te geloven voorhoudt, en toch is geen enkele geloofsleer in hen tot een diepe overtuiging geworden, en geen enkele zou het er helemaal mee eens zijn als hij daar serieus een standpunt over zou moeten innemen.

Dit "vormgeloof" - dat zonder nadenken wordt aangenomen en vanwege de medemensen niet wordt opgegeven is bijna nog erger dan het ongeloof. Want aan een ongelovig iemand kan door discussies, vaak zelfs met veel verschil van mening, opheldering worden gegeven, terwijl bij de eerste weinig gelegenheid is hem wat te leren, omdat hij weer alleen met de mond zich achter alles schaart en er toch ver van verwijderd is overtuigd aanhanger te zijn van dat, wat hij met de mond belijdt.

Hij zal daarom tot hen behoren die afvallen als er van hen een geloofsbeslissing wordt geëist. Nu pas moet hij een standpunt innemen tegenover de omstreden vragen, maar omdat hij niet in het bezit is van de juiste kennis - bijgevolg ook niet de waarde en de betekenis van het ware geloof inziet - zal hij zonder het te beseffen het belangrijkste opgeven; het geloof in MIJ als Schepper van Hemel en aarde. Het geloof in JEZUS CHRISTUS als de Verlosser van de wereld en het geloof in een voortleven na de dood. Want dat geloof zou hem moeten aansporen zijn leven op aarde te leiden vanuit eigen verantwoordelijkheid, die hij MIJ als “Zijn” VADER en Rechter van eeuwigheid" verschuldigd is.

Die mensen zullen echter geen genade vinden in Mijn Ogen, want hun werd en wordt vaak genoeg de gelegenheid geboden dieper binnen te dringen in de waarheden van het geloof en zich zo zelf een levend geloof eigen te maken. Maar zij nemen geen onderrichtingen aan en komen ook niet openlijk met tegenovergestelde meningen tevoorschijn. Steeds laten zij hun medemensen in de waan tot de kerk te behoren die IK als mens op aarde gesticht heb.

IK vat de gelovige schare samen met de Woorden: Mijn kerk, en IK zal steeds alleen die mensen die een levend geloof het hunne noemen als tot Mijn kerk behorend beschouwen. Want Mijn kerk is geen wereldlijke organisatie en ook niet uiterlijk herkenbaar gemaakt. Ze is enkel en alleen de vereniging van alle waarlijk gelovige mensen op aarde. Dit is Mijn kudde die wel klein is, maar die MIJ bovenmate lief is.

De vormgelovigen echter staan buiten de stroomkring van Mijn Liefde. Ze kunnen echter altijd in Mijn gemeente worden opgenomen, wanneer dat wat zij menen te zijn, werkelijkheid geworden is. Wanneer zij het levende geloof hebben en in het bezit ervan zalig zijn. En dit is een teken van een levend geloof, dat zij met vreugde spreken over goddelijke dingen, dat zij bedacht zijn op geestelijke gesprekken en die vol ijver voeren, en dat ze opheldering verschaffen daar, waar de mensen nog in het duister tasten.

Want wie eenmaal tot Mijn kerk behoort, die weet ook Mijn schatten te waarderen, hij kent de betekenis van de tijd en het naderende einde. Hij zal Mijn kerk trouw blijven, want voor hem is er op aarde niets meer wat begerenswaardig zou zijn. Een levend geloof heeft hem dit inzicht ontsloten, en hij kent daarom ook de ontzettende gevolgen van een vormgeloof en het lot van de ziel in het hiernamaals. Hij zal er ook alles aan doen de mensen opmerkzaam te maken op het gevaar waarin zij verkeren. Hij zal trachten het hun duidelijk te maken, opdat zij in het laatste uur nog tot een levend geloof kunnen komen. Maar of dit succes heeft hangt alleen af van de wil van ieder mens afzonderlijk, die zelf moet beslissen, omdat diens vrijheid immers niet mag worden beknot - als zijn ziel zich positief moet ontwikkelen.

En toch is het uw opdracht zoveel als mogelijk op deze vormgelovigen in te werken, want zij verkeren in het grootste gevaar en hebben daarom hulp nodig, omdat het hun aan inzicht ontbreekt. En waar hulp nodig is moet er geholpen worden, opdat niemand kan zeggen dat de genade van de goddelijke Barmhartigheid aan hem voorbij is gegaan. IK wil alle mensen helpen, maar of Mijn hulp wordt aangenomen bepalen de mensen zelf - want IK laat ze hun vrijheid.

Amen