Dem menschlichen Willen lasse Ich seine Freiheit.... Was das bedeutet, und warum es nicht anders zulässig ist, das werdet ihr erst verstehen können, so ihr wiedergeboren seid im Geist, so ihr Kenntnis habt von Meinem Heilsplan von Ewigkeit, von der Erlösung des Geistigen, das unfrei ist. Dann erst werdet ihr die Notwendigkeit einsehen, daß die Menschen selbst sich zuvor wandeln müssen, wollen sie eine Änderung ihrer Lebenslage erzielen, wenngleich Ich der Herr bin über Himmel und Erde und alles nur möglich ist durch Meinen Willen oder Meine Zulassung. Wie sich der Mensch selbst zu Meinen ewigen Gesetzen einstellt, wie er sich selbst einfügt oder auflehnt gegen Meine ewige Ordnung, so ist auch das Los auf Erden und im geistigen Reich, das er sich selbst bereitet. Ich werde nie und nimmer den Willen des Menschen gewaltsam brechen, nur durch allerlei Mittel Meine Geschöpfe zu bewegen suchen, ihren Willen selbst zu wandeln. Und ein solches Mittel ist auch die große Not, die über die Erde geht, die jedoch von Menschen selbst veranlaßt ist durch eben ihren verkehrten Willen. Ich muß sie austoben lassen um ihrer selbst willen, will Ich nicht die Möglichkeit unterbinden, als freies Geschöpf dereinst auch den Willen zu gebrauchen in der rechten Richtung und vollkommen zu werden. Was aus Meiner Kraft hervorgegangen ist, war und bleibt Göttliches, das nimmermehr in unfreiem Zustand verbleiben kann, selbst wenn es sich aus eigenem Willen in diesen versetzt hat. Nehme Ich aber dem Menschen die Willensfreiheit, dann bleibt das Geschöpf ewiglich unfrei, es kann nie wieder in seinen Urzustand zurückkehren, den es nur im freien Willen erreichen kann. Oder aber Ich muß dem aus Mir hervorgegangenen Geschöpf jegliche Kenntnis nehmen von seiner Bestimmung und es dann leiten nach Meinem Willen.... Dann aber ist es ein gerichtetes Wesen, das noch weit von der Göttlichkeit entfernt ist. Soll es seinem Urzustand jedoch näherkommen, dann muß ihm die Freiheit des Willens gegeben werden, und es muß nun den Willen gebrauchen in der rechten Weise.... Dazu gab Ich ihm das Leben als Mensch, Ich gab ihm die Fähigkeit, zu denken und zu handeln, und Ich werde seinen freien Willen niemals ausschalten, bevor seine Probezeit auf Erden abgelaufen ist. Doch einen mißbrauchten Willen muß Ich erneut binden auf lange Zeit, ihm die Freiheit erst dann wieder zurückgebend, wenn es wieder die Gnade hat, als Mensch verkörpert den Weg auf Erden zu wandeln und erneut die letzte Willensprobe abzulegen. Es ist dies Gesetz seit Ewigkeit, das Ich nicht umstoßen kann, weil dies Meinem Gesetz von Ewigkeit widersprechen und das Wesenhafte seiner Göttlichkeit völlig berauben würde, denn was von Mir ausgegangen ist, bleibt immer und ewig Mein Anteil, dem als letztes Ziel das Erreichen des Urzustandes gesteckt ist, wozu der freie Wille unumgänglich notwendig ist. Und ob dieser freie Wille Taten der krassesten Lieblosigkeit gebärt, Ich werde ihn nicht binden vor der Zeit, nur durch Meinen Willen dort wieder die Ordnung herstellen, wo der freie Wille des Menschen genützt wird zur Annäherung an Mich.... Doch so die Stunde gekommen ist, die Ich als Ende bestimmt habe seit Ewigkeit, bricht Mein Wille die Aufwärts- oder Rückentwicklung ab.... Dann wird erst wieder ein Zustand der Ordnung hergestellt, der das Binden des total verkehrten Willens bedingt, auf daß die Erlösung des unfreien Geistigen erneut ihren Anfang nehmen kann, denn Ich höre nie auf, für das aus Mir hervorgegangene, aus freiem Willen von Mir abgefallene Geistige zu sorgen, daß es seine Freiheit zurückerhalte, daß es seinen Urzustand erreiche und dereinst selig werde....
Amen
ÜbersetzerIk laat de menselijke wil zijn vrijheid. Wat dat betekent en waarom het niet anders toelaatbaar is zult u pas kunnen begrijpen als u wedergeboren bent in de geest, als u bekend bent met mijn heilsplan van eeuwigheid, met de verlossing van het geestelijke dat gebonden is. Dan pas zult u de noodzaak inzien dat de mensen zelf zich eerst moeten veranderen, willen zij een verandering in hun levenssituatie bereiken, ofschoon Ik de Heer over hemel en aarde ben en alles alleen mogelijk is door mijn wil of mijn toelating. Hoe de mens zichzelf tegenover mijn eeuwige wetten instelt, hoe hij zichzelf naar mijn eeuwige ordening voegt of er zich tegen verweert, zo is ook het lot op aarde en in het geestelijke rijk dat hij zichzelf bereidt. Ik zal nooit ofte nimmer de wil van de mensen met geweld breken, alleen door allerlei middelen mijn schepselen trachten te bewegen hun wil zelf te veranderen. En zo'n middel is ook de grote nood die over de aarde gaat, die echter door mensen zelf veroorzaakt is juist door hun verkeerde wil. Ik moet hen laten uitrazen ter wille van hen zelf, wil Ik de mogelijkheid niet verhinderen dat zij als vrije schepselen eens die wil ook gebruiken in de goede richting en volmaakt worden.
Wat uit mijn kracht is voortgekomen, was en blijft goddelijk. Het kan nimmermeer in een gebonden toestand blijven, zelfs al heeft het zich uit eigen wil in deze toestand gebracht. Ontneem Ik echter de mens de vrije wil, dan blijft het schepsel voor eeuwig onvrij, het kan nooit meer in zijn oertoestand terugkeren, die het alleen in "vrije wil' bereiken kan. Of, Ik moet het uit Mij voortgekomen schepsel iedere kennis over zijn bestemming ontnemen en het dan sturen volgens mijn wil. Dan echter is het een wezen dat zich schikken moet, dat nog ver van de goddelijkheid verwijderd is. Wil het echter dichter bij zijn oertoestand komen, dan moet het die vrijheid van wil gegeven worden en het moet dan die wil op de juiste manier gebruiken. Daartoe gaf Ik hem het leven als mens. Ik gaf hem de bekwaamheid te denken en te handelen en Ik zal zijn vrije wil nooit uitschakelen voordat zijn proeftijd op aarde is afgelopen. Doch een misbruikte wil moet Ik opnieuw binden voor lange tijd, hem dan pas de vrijheid weer teruggevend als hij weer de genade verkrijgt als mens belichaamd over de aarde te gaan en opnieuw de laatste wilsproef af te leggen.
Dit is wet van eeuwigheid en Ik kan het niet ongedaan maken, want dat zou mijn wet van eeuwigheid tegenspreken en het wezenlijke geheel van zijn goddelijkheid beroven. Want wat van Mij is uitgegaan, blijft altijd en eeuwig een deel van Mij, dat als uiteindelijk doel het bereiken van de oertoestand gesteld is, waartoe de vrije wil onvermijdelijk noodzakelijk is. En al brengt deze vrije wil daden van de grofste liefdeloosheid voort, Ik zal hem niet voortijdig binden. Ik zal alleen door mijn wil daar de orde weer tot stand brengen, waar de vrije wil van de mensen gebruikt wordt om nader tot Mij te komen. Maar als het uur gekomen is dat Ik als het einde bestemd heb sinds eeuwigheid, breekt mijn wil de opwaartse of neerwaartse ontwikkeling af. Dan wordt er eerst weer een toestand van orde geschapen die het binden van de totaal verkeerde wil vereist, opdat de verlossing van het onvrije geestelijke weer opnieuw kan beginnen. Want Ik houd nooit op te zorgen voor het uit Mij voortgekomen en uit vrije wil van Mij afgevallen geestelijke, dat het zijn vrijheid weer terugkrijgt, dat het zijn oertoestand bereikt en eens zalig wordt.
Amen
Übersetzer