• Zurück

Gebet in Demut....

Zum rechten Gebet gehört wahre Demut des Herzens, dann erst ist es Mir wohlgefällig, denn die Demut Mir gegenüber ist auch ein Beweis der Liebe zu Mir, weil die Liebe niemals herrschen will, sondern dienet.... Und wer Mich also bittet mit dem Gefühl der Liebe im Herzen, der wird auch nur demütig vor Mich hintreten können, seine Liebe erwidere Ich und schenke ihm Meine Gnade.... Wem aber die rechte Demut mangelt, dessen Gebet ist nur ein Angstruf zu Mir, Den er wohl im Herzen anerkennt, nicht aber liebt, weil er selbst noch nicht zur Liebe geworden ist und, weil er selbst dem Nächsten keine Liebe entgegenbringt, auch von Mir keine Liebe und Gnade empfangen kann. Dies ist auch oft der Grund, daß Bitten unerfüllt bleiben, denn die Demut des Herzens verlange Ich, weil sie der Beweis der Liebe zu Mir ist. Demut des Herzens schaltet jeden überheblichen Gedanken aus, sie schaltet liebloses Handeln aus, denn Liebe und Demut gehen miteinander, nicht aber gegeneinander. Darum ist ein demütiges Herz Mir wohlgefällig, und Ich überschütte es mit Gnade und Liebe. Die tiefe Demut liegt aber nicht im äußeren Gebaren des Menschen, denn dieses ist Mir allzeit verhaßt.... Die Demut Mir gegenüber kommt allein im Gebet zum Ausdruck, die Demut dem Nächsten gegenüber in dienender Nächstenliebe. Äußere Gebärden aber täuschen oft Demut vor, während das Herz solche nicht empfindet. Doch Ich sehe auf den Grund der Seele.... Ich lasse Mich nicht täuschen durch den Schein, und daher wird das Zeichen Meiner Gnade selten dort zu finden (sein = d. Hg.), wo nach außen der Schein der Demut erweckt wird, wo die Mitmenschen solche erkennen sollen in Gebärden, in der Haltung oder demütig klingenden Worten.... Ich achte nur auf die Demut des Herzens, und jene Menschen bedenke Ich, wenngleich sie nach außen sich behaupten und keine Unterwürfigkeit zur Schau tragen. Wer aber in dienender Nächstenliebe tätig ist, der überhebt sich nicht und bleibt allzeit ein Diener des Herrn, denn er erfüllt Mein Gebot, er tut, wie es sein Herr geboten hat, er unterordnet sich Meinem Willen, ohne dazu gezwungen zu sein. Und so er also zu Mir betet, wird seine Bitte gleichfalls die eines Dieners dem Herrn gegenüber sein oder die eines Kindes zum Vater, Dem das Kind in Liebe sich unterstellt und tief demütig Ihm seine Sorgen anvertraut.... es wird nicht fordern, sondern bitten, ein Zeichen der Demut, des Anerkennens Dessen, Der ihm die Bitte erfüllen soll.... ein Anerkennen Seiner Macht und Liebe.... und seine Bitte bleibt nicht unerfüllt.... Betet recht, so soll euch auch allezeit Erfüllung werden.... bittet, aber fordert nicht.... bleibt tief demütig im Herzen, auf daß Meine Gnade euch überströmen kann, und wisset, daß Ich niemals eines äußeren Zeichens bedarf, daß Mir äußere Zeichen niemals wohlgefällig sind, weil sie leicht ein Deckmantel sind für die, die nicht zutiefst wahrhaftig sind, die täuschen wollen und deren Herzen anders empfinden, als es scheint. Darum achtet auch nicht jener oder eifert ihnen nach, sondern dienet in Liebe dem Nächsten, und es wird euch wahre Demut des Herzens zieren, die Mein Gefallen findet und die Ich mit reicher Gnade lohnen kann....

Amen

Gebed in deemoed

Tot het ware gebed behoort ware deemoed van het hart, dan pas is het Mij welgevallig. Want de deemoed tegenover Mij is ook een bewijs van liefde tot Mij, omdat de liefde nooit wil heersen, maar dient. En wie Mij dus met gevoelens van liefde in het hart iets vraagt, die zal ook alleen maar in deemoed voor Mij kunnen verschijnen. Diens liefde beantwoord Ik en Ik schenk hem mijn genade. Wie het echter aan ware deemoed ontbreekt, diens gebed is slechts een angstkreet tot Mij, die hij wel in zijn hart erkent maar niet bemint, omdat hij zelf nog geen liefde is geworden en omdat hij zelf zijn naaste geen liefde betoont en daarom ook van Mij geen liefde en genade ontvangen kan. Dit is ook vaak de reden dat verzoeken onvervuld blijven, want Ik verlang de deemoed van het hart omdat ze het bewijs is van liefde voor Mij. Deemoed van het hart schakelt elke aanmatigende gedachte en liefdeloos handelen uit, want liefde en deemoed gaan samen, maar niet tegen elkaar in. Daarom is Mij een deemoedig hart welgevallig en Ik overlaad het met genade en liefde.

De diepe deemoed ligt echter niet in de uiterlijke manier van doen van de mens, want hieraan heb Ik een grote hekel. De deemoed tegenover Mij komt alleen tot uitdrukking in het gebed, de deemoed tegenover de naaste in dienende naastenliefde. Uiterlijk gedrag echter spiegelt vaak deemoed voor, terwijl het hart hier niets van voelt. Maar Ik kijk tot op de bodem van de ziel, Ik laat me niet misleiden door de schijn en daarom zal het blijk van mijn genade zelden daar te vinden zijn, waar naar buiten toe de schijn van deemoed gewekt wordt, waar de medemensen de deemoed menen te moeten zien in gebaren, de houding of deemoedig klinkende woorden.

Ik let alleen op de deemoed van het hart en zulke mensen begunstig Ik, ofschoon ze naar buiten toe hun mannetje staan en geen onderworpenheid ten toon spreiden. Wie echter in dienende naastenliefde werkzaam is, laat zich daar niet op voorstaan en blijft altijd een dienaar van de Heer, want hij vervult mijn gebod. Hij doet zoals zijn Heer bevolen heeft, hij onderwerpt zich aan mijn wil zonder ertoe gedwongen te zijn.

En als hij dus tot Mij bidt, zal zijn verzoek eveneens dat van een dienaar tegenover de Heer zijn, of dat van een kind tot de Vader aan wie het kind zich in liefde onderwerpt en Hem in diepe deemoed zijn zorgen toevertrouwt. Het zal niet eisen maar smeken, een teken van deemoed, van het erkennen van Diegene die hem het verzoek zal vervullen, een erkenning van Zijn macht en liefde, en zijn verzoek blijft niet onvervuld.

Bid op de juiste manier, dan zult u ook altijd verhoord worden. Vraag, maar eis niet. Blijf vol van deemoed in uw hart, opdat mijn genade u kan vervullen en weet dat Ik nooit een uiterlijk teken nodig heb, dat uiterlijke tekens Mij nooit welgevallig zijn, omdat ze makkelijk een dekmantel zijn voor diegenen die niet uitermate waarachtig zijn, die willen misleiden en wier harten andere gevoelens hebben dan het lijkt. Betoon daarom die anderen ook geen achting of volg ze na, maar dien in liefde uw naaste en de ware deemoed van het hart zal u sieren, waarin Ik welbehagen vind en die Ik met rijke genade belonen kan.

Amen