• Zurück

Band der Liebe.... Zusammenschluß mit Gott....

Ein unzerreißbares Band wird geschlungen um Gott und das Wesenhafte, das sich Ihm anzuschließen sucht durch die Liebe. Untrennbar bleibt es verbunden nun mit Gott, Ihm immer näherkommend, ständig Ihm zustrebend, von Ihm erfaßt werdend und in Seligkeit verschmelzend mit der ewigen Liebe, so es vollkommen geworden ist. Es ist diese Bindung das Ziel alles Wesenhaften, das einst aus Seiner Kraft hervorgegangen ist. Gott ist das Kraftzentrum von Ewigkeit, von Dem alles ausgeht und zu Dem auch alles wieder zurückkehrt nach Gottes ewiger Ordnung. Erst was wieder bei Gott ist, ist selig, es ist vollkommen, kraft- und lichtdurchstrahlt und also schaffend und gestaltend tätig. Nimmermehr wird dieser Zustand eine Änderung erfahren insofern, daß die Seligkeit des Wesens verringert wird, sondern ständig erhöht sich diese, weil das Vollkommene keine Grenzen kennt, weil Gott, als höchst vollkommenes Wesen, stets und ständig angestrebt wird bis in alle Ewigkeit. Mit der ewigen Gottheit verschmolzen zu sein bedeutet Teilnahme am Gestalten der Schöpfungswerke, es bedeutet Führung und Betreuung des Wesenhaften, das in diesen Schöpfungen sich birgt; es bedeutet erlösende Tätigkeit an dem unfreien Wesenhaften, es bedeutet Seligkeit und harmonisches Zusammenstreben gleich reifer Wesenheiten und Offenbarungen ungeahnter Herrlichkeiten, die unreife Wesen nicht zu schauen vermögen. Es ist das ewige Leben.... kein Zustand der Kraftlosigkeit und Dunkelheit mehr, sondern nur noch Tätigkeit im Licht und ungeahnter Kraftfülle. Es ist das ewige Leben, das Jesus Christus denen verheißen hat, die an Ihn glauben und Seine Gebote halten, die durch das Erfüllen und Befolgen Seiner Liebelehre schon die Verbindung mit Gott auf Erden anknüpfen, das Band, das immer enger die Seele mit Gott zusammenschließt, bis sie sich gänzlich vereinigt hat mit der ewigen Liebe. Und so muß also unweigerlich der Mensch zum Glauben an Jesus Christus als Erlöser der Welt gelangen, weil sonst die Bindung mit Gott in Ewigkeit nicht hergestellt werden kann, denn der Abstand durch die Unvollkommenheit des Wesens ist zu groß und kann von dem Wesen selbst nicht verringert werden, weil der Abstand von Gott zugleich Kraftlosigkeit bedeutet. Die Kraft aber erwarb Jesus für die Menschen durch Seinen Tod am Kreuze.... Er kam darum zur Erde hernieder, um die Menschen zu erlösen von ihrer Willensschwäche und Kraftlosigkeit und ihnen den Weg zu zeigen, der zum Zusammenschluß mit Gott schon auf Erden führt. Doch ohne den Glauben an Ihn und Sein Erlösungswerk kann der Mensch nimmermehr die Kraftlosigkeit und Willensschwäche überwinden, er kann sich nimmermehr zur Höhe schwingen, weil der Gegner Gottes ihn zurückhält und sein Leben in Ewigkeit verhindern will. Doch wer an Jesus Christus glaubt, der wird selig werden, er wird Seine Gebote erfüllen, sich eines Lebenswandels in Liebe befleißigen und dadurch Kraft empfangen, die Verbindung mit Gott herzustellen, und Gott wird ihn nimmermehr fallenlassen.... Er knüpfet das Band der Liebe um ihn und lässet nicht zu, daß es sich lockere, sondern immer fester umschlinget es, die zu Ihm hinstreben, bis sie untrennbar mit Ihm vereinigt sind....

Amen

De band van de liefde - Aaneensluiting met God

Er wordt een onlosmakelijke band gewonden om God en het wezenlijke dat probeert zich bij Hem aan te sluiten door de liefde. Onafscheidelijk blijft het nu met God verbonden, steeds dichter bij Hem komend, voortdurend op Hem aansturend, door Hem vastgepakt wordend en in gelukzaligheid samensmeltend met de eeuwige Liefde als het volmaakt is geworden. Deze band is het doel van al het wezenlijke dat eens uit Zijn kracht is voortgekomen. God is het Middelpunt van kracht van eeuwigheid van Wie alles afkomstig is en tot Wie ook alles weer terugkeert volgens Gods eeuwige ordening. Pas wat weer bij God is, is gelukzalig. Het is volmaakt, doorstraald met kracht en licht en aldus scheppend en vormend bezig. Nooit zal deze toestand een verandering meer ondergaan in zoverre dat de gelukzaligheid van het wezen wordt verminderd. Veeleer neemt deze voortdurend toe, omdat het volmaakte geen grenzen kent, omdat op God, als hoogst volmaakt Wezen, voortdurend wordt aangestuurd tot in alle eeuwigheid.

Het met de eeuwige Godheid te zijn samengesmolten betekent deelname aan het vormgeven van de scheppingswerken. Het betekent leiding en verzorging van het wezenlijke dat zich in deze scheppingen ophoudt. Het betekent verlossende werkzaamheid aan het onvrije wezenlijke. Het betekent gelukzaligheid en harmonisch samen streven met gelijk rijpe wezens, en openbaringen van onvermoede heerlijkheden die onrijpe wezens onmogelijk kunnen schouwen.

Het is het eeuwige leven, geen toestand van krachteloosheid en duisternis meer, maar alleen nog werkzaam zijn in het licht en ongekende volheid van kracht. Het is het eeuwige leven dat Jezus Christus heeft beloofd aan diegenen die in Hem geloven en Zijn geboden onderhouden. Die door het nakomen en opvolgen van Zijn liefdesleer al op aarde de verbinding met God aanknopen, de band die steeds nauwer de ziel met God aaneensluit, tot ze zich geheel verenigd heeft met de eeuwige Liefde.

En zo moet dus onvermijdelijk de mens tot het geloof komen in Jezus Christus als de Verlosser van de wereld, omdat anders de band met God in eeuwigheid niet tot stand kan worden gebracht. Want de afstand door de onvolmaaktheid van het wezen is te groot en kan door het wezen zelf niet worden verkleind omdat de afstand van God tegelijkertijd krachteloosheid betekent. Maar door Zijn dood aan het kruis verwierf Jezus voor de mensen de kracht. Hij daalde af naar de aarde om de mensen te verlossen van hun wilszwakte en krachteloosheid en om hun de weg te tonen die al op aarde naar de aaneensluiting met God leidt. Maar zonder het geloof in Hem en Zijn werk van verlossing kan de mens nooit de krachteloosheid en wilszwakte overwinnen. Hij kan nooit opwaarts gaan, omdat de tegenstander van God hem tegenhoudt en zijn leven in eeuwigheid wil verhinderen.

Maar wie in Jezus Christus gelooft, zal zalig worden. Hij zal Zijn geboden nakomen. Hij zal zijn best doen een levenswandel in liefde te leiden en daardoor kracht ontvangen om de verbinding met God tot stand te brengen. En God zal hem nooit laten vallen. Hij knoopt de band van de liefde om hem heen en zal niet toelaten dat die losraakt. Integendeel, deze omstrengelt steeds vaster degenen die op Hem aansturen, tot ze onafscheidelijk met Hem zijn verenigd.

Amen